Weekblad voor en De zegen der ouders Tom Lear. UitgeverW. A. Van den Munckhof, Venray. Zaterdag S3 .Juli 1910. 3 lete Jaargang No 3D. I)it nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Het Recht op vreugde. Mengelwerk. PEEL Abonnementsprijs per kwartaal voor Vbnrat 50 c. franco per post 05 c. voor het buitenland by vooruitbetaling 85 o. aftonderlij ke nummers 6 o. MAAS Prijs der Advertentiën: van 1 4 regels 20 c. elke regel meer 5 c< letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. Wannesr in den goeden ouden tijd een zoon bet ouderlijk huis ver liet, om als soldaat bf student naar een vreemde stad te trekken, of wanneer de ambachtsleerling of de bruid afscheid nam van vader en moeder, dan knielden zij bij de deur nog eens neer en vader en moeder legden hun hand op 't hoofd, spraken een gebed, en teekenden met wijwater drie kruisjes op hun voorhoofd, terwijl zij baden »Ik zegen u in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes", «De zegen van Uw vader en Uwe moeder begeleide U en behoede u voor zonden en ongeluk," Zoo was bet vroeger. Nu is't anders geworden. Als tegenwoordig een zoon of doch ter bet ouderlijk buis verlaat, dan wordt er voor afscheid eeD...fuifof n partijtje of 'n feestmaal gegeven. Des anderendaags staat men met een zwaar hoofd op. Ed dan het Nu gauw ik moet weg''. Wellicht zegt vader en moeder nog niet eens »God «ij met U". O nieuwe tijd, gij hebt den zegen der ouders verruild tegen... 't bier glas, den borrel, of de wijnflesch Is bet daD wel te verwonderen, dat de jongelui, buiten in den stroom des levens soms zoo gauw verdrinken Is bet te verwonderen, dat zij, te midden vanslechte makkers het spoor voorgoed bijster raken Geenszios. Zij hebben immers van thuis geen edelen, nechten, godsdienstigen steun meegekregen. Niet eens bij het afscheid hoorden zij een woord van hooger, heiliger liefde, geen gebed, geen vromer zegewensch. Wjj moesten ons schamen over de zwakheid van onzen tijd en terug- keeren tot de oude vrome zeden in bet familieleven. De bekende duitsche volksschrijver Onkel Ludwig, verhaalt in zijn Monika-kalender van 1877 het vol gende »Toen in de laatste dagen van het jaar 1875 mijn lieve vrouw op haar sterfbed lag, wenschte zij nog eens onze vier kinderen te zien. Met veel moeite teekende zij elk kind nog een kruisje op 't voorhooid en toen viel zij ach terover om haar kinderen, in dit leveD nooit weer te zien. O, dit kruisje, deze laatste zegen eener moeder, wie kan de ge voelens begrijpen, die op dat oogeublik bet arme moederhart vervulden, wie kan die smart beschrijven, dat hartverscheu rend leed en daarbjj die overge ving aan God's heiligen wil, dat i vertrouwen op Zijne liefde die hoop op Zijn zegen Wie be grijpt die laaste hoogste uiting van moederliefde, die volheid van wenscheu voor 't geluk der kinderen Kan deze laatste zegen eener moeder zonder uit werking blijven Onmogelijk. In dezen zegen ligt eene kracht opgesloten, dieniet te begrijpen en nog veel minder te beschrij ven is." Moeders, zullen Uwe kinderen ook eens dezen zegen ontvangen Zult ge dan het groote getal van gebeden die gij vroeger vooruwe kinderen gedaan hebt, nog eens kunnen samenvatten? Zult gij dit laatste kruisje maken met vaste hand, in de overtuiging, dat gij tegenover kinderen naar best vermo gen uw plicht vervuld hebt Of zult gij van schrik beven voor het naderend oordeel Zullen uwe kinderen met bittere smart dien laatsten zegen ontvangen om hem nooit meer te vergeten Of zullen zij wellicht met koude onver- schillligheid dit laatste kruisje op hun voorhoofd al spoedig weer af» vegen. Moeders, denkt toch dikwijls aan dien lacotou zogen en bereid Uw hart en dat uwer kinderen voor tot dit laatste bittere uur. Id een opstel onder dezen titel van de Noordbr. lezen we o.a..