?SÏSAT HO&ST @1 omstreken. UitgeverW. A. Van den Munckhof, Venray, Zaterdag SB Mei 19iO. 31ste Jaargang No. SS Dit numraer bestaat uit TWEE BLADEN. Zondagsrust. Telling betreffende grondgebruik en veestapel. is- Mijnheer Duvel. Halve maatregel. MAAS Abonnementsprijs per kwartaal voor Vbnray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 0 o. Prijs der Advertentièn: van 1 4 regels 20 c. elke regel meer 5 o. letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. Herhaaldelijk wordt geklaagd over het slecht of niet naleven der Zondagswet, die nagenoeg een eeuw oud is. Men wenscht een gewijzigde, waar aan beter de hand zal worden ge houden. Ronduit gezegd verwachten we, zegt het H., van een wet weinig, zoo lang het ons niet gelukt is op dit punt een beteren geest onder het publiek te kweeken. Want wat is er thans van de Zon dagsrust feitelijk nog oveivan het besef dat de Zondag een rustdag behoort te zijn voor ons en voor ande ren Met de Zondagsheiliging is de Zondagsrust te loor gegaan. Nu vragen wij niet, dat men heel den Zondag met de handen over elkaar zal blijven zitten, en ^al vroegen we het, het zou nu eemüSVl niet te verwezelijken zijn. Maar wat we Ihans op dit gebied beleven het voortdurend reizen en trekken, het geregeld aanbieden van verlokkende plezier- en extra-reisge- legenheden, de wedstrijden en ver gaderingen zonder lal, dit maakt dat er van de Zondagsrust voor duizenden en tienduizenden niets terecht komt. Wat kan een wet tegen dit alles doen Bitter weinig. Neen, het eenige middel tot afdoende verbetering is beter inzicht bij de menschen zelf, herleving van het besei dat de Zondag naar Gods gebod behoort te wordeD doorge bracht, dat men, zoo men persoon lijk aan Zondagsrust niet hecht, althans ze voor anderen behoort te eerbiedigen. Wij geven toe, dat niet alles wat vijf en twintig jaar geleden was en kon in onze dagen meer mogelijk is. Of men daarover klaagt en jam» mert, het helpt niets. Maar wel kan op velerlei wijze de schending der Zondagsrust, waarvan we thans getuigen zijn, tot veel klein ner afmetingen worden teruggebracht Dat kan, mits de goede wil aanwezig is ea men over de zaak eens ernstig nadenkt in plaals van den sleur te blijven volgen. Voor een christelijk land als Nederland is en wordt met de Zon» dagsrust al heel zonderling omge» sproDgen. Maar ook wie aan den christelijken Zondag niet meer hecht, kan toch zeer goed voorstander zijn van een vrijen dag in de week voor zooveel mogelijk voor menschen van een dag verpozing in den huiselijken kring na zes dagen ingespannen arbeid. Voor Zondagsheiliging kan slechts hij zich warm maken, die Christen is, voor Zondagsrust kan en moet iedereen zijn. Op dit laatste terrein zou dus een algemeens samenwerking kunnen worden verkregen. Indien allen, die den ernst en de beteekenis van het vraagstuk inzien, begonnen met een goed voorbeeld te geven en in hun kring voor Zondags» rust ijverden, zou reeds veel bereikt kunnen worden. Gaat mon op den lieden betreden weg door, dan raken we steeds verder van huis en is het een illusie van wettelijke maatregelen verbetering te verwachten. De Directie van don Landbouw van het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel verzocht uns de belanghebbenden in kennis te stellen met de voorgenomen telling betreffende het grondgebruik en den veestapel bij de landbouwers. Tusschen 20 Mei en 20 Juni a.s. zullen bij de ingezetenen gegevens worden gevraagd, omtrent de uitge» strektheid grond bij bon in gebruik, zoowel bij in eigendom als in pacht, en het aantal landbouwdieren van verschillende soort, welke door hen worden gehouden. Het is zeer wenscbelijk, dat deze