UitgeverW. A. Van den Munckliof, Venray. Waterlossingen. Mijn eerste schot. Zaterdag 31 Augustus 190Ö. 3Qöte .Taargang No, 34 TWEE Dit nummer bestaat uit BLADEN. Schouw der De beteekenis van den werkman. Mengelwerk. Abonnementsprijs per kwartaal voor Venray 50 e. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. van 1 et Prijs der Advertentiën: 4 regels gQ C- elke regel meer 5 c[ letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. iben thans allen op hem beter hunne Hij vcrdi-nt de ver hting vsn aandacht gevestigd. Daarvoor brengt jdod en van de menschel-, De werk- Burgemeester en Wethouders van Venray, brengen bij deze ter kennis van belang- hebbenden, dat schouw zal worden gevoerd over de volgende waterlossingen, op ach ter elk harer vermelde tijdstippen LEGGER A. 1. Van Breevennen, op den II Sept. 1909, van 8 uur voorm. tol 5 uur nam. 2. de Oirlosche Pas. op den 11 Sept. 1909, van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 3. Waterlaal de Scheijde, op den 14 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot uur nam- 4 de Leunsche beek met een zijtak, op den f4 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 5. de Brugskensche beek op den 11 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam- 6. Waterlaat uit Brugskensche Pas op 14 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 7. de Zompgraaf met een zijtak op den 11 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 8. de Waterlaal op den 11 Sept. 1909 van uur voorm. tot 5 'uur nam. 9. de Weverslosche beek met zijtakken op dtn 14 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 10. van Giesevennekens, op den 13 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 11. Loonsche Pas op den 13 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 12. van Smakterspurkt op den 13 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam 13. Schoorsche beek op den 9 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam 14. de Burggraaf op den 13 Sept. 1909 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. LEGGER B 1. Lollebeek op den 9 Sept. 1909 van 8 uuf voorm. tot 5 uur nam. 2. Oostrumsche beek op den 11 Sept. 19J9 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 3. Loobeeksche beek op den I3 Sept. 1%9 van 8 uur voorm. tot 5 uur nam. 4. Klein Oirio met een zijtak, op den 9 Sept. 1909 van 8 uur voorm. lot 5 uur nam. De eigenaars, pachters of gebruikers van op die waterlossingen gevestigde molens of andere waterkeerende of waterstuwen de werken, zijn verplicht op de dagen der schouwvoering en gedurende de 3 daaraan voorafgaande dagen, aan het water den geheel vrijen afloop te geven, voor zoover hun door Burgemeester en Wethouders of door den Opzichter van den Provincialen Waterstaat te dien aanzien geene andere bevelen zullen gegeven worden. En zal deze op de gebruikelijke plaats aan het Raadhuis worden aangeplakt en aangekondigd in het Weekblad „Peel en Maas" te Venray. Venray, 14 Augustus 1909- Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. ESSER. De Secretaris, STOOT. Dat de werkman ot de werkmans stand in 'l algemeen, van groote be teekenis in de maatschappij is, blijkt reeds uit het feil dat de groote Paus Leo XIII een zijner schoonste Ency clieken aan hem heeft gewijd. Daarom echter is de beteekenis en voornaamheid van den werkman niet grooter geworden, hij is alleen beter gekend. Op het woord van den Paus heb- hulile en noeml Leo XIII zaliger den Paus der werklieden. Om de beteekenis van den werk man te beseffen, moet men hel oog vestigen op zijn arbeid. Hij werkt in het belang der gemeenschap. In de Ene. «Rerum Novarum'' staat geschreven, dat liet eigenlijk dn at beid op 't veld, op de werk plaats en in de fabriek is, die aan den staat welvaart schenkt. Het 19 de werkmansstand, die aan de maatschappij da middelen bezorgt voor de samenleving. Aai: dien stand hebben wij het brood te danken, dat wij eten, de kleeding waarmede wij pos dekken, het buis dat wij be wonen. Hij veischaft ons eedter niet alleen do noodzakelijke levensmid delen, maar ook voor een gedeelte datgene, vat het leren opvroolijkt en aangenaam maakt. Wilt gij echter een goed gedacht hebben van den werkmansstand dan moet gij overtuigd zijn van de waarheid, dat de arbeid