- De vreugde is de wereldsche zaken voordeelig. Met hare hulp verdraagt men gemakkelijker de bekommerin gen eraan verbonden en ontwart de moeilijkheden; men vindt den knoop en ontdekt met weinig moeite de juiste middelen om tot zijn doel te komen. Een mensch vol bekommeringen en droef van zin is geen goede zaken man; alles laat hem koud of walgt hem, de geringste moeilijkheid ont moedigd hem. Dra zal hij des arbeid opgeven, of zijn werk draagt den stempel van de duisterheid en ge druktheid, die zijn binnenste be- heerscht. Het is voor de heilige deugd der versterving heelemaal geen eer met geringschatting te denken of te spre ken over de zoetheid, den balsem en de welriekendheid der geestelijke vreugde. Die vreugde helpt ons de altijd ge lijke zachtmoedigheid jegens anderen te bewaren. »Als wij blijmoedig zijn, komt ons niets te onpas. Niets verrast ou3, of brengt ons uit het evenwicht. Welke plicht ons ook wacht, welke onvoorziene moeilijkheden over ons komen, welke bekoringen, als door toorn of lichtgeraaktheid te laten leiden, ons mogen kwellen, alles schijnt terecht te komen. Daar is geen schaduw in onze ziel, waaronder wij kunnen neerzitten en verdrietig zijn, want de genade der blijheid heerscht daarin zoo onver» deeld, als de zonneschijn op een sshoonen zomerdag. Slechts de blijmoedigheid verleent die vrijheid 7an geest. Wel verre dat de Versterving een vijandin der vreugde zou zijn, is zij geheel op de vreugde gevest eu deelen al hare strengheden op blij» beid. De eigenliefde is de smet. de gevangenschap, de armoede, de druk de bopze lust van het geestelijk leven en de versterving is de vrijmaking van al deze dingen; geen wonder dat zij zoo blijmoedig is. Voorzeker is het lijden van groote waarde, niet af te venden, or.ont» heerlijk, verdienste!jk. maar men heeft volstrekt niet het recht het een grooler waarde dan de vreugde toe te kennen. De vreugde is wat er het eerst was, het oorspronkelijke, het eeuwige, het lijden is het gevolg der zonden en een toestand van den tijd. Daar zijn menschvn in de wereld, die de gelukkige gave bezitteD, overal vreugde te vinden «n ze achter te laten als zij heengaan. De vreug- deontstroomt, als lichtstralen, hunne vingeren. Daar is iets in hun enkele tegenwoordigheid, in hun stil bijzijn, waaruit men vreugde scheppen kan... Inderdaad is hij de gelukkigste, de grootste, de meest aan God gelijke mensch, die een eenice ware vreugde aan het gelukbez't (-.. -v wereld heeft tóegevoegl". Geheelin overeenstemming met het gewicht, dat de vreugde in het leven der menschen en der menschheid toe komt, heeft de Voorzienigheid ervoor gezorgd, dat in de natuurlijke orde der dingen de vreugdenooit ontbreekt dat een ieder er zich ten minste zoo veel van kan toe-eigenen als voor het leven noodig is. De natuur is onvermoeid en kwis tig in het voortbrengen vaD bloemen; ieder jaargetijde en elk oord heeft zijn eigen flora. Een ordelijk, chrisu telijk leven, geleid door de natuur en het verstand, zal nooit vreugdeloos zijn; de eenzaamheid en de gezellig heid, de ontspanningen de arbeid, gebed en godsdienst, geloof, hoop en liefde hebben elk zijne bijzonder e vreugden. Door eene gezonde en degelijke beschaving kan en moet het leven van den enkeling en van de mensch» beid gemakkelijker en edeler, schoo» ner gemaakt worden. Kunst en poëzie in het bijzonder hebben de schoone roeping en een bijna aan het wonderbare grenzende macht »hemel» sche rozen in het aardsche leven te vlechten". Het echte christendom en de echte godsdienstigheid laten zich altijd hieraan herkennen Zij zullen de lovensvreugde