gegevens zoo nauwkeurig mogelijk worden verstrekt, en den personen, met de telling belast, het werk zoo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt Deze telling heeft ten doel een afdoende verbetering to brenger, in de laudbouwstatistiek en deze is een noodzakelijk hulpmiddel om gron» dige kennis te verkrijgen aangaande de toestanden op hot gebied van land en tuinbouw in de verschillende deelen des lands. Daarom handelen de landbouwers in hun eigen belang door juiste inlichtingen te verstrekken. Wij kunnen huu verzekeren, dat deze telling met de belastingen volstrekt niets te maken heeft. Men begi ijpt, dat van Regeerings» wege onmogelijk de belangen van land er. tuinbouw met succes kunnen worden behartigd, zoo voldoende kennis ontbreekt omtreot de in de onderscheidene deelen des lands be» staande toestanden. De telling moet een goed overzicht geven omtrent aantal en grootte der bedrijven. Dit is wel het eerste, wat zoowel vereenigingen als Regeering bij de voorbereiding en uitvoering van maatregelen in het belang van don landbouw noodig hebben. Men moet toch welen, hoe groot het aantal personen is, die bij zoodanige maat» regelen zijn betrokken en hoe hunne positie is. Het kleinbedrijf stelt in den regel heel andere eischen dan het grootbedrijl, zoowel op het gebied van het land en tuinbouwonderwijs, als op dat der veefokkerij, der credietverstrekking, der voorlichting bij den afzet der producten en«. Een tweede punt, waaromtrent deze telling meer licht moet ver» schaden, is de uitgebreidheid van het pachtwezen. Men hoort in de laatste jaren van vele zijden beweren, dat hel pachtwezen kocMoemt ten koste der eiien exploitaih, en men dringt op maatregelen aan ter verwijdering van sommige, het achtwezen aan» klevende, gebreken. Zijn die klacbte i gegrond en komt het pachtwezen zooveel en onder zoodanige omstandigheden voor, dat maatregelen om het te verbeteren gerechtvaardigd en succes kunnen doen verwachten Ziedaar een tweetal vragen, bij de beantwoording waarvan eene ver» trouwbare statistiek, in zake het voorkomen van pacht en eigen exploitatie van groot put kan zijn. In de derde plaat» wenscht men door de telling gegevens te verkrij» gen omtrent het grondgebruik der landarbeiders. Ten slotte worden nauwkeuriger gegevens gewensebt omtrent den veestapel; zoowel de vereenigingen als de Regeering bemoeien zich hoe langer hoe meer met Ce veefokkerij. Bepaalden zich die bemoeiingen aan» vankelijk alleen tot de paarden en rundveefokkerij, in d: laatste jaren heeft men terecht ieeren inzien, dat de teelt van kleinvee, varkens, scha» pen, geiten, pluimvee en bijen, in Diet minder mate de aandacht waard Het is echter met tfiieen noodig, dat in het belang der veehouderij dooi vereenigingen en regeering wordt gowerkt, maar vooral ook, dat de aangewende moeite en gelden worden aangewend, d. i. overeen» komstig de behoeften en de belang» rijkheid dier verschillende takken van veehouderij in het algemeen en in de onderscheidene deelen des lands Eene betrouwbare statistiek kan in dezen weer een goede gids zijn en voorkomen dat steun wordt verleend waar hij niet, en steun wordt ont» houdeif,- waar hij wel noodig is. Uit het bovenstaande moge vol» doende blijken, dat men in zijn eigen belang handelt niet door eene zekere terughoudendheid te toonen, maar door zooveel mogelijk mede te werken. In de eerste plaats hebben de vereenigingen hier eene taak te vervullen. Laten zij alles wat in haar vermogen is doen, om hare leden op te wekken tot het verstrek» ken van juiste gegevens. Mengelwerk. van Rbenanus. In de groote hitte van een zomernamid dag had een geforceerde raarsch mij aan het