voor den werkman niet alleen hel noodzak-lijk middel is, om zijn dagelijksch brood te verdienen, maar dat hij ook de vervulling is van een maatschappe- lijken plicht, welken God zelf den werkman op de schouders heeft ge legd. Uil de ongelijkheid der menschen in lichamelijke eu geestelijke ver mogens volgt natuurlijk ongelijkheid in stand. God heeft die ongelijkheid gewild voor eene geregelde orde in de maatschappij. Die ongelijkheid biengt den mensch lot vervulling van mueielijker en minder voornamen arbeid, maar daarom mogen de hoogere standen niet met verachting op den werkman neerzien, zijn arbeid is van te groote waarde. Tot deze hoovaardij was de wereld gekomen door liet gemis der God delijke openbaring. Zij kende de orde niet voor de menschelijke maatschappij vastge steld. Vandaar het woord van een heidenseh dichter: »ik haat liet ge wone volk en houd het van mij al Een heiden kan men zulk eene hoovaardij om zijne onwetendheid vergeven hij kent Gods wijze voor zienigheid niet, die onder de engelen verschillende koren, onder de men schen verschillende standen heelt ge wild; hij kent de waarheid niet. dal allen, rijken en armen, naar het beeld van denzolfden God zijn ge schapen, allen door het kostbare Bloed van denzelfden Christus zijn vrijgekocht; allen mei dezelfde he- melsche spijzen worden gevoed; allen tot hetzelfde geluk zijn geschapen. De heiden beschouwde den ge wonen werkman als een minder soort mensch en dit kunnen we hem vergeven, maar wat te zeggen van den Christen, die in het licht dei- goddelijke openbaring wandelt en geen goed woord voor den arbeider over heeft; van den Christen die het voorbeeld van Christus kent en den werkman in zijn hart veracht wanneer men zijn arbeid-op zich zelf beschouwt. De arbeid is inderdaad een krach tig middel tot zedelijke verheffingen tol heiliging, «De Kerk, zegt Leo XIII, brengt den bezitter en den werkgever onder het oog, dat handwetl; of arbeid geen schande is. maar (.at het naar waarheid, moet gelden a s eene eer door .eigen krachtsinspanning dat gene te verwerven, w men voor zij 11 onderhoud noodig heeft.'' Dat die verheffende kracht in den arbeid gelegen is, leert ot.s het voor beeld van de heiligen, dii door han denarbeid hun dagelijksch brood hebben verdiend. Hier verschijnt voor or.s oog op de eerste plaats de H. Joseph, die door zijn handwerk onderhoud verschafte aan hel Goddelijk Kim- en zijne Moeder. De God mensch was van den hemel neergedaald, om alles te herstellen ook de waarde van der, rbeid en de groote beteekenis v .-werk mansstand: in dien stand werd hij opgevoed, in de werkplaats van zijn Voedstervader werkte Hij mede Wie kan na zulk eene les en na zulk een voorbeeld nog twijfelen aan het eervolle van den werkmansstand, aan de zedelijke kracht, die van den arbeid uitgaat De eerlijke en brave weikraan beseft dit ten volle. Wordt hij on bekwaam tot den arbeid, dan geeft hij zich 1100de aan de publieke lief* ladigheid over. Alles verkoopt hij, alles offert hij op voor hij bij den arme aanklopt er, dan spreekt hij zijn woord: ik heb altijd voor mij zelven en de mijnen gezorgd, maar nu kan ik niet meer. Uit dat woord klinkt een fierheid, die wij moeten waardeeren; uit dat wooid voelen wij de trilling van eervol hart. Het erheffende van den arbeid hangt niet af van het loon alleeu. Het hangt vooral al van het bewustzijn des w erlunans, dat hij door eigen kracht in zijn onderhoud voorzi.-t. ll ioger nog stijgt de waarde van den arbeid, wanneer de werkman liero gebruikt als een middel tot eigen heiliging. Al is de arbeid eervol, hij blijft altijd een last, vooral omdat hij als een straf voor de zonde werd. Zalig de werkman, die begrijpt dat de ledigheid des duivels oorkussen is en daarom den arbeid bemint. Zalig de werkman, die dagelijks zijn werk aan den Heroclsehen Vader opdraagt en zich vcreenigt met de intentie, waartoe Jezus Christus zijn werk op aarde verrichtte. Hier uit klinkt de waarheid der woorden van de H. Schrift: «het leven van den werkman, die zich van het noodige kan voorzien is zoet en een schat is daarin te vinden". Dat de mensch verplicht is tot den arbeid om redenen van zedelijken aard is door de liberale school ver geten. Zij heeft den arbeid van den godsdienst gescheiden