UitgeverW. A. Van dpn Mimckhof, Venray. Onveranderlijk. Zaterdag 3 September 1910. 31ste Jaargang No 36. Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Noch rijken, noch armen Landbouw. znr"lfl''rnBn Mengelwerk. Een avontuur op een schip. Abonnementsprijs per kwartaal voor Venray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 0 c. MAAS Prijs der Advertentiën: van 1 4 elke regel meer letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 c. 5 c. Als het waar is, wat bericht wordt ?ou er dezer dagen weer geschoten zijn op een luchtbal, welke zich boven de Russische grenzen bevond. En erger nog zou een vlieger procesverbaal hebben laten opmaken door de bevoegde overheid wegers sabotage. In de olie welke voor zijn motor tijdens het vliegen benoodigd is, had men een mengsel gedaan, dat de uoodlottigste gevolgen kon hebben. Treurige bewijzen voor de onveran derlijkheid van den mensch, ook waar het zijn neiging tot misdaad betreft. Want 't is of met den vooruitgang der wetenschap onmiddelijk met zijn slecbt-aardigheid gelijken tred houdt. Scheikunde, techniek, alle takken van wetenschap en toegepast weten schap brengen oto Ko->go» op. Doch terzelfdertijd maakt de misdadiger er gebruik van om de producten van genie en kracht prijs te geven aan de vernieling. De beroemdste brandkastenfabriek bouwt haar kluizen op oen onbegrij pelijk vernuftige manier', de weten schappelijke inbreker vindt te ge lijkertijd de middelen uit, welke de weg wijzen dwars door het dikste panteer te komen. Luchtvaarders en vliegers schetsen ons in vreeselijke tafereeleu, hoe ze ook met het beste tuig, zich plotse» ling machteloos gevoelen tegenover de stormon en vlagen daarboven. Dat belet niet, dat anderen, die zich medemenschen laten noemen, hun brooders als vogels zullen neer schieten uit het luchtruim .- o( van te voren reeds de oorzaken hun medegeven die de machine onklaar maken en haar bestuurder den dood val prijs geeft. 't Is het eeuwige spelen des mensehen, met het leven, wat te dieper treft als 't geschiedt in 't aan schijn des doods. Zoo slecht als, in zeker zin, licht zinnig. Ook dit laatste vooral. De vlieger, met zijn één-of twee dekker, de man van den doodeorit in 't circus of die bij de schelle tentmu- ziek zijn doodensprong waagt als de instrumsnten hun meeslepende lonen doen hooren of de blik van duizenden bewonderend hun,doen gadeslaat, ze zijn slechts de luidst sprekende, de sterkst en scherpst gekeurde type van 's menschen lichtzinnigheid over zijn hief- en later leven. Vergeten wil hij, wat onvergetelijk is, wat onvermijdelijk met andere namen noemt hij dat eene, waarvan, hij ton volle de beteekenis bevroedt. En vergeten zon hij. zoo gaarne dat eene, als hij kon, als hem geen Stem van Keri of van geloof voortdurend luid te bineen bracht. Daar heeischt in sommige katho» lieke streek van 't buitenland bet fraai gebruik dat als de priester den stervende de laatste teerspijze brengt een dienaar het doodenklokje luidt Die klank van het klokje 't kan een wanklokje zijn voor de menschen der wereld, en door de ziel hun snijden. Want bitter is de gedachten aan den dood voor dengeue, die zijn genoegen heeft in de aardsche goederen. Maar het is een beleekenisvol en fraai gebruik. Duizenden als ze het doodsklokje hooren, laten hun gereedschap voor een «ogenblik rusten, vouwen de handen tezaam, bidden in stilte een gebed mede, voor dengeno die daar zijn laatsten zwaren strijd kampt. En zoo, door de gebeden van zoovelen, van zijne geheele parochie, als door engelenscharen vergezeld, gaat de stervende over in 't andere leven. Midden in den tijd, te denken aan de