doel mijner wandeling, de naaste stad, gebracht. Voordat ik er toe overging mijne zaken en zaakjes af te doen, ging ik mij eerst een beetje verfrisschen in een herberg naby de domkerk. Daar vond ik eenige gemoedelijke stamgasten by elkaar zitten, die ook door de zomerhitte tot een verkoe lenden dronk gelokt waren. Terwijl wij zoo gul pratend bij elkander zijn, komt een goeduitziend echtpaar den tuin ingekuierd. Kom Kaatje, ga hier eens zitten, wij willen bij dat heote weer wat drinken, zeide op vriendelijke toon de man tot zijne wederhelft. Beidon kwamen nader in onze buurt, en toen zij ons voorbijgingen, groette een van ons gezelschap, clio blijkbaar al wat langer bij zijn verkoelenden drank gezeten bad, de voorbygaaode vrouw met de woorden: Kijk, goeden dag, vrouw Duvel, hoe gaat 't je 1 Meer sprak hy niet, want terstond hij van de vrouw een antwoord dat ik zoowel wegens de lengte als wegens het krachtige, maar liover niet navertel. Daar bad natuurlyk ons gezelschap voel pret van; zoodat de vrouw het altijd nog warmer kreeg, en wie weet wat er nog gebeurd zou zijn, als het den man niet gelukt was zijne ega naar den anderen kant van den tuin te troonen, waar een kellner spoedig wat verkoeling bracht. Ik zat bij dat voorval te kijken met een gezicht dat duidelyk te kenneo gaf, dat ik van dat alles niets begreep, en vragend zag ik mijne disebgenooten aan. Wat beteekent dat toch, en waarom wordt die vrouw zoo woedend Oh, gij kent mijnbeer Duvel en zijn vrouw met Nu. dat willen wij u terstond vertellen. En zonder dat ik nog wat behoefde te vragen hoorde ik het volgende verhaal Hel was zoo wat om en om 1848, toen die zoogenaamde verlichting ook hier heen kwam. Van kerk tot geestelijkheid wilde men zoo gauw als verlicht mensch niets meer weten, daarvoor was men te liberaal. Ook mijnheer Duvel (hoe zijn eigenlijke naam is doet niets ter zakej maakte de mode mee. Aan zijn stamtafel bad hij spoedig het hoogste woord en zocht hy ons tot zijne nieuwe inzichten over te halen. Nu wisten wij allen dat zijne zwakke zijde de vrees voor spoken was. Voor dat de verlichting zyu hootd beschenen had, onderhield hy ons dikwijls over spookgeschiedenissen, en als wy dan ons geloof te kennen gaven, dau kwam hij met zijn grootmoedor en overgrootmoeder als getuigen aangedragen. Maar die geschiedenissen pasten in het geheel niet bij de verlichting. Dat wist hij zeer goed en hy zweeg dan ook, sedert hy een voorstander van de nieuwe sport was, zeer wijselijk stil daarover. Kwam bij echter 's nachts op een plaats die zijne o'-ergrootraoeder als verdacht had aange wezen. dan kou een goed hoorder nog duidelijk waarnemen dat hij binnensmonds zoo wat prevelde van: Alle goede geesten loven den heer welke verzuchting zijne raadgeefsters als een onfeilbaar mid del tegen spoken hadden opgegeven. Bij wegen, die kruislings over elkander giugen, sloeg de verlichte man nog altyd een kruis, in 't kort, de oude angst was bij de nieuwe verlichting nog altyd gebleven. Op een winteravond maakte hy het met zijne verlichting al te gek. De oude Smit gaf hem dan ook een geduchteo uitbrander en vroeg hem, hoe hij die spookgeschiede nissen met zijne verlichting kon doen rijmen. Dommigheid al die spoken! Vroeger fopte men oude menschen daarmee, maar nu nog maar alleen kinderen, geen mannen zooals ik. Maar gij zegt toch altyd nog je spreukje up als je 's avonds laat naar huis gaat, zeide Smit. Nog niet lang geleden heb ik 't nog- gehoord, toen wy het gerechtsgebouw voorby gingen. LasterI anders niets als laster! riep onze held. Toen werd Smit grof, en byna waren zij handgemeen geworden. Maar toen de dap pere vellichte het aanbod