nooit verminderen maar verhoogen. De lord opperrechter van Engeland opende den mond om een veroordeeiing uit te spreken en tevens om den volgenden ge vangenen te doen voorkomen. Er ontstond eene beweging in de rechtzaal, sommige toeschouwers vertrokkën, anderen wissel den toet gedempte stem «enige woorden de ^roee8teu wenddeu het hoofd om naar den binnenkomende. Een deur ging open en in de bank der beschuldigden verscheen een slanke jonge man met een bleek, mager gelaat, gekleed in een donker vry haveloos gewaad. Naast hem een stoere gevangenis bewaarder geplaatst. Zoo dat is de volgende, zei Jef freys. Vlug, man, .je zult het niet lang meer maken. En toen begon een nieuwe comed.e van rechtspleging. Daar waren veel menschen in de rechtszaal eenigen die in hun hart met den ongelukigen gevangene syrapathi seerden. Ook eenige vrouwen bevonden zich onder de stille toeschouwers. Maar de oogen van den jongen man vonden bij nie mand eenig teeken va.i hoop. Toch scheen hem dit weinig te veront rusten. En boveudiec. ofschoon zijn geheele voorkomen gebrek en armoede aanduide zijn oogen schitterden van tijd tot tijd met een uitdrukking grenzend^ aan vroolijkbeid Nu en dan glimlachte hij en ware het met, dat leven en dood in de waagschaal lagen, het zou den toeschouwer een vermakelijk tooneel geweest zijn. Jeffrey's methode van met getuigen om te gaan was zeer cgineel. Ondauks het. feit dat een halve onnootele en een blijk baar valsche getuigen de eenigen waren die iets ten laste van den beklaagde konden inbrengen, was het voor een helder eü nauwgezet oordeel zooals Jeffrey's bezat spoedig duidelijk, dat gevangene ijverig had medegewerkt in den laatsten opstand van Monmouth en dus den dood verdieDd nud. En zonder de jury lastig te vallen "om te onderzoeken en het al of niet -schuldig" uit te spreken, vroeg hij den gevangene of hij nog iets in zyn belang te zeggeD had. Tom Loar was in Somersetshire bekend als een goedhartig maar arm afstammeling van eeo geslacht, trouw aan den koning, en zijn vrienden, wien het gelukt was toegang tot de rechtszaal te verkrijgen, luisterden ingespannen en angstig naar wat zij voor zijn laatste woorden hiel den. Hij sprak de volgende merkwaardige woorden Millord de opperrechter, het eenige ernstig element in dit gerechtshof is het groote gevaar dat hier het leven van een gevangene dreigt. Overigens is het een vermakelijke boel, geschikt om iemands vroolijkheid op te wekken. Mijn eigen leven is gelukkig veilig, zoodat ik met het groot ste genoegen de vermakelijke manieren van dit gerechtshof beschouw. Ik heb gezegd en dank u. Het onmiddelijk effect van deze onver- wachte woorden kan men zich moeilijk verbeelden. De vrienden van de gevangene waren doodelijk verschrikt, de jury stond verbijsterd, de advokaten wachten en anderen in de rechtszaal gieenden verkeerd gehoord te hebben, Eo de lord-opperrechter had eenig3 oogenblikken noodig om in de beteekenis der gesproken woorden door te dringen. Zijn geestelijke vermogens schenen een oogenblik in de war Spoedig echter begreep hij ten volle het hoonende in de toespraak vhn den gevangene en bet bloed steeg Daar het hoofd en ziju oogen schoten bliksem stralen en een vloed van ruwe woorden ontstroomde zijn lippen. Jou jonge melkmuil. Je zult die woorden nog in je dcodstryd berouwen. Weet je wat dat beteekende Ja zeide de beschuldigde, kyk. dit meende ik. En zich plotseling bukkende, vatte hij den verschrikte bewaker bij de köieën en slingerde hem zoo lang hy was over de balustrade dat hy op de tafel der advokaten terecht kwam. Gebruik makende van de ontsteltenis en het tumult dat hierop volgde, ontsnapte Tom Lear door de niet gesloten deören achter in