eeuwigheid 't is een ander iets dan te spelen met het leven wuft, en lichtzinnig. Nog rijkdom riog armoede Als wij deze woorden hooren, aldus lezen we ic de E,, in den mond van heD, die minder door de fortuin begun stigd zijn dan zijn we genegen om te schok-schouderen van medelijden, omdat zij te goedertrouw, slechts hunne natuurlijke nijging tot gemak zucht involgen omdat zij, te eenvou dig en ongeleerd om het bedrog te ontdekken, zich door oneerlijke kunstgrepen laten verleiden omdat zij al te licht geloof hechten aan de grootspraak van sommige zoogezegde verspreiders der wetenschap er. omdat zij schijnen niet te willen inzien welke tei tel ijk de inzichten zijn van die kwalijk gezinde volks vrienden. Maar als wij die woorden .- noch riiken, nog armen, hooren in den mond van sommige kopstukken die het volk op allerlei mogelijke manieren aanhitsen en Jot ontevreden brengen, die in tijd van nood, bet volk op straat onder de gewapende macht jagen, en zelfs achter de schermen zitten, dan roepen we huichelarij volksuitbuiterij Noch rijken, noch armen '.t Kan heel schoon in de ooren klinken maar om tot die gelijkheid te komen, staan er eerst menigvuldige voor» waarden ter verwezenlijking. En als wij die voorwaarden nazien dan twijfelen wij sterk, of wij het dood vonnis dier meening niet uitspreken. Eerst dan zal er mogelijkheid zijn om tot die gelijkheid te komen, of er aan te denken Als alle menschen even gezond zullen zijn. Vraagt het aan de kranke en gebrekkige die gij kent, gaat zien in de gasthuizen, en gij zult begrijpen in hoeverre dit waarheid is. Als alle menschen even verstandig zullen zijn. Wat al vjlschheid wordt er onder den miamTan wetenschap uitgegeven Wat al onnoozeie woordenkramerij en rotheid wordt er niet ingeademd als I. uter waarheid. Als alle menschen even matig zullen zijn. Als ieder ien zoo weinig bekommerd was om rijn eer en zijn gezondheid als de d -onkaard en de wulpscbaard, dan w re er misschien middel om zoover te teraken. Als alle mensc' en even werk» zaam zullen zijn, 't w re te wenschen dat gemakzucht, lamt< ndigheid, vad» sigheid, van deze w rold niet meer waren. Als alle menschen v ron deugdzaam zullen zijn. Hoevele zijn er die in hunne handelwijze, aan broederlijk» beid, eerlijkheid en rechtvaardigheid zelfs niet denken 1 oevelen zijn er die immer handelen, om hunne teugellooze hebzucht, die het schand en brandmerk onze samenleving is. in te volgen. Hij die de maatschappij gelijkheid heeft weten te verschaffen onder al die voornoemde oogpt aten, hij ware zonder twijfel de v rdienstelijkste man die ooit zal gelee) 1 hebben. Welke eeuw zal zulkdamea ^.ireumëriï'r 4-oroen Aou 't nog voor 2000 zijn Wie tw ijfelt daaraan f Wij sterk iüoede on slechte haver Haverkorrels moeten hard, droog eu effen zijn zij moeten een dun blinkende schil hebben. De smaak van het meel uit de korrel moet eenigzins gelijken op dien van hazelnooten. Goede, gezonde haver is geelachtig wit. Is zij dof of grijsachtig van kleur dan kunnen wij verzekerd zijn, dat zij in kwaliteit verminderd is. Indien er vlokken op de korrels komen, dan is de haver ook misschien door schimmel of iets dergelijks van mindere boedanigheid. Buiten de gele haver hebben we ook nog de zwarte, welke voor een uitstekende kwaliteit gehouden wordt en dus zeer geschikt is als paarden» voedsel, daar de schil nogal dun is en de korrels, iu evenredigheid met andere soorten, veel meel bevatzij houdt ook meer aanprikkelend stof in. Een kwaad dat dikwijls bij de j haver voorkomt is het uitloopen. Dit gebeurd dikwijls als de schoven, wegens nat weder, buiten blijven staan. Schimmelen is