deed, om zijne onverschrokkenheid te bewijzen door op een kruisweg den duivel zeiven uit te dagen kwam er eeu kleine beweging in de lippen van Smit, en terstond ging hy in, op het voorstel van zijn tegenpartij. Goed, goed, wij houden ons aan je woord wij gaan terstond naar het Galgen plein, dat is niet ver van hier. Morgen morgen ik moet toch eerst de bezweringsformule nakijken! Kom, kom doen wy het vandaag maar Tevergeefs was alle tegenkanting, de uitgelaten plaaggeesten bestormden den ongelukkige zoo, dat er aan geen uitstel te denken viel. Men ging op weg, stelde op bovengenoemde plaats een kring van stcenen op en bracht onzen beid, met een eindje kaars, in bet midden daarvan. Allen hadden prot in den angst van den gefopte. Zijn knieën beefden, kond zweet stond op zyn voorhoofd. Eo men wilde reeds aan de grap een einde maken toen opeens iots onverwachts gebeurde, dat zelfs den moedigste zou doen verschrik ken. Plotseling sprong eene zwarte gestalte in den kring en pakte onzen geestesbe- zweerder in den nek. Waarop hy begon te roepe.) Heer Duvel, heer Dn vel, laat mij toch los Kaatje, help, help. bolp 1 De vermeende duivel begon toen harte- lyk te lachen, en de oiostaanders lachten mee, want zy erkenden in hom don stads- schoorsteenveger, bekend om zyn grappige invallen. Deze was geroepen voor een schoorsteenbrand en kwam nu juist in tyo roestig pak terng, toen de bezwering plaats bad. Den bezweerder in den nek pauken en hem zoo een goede les te gevon over zijn kinderachtigheid was voor hem denken en doen. Slechts zeer langzaam kwam de duivel bezweerder tot zich zei ven en ging snel naar baia, toen hy een beetje tot bedaren was gekomen. Ganw legde hy zich op bed maar onrustig was zijne slaap, voortdurend droomde hy zwaar. Zeer bezorgd vroeg hem den anderen morgen, zyne vrouw of bij niet ziek was. Maar voor dat de vraag was gesteld overviel baar een groote L>q£. *ij, Horov» man ,nr> rret TV-vff- ovordekt zag. Ook baar mooi en met fris- sche lakens opgemaakt bed was vol met roet. Wat er nu over den niets kwaads vermoedenden droomer neerkwam kan men zich licht voorstellea. Slechts na heel lang wachten kwam de arme echtgenoot aan het woord. Maar dit was nog niet genoeg, nog andere straffen wachtten hem. Waar hy ticli ook vertoon de, daar werd hij om zyn uitgestooten angstgescbrei mynheer Duvel ge* noemd, en omdat zijne vrouw daarover in de grootste woede geraakte, by iedere gelegenheid, heette deze gauw vrouw Duvel. Lang bleef hy weg van zijn stamtafel eo toen hij er weder kwam aanzitten, was by niet meer de groote woordvoerder over spookgeschiedenissen of over verlichting. Iu do Staatscourant brengt de Minister vod Financiën Ier alge» meene kennis, dat bet te rekenen tan 1 Juni a.s. in de gemeonteii Maastricht, St. Pieter en OudVroen- huven niet langer geoorloofd zal zijn nikkelen en koperen munten van bel Duitscbe Rijk in betaling te geven. Geen grosschen en pfenningen meer dus. Wij betreuren dezen balven maat» regel en vreezen. dat dit besluit veroordeeld is, om niet te worden uilgevoerd, zooals zoovele vroegere besluiten op het gebied der muot» kwestie. Zoolang het ontvanger, en uit. geven van Duilsch zilver wordt toe» gestaan, zal de bij dat muntstelsel behoorende nikkeimunt onmisbaar zijn. fVan koperen munt behoeft geen sprake te zijn. Daar bij de invoering van deze munt verloren wordt, is ze in Limburg bijna onbekend. Het is te voorzien, dat de zilveren Nederlandsche pasmunt, hoeveel ze ook worde ingevoerd, zoo regel» matig zal wegvloeien, dat in bet verkeer steeds gebrek zal zijn aan pasmunt, waardoor overtredingen niet kunnen uitblijven.

Peel en Maas | 1910 | | pagina 1