de bank der beschuldigden en verdween langs de nauwe kromme trap, na de deur in het slot ge worpen to hebben. II. Het hovonveimelde kleine voorval kan misschien iets gewoons lyken voor een speurhond der politie en deze mag veron derstellen dat Lear spoedig weer gevangen werd genomen, maar dit is niet zoo, gelijk uit het volgende zal blijken. Eenige uren na het voorgevallene zat de lord opperrechter voor het vuur in een ge zellig vertrek, dat zich in een aangrenzend gebouw van het gerechtshof bevond. Zyn uiterlijk had ten slotte ofschoon ver van kalm veel veiloren van vreeselijke opge wondenheid. die hem na de vlucht van Lear bad aangegrepen en die voor hem een aanval van beroerte deed vreezeu. Zijn pruik lag op do rafel naast de flesub wijn. waaruit ïij zich herhaaldelijk inschonk. Buiten de deur klonk een voetstap en er werd aan de deur geklopt. Binnen, zei Jeffreys en een man in een militaire uniform trad binnen. -Wel kapitein vroeg de rechter. De andere maakte een afwerende bewe- 1 og niet, milord, nog niet. maar hij kau ons niet ontsnappen, Do geheele stad is stelselmatig doorzocht en hij kan niet door het cordon van schildwachten, dat wij met allen spoed hebben uitgezet, zoodot hij zich moet schuilhouden en ons niet vooruit kan zyn geweest. Wij zullen hem spoedig hebben. Vervloekte kerel, bromde Jeffreys, Maar hebt ge de aangrenzende straten en gebouwen doorzocht Neen hebt ge het gerechtshof zelf doorzocht Stellig milord, stellig, zei de kapitein roet een blik op de wijnflesch wij hebben te beginnen met de deur waardoor hy ontsuapte, eiken schuiiiioek geïnspecteerd. Hij moet eene sluwe kerel zijn, wan* ofseboon er op 't oogenblik van ziju vlucht niemand zich op de trap bevood, daar bui- teu waren verschillende personen, waaron der vertrouwde mannen van myn com pagnie. Ik zie, dat ge zoo naar die tlesch kijkt, bedien u zelf maar eens. Maar wat die ander zaak betreft, zorgt, dat vriend Lear ten spoedigste gevat wordt Ik verlang er naar bem op den brandstapel te zien. En als er iemand wordt gegrepen, die hem hulp geboden heeft, met dien zal het ook slecht afloopen. Jeffreys gelaat kleurde weer van woede, terwijl hy dit zeide- De kapitein ledigde zijn glas en stond op om te vertrekken. Nu nog eens wees voorzichtig zei d# rechter, want ik ben vast voornemens deze weerspannige honden te leeren mij te vreezen. Toen de officier heengegaan was, sprak Jeffreys met nog meer ijver de flesch aan die hij spoedig geledigd nad. Hij trok een tweede open, maar het duurde niet lang meer of de vereenigde werking van den wijn en het vuur maakte bem slaperig en binnen een kwartier sliep hij en snorkte luid. Hij bad laug geslapen, het vuur was bijna uitgedoofd en bet rumoer van nachtelyke pretmakers was nagenoeg van de straat verdwenen, toen de rechter een gewaarwor ding kteeg alsof hij by den arm werd gegrepen. Dit herbaalde zich en zijn half geopende oogen vielen op een p»ar versle ten scboeneu. Toeu hij wakker genoeg was geworden om een gevoel van nieuwsgierig heid te ondervinden, vestigde by zijn blik op een smeerige zwarte pantalon. En daarna keek hij, geheel wakker geworden, in den loop van een geweer, waarboven hy de gelaatstrekken van 'l om Lear herkende Ofschoon de hoeken vuu zijn mond zich tot een lach vertrokken, Lear's gelaat droeg een grimmige uitdrukking. Neen, zei bij fluisterend, schreeuw niet railord, of ik zou moeten schieten. Zoo, ik zie, dat ge my verstaat. O neen, niet naar het schelkoord. Zoo. Nu zal ik u vastbinden. Het geweer ter zijde zettende, nam Tom Lear een smal. maar stevig mes en Legde dit op de tafel onder bet hereik van zijn hand. Toen haalde by eon lang touw voor

Peel en Maas | 1910 | | pagina 1