daarvan ge woonlijk het gevolg. Hierdoor ver» raindertvooreerst de haver in voeder waarde en vervolgeus kan zij oorzaak zijn van erge ziekten en van ver» schieting. Hoe men boonen langdragend kan honden. Boonen lang dragend te houden moet men ze steeds tamelijk jong plukken. Het plukken moet met groote voorzichtigheid geschieden en men moet de boontjes vooral nietaftrekken want dan trekt men menige stengel stuk of den plant uit deD grond. Bij regenachtig weer kan men wat sterk verdunden vloeimest geven en bij droog weer flink gieten. Het gieten moet geschieden na zonsonder» gang, als het wat koeler geworden is. De opbrengt wordt door zulk een behandeling sterk verhoogd en de boonen dragen tot in den herfst. Voederen met oordeel. Paarden, die korten tijd na het voederen aangespannen of gezadeld worden, komeu buiten adem en be» beginneu te zweeten. De oorzaak ligt daann, dal de gevulde maag op de longen drukt on het ademhalen be» moeilijkt. Dampigheid ontstaat niet zelden door voederen kort voor den arbeid. Maar ook afgezien daarvan is deze wijze van voederen niet verteerd wordt en ongebruikt uit het lichaam wordt gestooten. Mooie groenten Als men gedurende den zomer de groenten wil laten ontwikkelen zelfs op minsoortigen grond, zal men goed doen door eenmaal per week te gieten met mestwater van stalmest. Men neemt daartoe versche koemest of kippenmest en lost dien in water op. De planten worden daardoor niet alleen mooier en grooter maar ze Men kan bet mestwater met den gieter rondom <ie planten gieten en men moet het altijd doen des avonds of bij regenachtig weer. Bij de kool» soorten moot men het geven' eer zich de kop gevormd heeit. Ik was nog maar matroos, zoo ver haalt kapitein Spruyt, en ik was met De Triton" een Amsterdamsche bark van de firma Keuvel en Comp.. op de terugreis van Batavia en Semarang. We hadden sui ker en koffie in, en bovendien een zootje wilde dieien aan boord voor den apentuin te Amsterdam o. a. allerlei vogels, slangen, apen en een grooten tijgor, heu«ch een ef fectieven, levenden koningstijger, en onder de slangen was er een, die zeker wel zoo lang was als de langste tros. diao ik op de -Argo" heb en zoo dik als een man om zijn middel. Dat beestentuig is eigenlijk beroerd goed aan boord van een schip, en in den begin ne kon ik in mijn kooi geen oog dicht doen. Als -mesjeu" tijger het. uiet in de muts bad en hij begon te brullen, dan had je een spektakel onder al dat vee, vooral onder de apeD, dat hooren euzienjo verging, Van de slangen hadden we niet den minsten last; ze rolden zich geregeld op als een tros of talie, naar gelang van de dikte en ze sliepen veertien dagen of drie weken achter elkaar tot ze bonger kregen, en dan voerden we ze kippen en duiven en leven de ratten of muizen. Zoo n rat bij eeo slang, dat was altijd een aardigheid om te zien. Je zult zeggen zoo n muis of rat kan nog al gemakkelijk wegkomen; ze heeft maar een klein gaatje noodig. Dat is ook waar, maar het was of dat goed betooverd was, zoodra het de slang in het oog kreeg en zij het met haar oogen aankeek. Dan begon de rat te hijgen en haar haren gin gen rechtop staan; ze zette haar oogjes zoo wijd mogelijk open, en eindelijk deed ze een sprong en weg was het dier in deo open muil der slang, die niets anders te doen had dan het in te slikkeo. Ik zeg maar dat zoo'n serpent eene gemakkelijke manier heeft, om aan den kost te komen; en ze geven zich niet eens de moeite om heur kiezen te gebruiken; ze slikken haar rantsoen maar door, en gaan weer een dag of veertien onder zeil met de cogen toe. Die dikke. de boa-constrictor heeft ons wat kippen op gevreten; het was zonde en schande. Ik zeg maar: alle liefhebberij» tjes kosten geld, maar zoo'n wilde beesten- liefhebberij is bijzonder duur. Ik zoadat ontuig maar in de wildernis laten; daar kan het elkaar opvreten; want aan boord en in de menagerie moet je liet den kost geven, kon je het nog maar met het volk laten mee schaften, maar het is up zijn manier nog kieskeurig ook. Enfin de kapitein en het volk kregen een goede premie als de bezending levend thuis kwam en dat maakte alles goed. We waren al een heel eind weg; aan de Kaap hadden we ongemakkelijk moeten bokseu, want daar is altijd vuiligheid aan de lucht. We waren zoo wat op de hoogte van St. Helena, ik zal het nooit verga ten toen ik 's ochtends de wacht had aau het dek en ik tegen de verschansing wa9 gaan zitten om zoo, en passant r.og, vóórdat bet licht werd, een uiltje te knap pen. Ik wou wel eens weten boe bet kwam, maar ik droomde dat de tyger uit zijn hok was gebroken en krygertje met me aver het dek speelde. Ik schrikte wakker, ik zotte rayn oogen zoo wijd mogelijk apen, om zeker te zijn, dat ik maar gedroomd had, maar jawel; rayn droom was maar kinderspel geweest. Een pas of tien van me af, bij den groo» ten raast, daar lag mesjeu tijger o£ het een kat die op een vogeltje loert, en hy keek mij met zijne groene, scherpe oogen vlak in het gezicht. Het was precies of ik, een stem boorde, die zei: -Verroer je niet, of je bent er om koud.'" Ik bleef stil zitten en keek hem aan en hij mij, en zoo bleven we elkaar een mi nuut of vijf aankyken, tot myn oogen eindelyk overliepen. Roepen durfde ik uiet, allerlei gedachten schoten me door bet hoofd: maar ik kreeg geen enkelen goeden inval- Het was doodstil op het dek en zooals ik later hoorde, was de roerganger opdat oogenbiik, evenalste voren, ingedut. De zon was oog niet op, maar het was tocb licht genoeg, om alles duidelijk te onderscheiden. Eindelijk richtte zich mijn overbuurman langzaam op, en met den buik langs den grond strijkende, den hals uitgestrekt, en uu oogen, die als vuurballen glommen, strak op mjj gericht, kwam hy voorzichtig nadet, gereed om zijn sprong te doeu. Ik begreep dat langer stilzitten mijn dood zou zijn; maar ik had mets bij de n-m-l om my al was bet maai voor du aardigneid te weer te stellen. Vlak bij mij stond een puts met vuil zeepsop dat was net eenige. lo tyd van nood pak je alles aan; een stroa'je is ge noeg vooreen drenkeling, zeggen ze; maar dat is de waarheid. Eeu, twee, üiie; ik pak de puts, onder bet opspringen, en ik smijt mijn maat het vuile water op den kop. Je had moeien z:eu, hoe hij achteruit stoof, en ik niet links, aN een weerlicht den boegspriet op. naar der. kluiverboom; maar de satan had me op dien ongelukkige mor gen een kwade partuur gegeven. I& zal, dacht me veilig en wel op mijn kluiverboom, daar komt me dien beroerde tijger, nadai by zyn oogen had uitgeveegd, terug eu gaat weer in zijn vorige positie tegen den ooegspriet liggen. Wol verdraaid dacht ik; dat is nu iemand toch negeren. De tijger is in staat my te vervolgen, tot me niets anders overschiet dan me te water laten vallen, en daar had ik niet veel trek in, want we hadden sinds drie dagen een haai in ons kielwater, die mans was. Ik bad nooit zoo'n kerel gezien, en dat by nog present was, dat wist ik, waut toen ik zooeven naar beneden bad gekeken, bad ik het loods mannetje V aan bakboord bij den boeg gezien. Er mankeert nu maar aan, dacht ik, dat meteen de boa-eontrictor ook uit zyn hok komt gekropen; dan ben ik goed af; erger kon je bet onmogelijk hebben; maar die QSftSt sliep pas sinds ?ier dagen, dat

Peel en Maas | 1910 | | pagina 1