en daarmede zijn zedelijke beteekenis vernietigd. Pater Weisz een socioloog van beteekenis getuigt, dat de ellende van onzen tijd eigenlijk niet de ar moede is, maar de ontkenning van de zedelijke beteekenis van den arbeid. Ook door bet heidendom werd de arbeid van den godsdienst uitgesloten en daarna is hij een schande geworden. Het christendom heelt hem in eere het steld dooi tie wereld' tot den arbeid-te bekeeren: tol den arbeid mot een honger doel tot den arbeid uit streven naar deugd; tol den arbeid, die vrijheid, kracht en zelfstandigheid geeft, tot den arbeid vereenigd met den gods dienst. Werd de arbeid thans door eiken werkman zoo opgevat, dan had de sociale quaestie veel van haar scherpte verloren. Het is de taak van den R. K. Volksbond, van de vakvereenigingen den arbeid te adelen. Daarvoor moeten zij ook nu dienen. De gilde, de vakvereeniging, den R.K, Volks bond. daarin moeten godsdienstig mannen gekweekt worden, die over tuigd zijn van hun beteekenis in de maatschappij eu van do zedelijke waarde van den arbeid. S Wij spraken van de gewaarwording, welke men in den oorlog moet gevoelen, wanneer men een mensch door een schot gedood of gewond heeft. Toen fronste mijn vriend droef dc wenk brauwen, als herinnerde hij zich een pijnlijk avontuur en zei Ik voor mij zal het nooit vergeten. Was op 28 Augustus 1870, bij een verken ning. De eerste soldaat, dien ik opmerkte vluchtte voor ons wegik mikte op hem het schot viel, en de man, in de lenden getroffen, hief zijn armen omhoog, liet zijn geweer los en stortte neer. Mijn hart sprong in mijn borst. Ik bleef daar roer loos staan, versuft, mijn oogen strak ge richt op den man dien ik had geveld. Een stem achter mij riep Goed zoo mijn jongen, ga voortKomaan, vooruit maar vooruit dan toch Werktuigelijk bewoog ik mij voort naar de plek, waar de ongelukkige lag. mij haastend, om tc welen, of hij dood of voudig gekwetst was. Weldra was ik bij hem: hij lag uitgestrekt en met g< sloten oogledenonder hem verfde een bloed straal het groene gras rood. Ik boog mij over hem heenIk wreef zijn polsen cn slapen met brandewijn. Tot het bewust zijn terugkecrend, keek hij mij nvt angstigen lik aan en vroeg in het Fransch, dat ik hem tc drinken zou geven. Maar terwijl ik mijn veldflesch aan zijn lippen zette, gebood de stem van zooeven achter mijVooruitvooruitDaar mee hebt gij niets te maken Ik marcheerde verder, doch weldra beval de bcvelhebbende officier terug te koeren. Ik richtte het toen zoo in, dat ik een weinig achterbleef, om mijn gewonde, weer op te zoeken. Mij was opnieuw in zwijm gevallen en de plas bloed was grooter onder hem gewor den. Andermaal wist ik hem tot bewust zijn te brengen. Hij erkende me en mem. peldeO, zijt gij hetGij zijl een goed mensch.O, ik lijd zoo lIk zal hier dus moeten sterven Wel neen, voegde ik hem toe. Als ik kon ...Tracht u een weinig op te richten. Ik nam hem op mijn schouders en droeg hem naar de hulppost, dien ik niet ver van daar had opgemerkt. Men strekte hem uit op een brancard, om een voorlooping verband te leggen. Ondanks zijn zwakte wilde hij mijne hand drukken, en onder aanhoudend ge kerm, dat me door de ziel sneed, bracht hij er met moeite uit - - Als ge ooit ïn Beieren komtFrits Weimar te Anspach. plotseling zweeg hij stil. Ik liet hem toen aan de zorg der vepleegsters over en vertrok. Ik behoi f wel niet te zeggen dat dit menschenlievend gevoel, dat altijd luide in mij sprak, mij nooit belet heeft, mij mijn plicht van soldaat en patriot' vervul len. Ik heb andere Duitschers ruw be- hand» UI en een afkeer gehad, maar Weimar boezemde mij een levendiger medelijden in. waarschijnlijk omdat hij mijn eerste slaehtofler was. Gedurende den ganschen veldtocht zag ik hem niet terug, want het toeval der gevechten verwijderd» mij steeds van deze plaats waar dit toonccJ had ge speeld; maar onophoudelijk dacht ik er met bezorgdheid aan en zelfs met een soort van wroeging, mij afvragend of hij niet was bezweken aan de gevolgen van het vreeselijk schot, dat hem uit mijn geweer had getroffen. En na den oorlog volgde mij de behoefte tc weten wat er van hem geworden was zoo hardnekkig dat ze den vorm van een manie dreigde aan te nemen. Hij had me hel land aangeduid waar hij woonde waarom zou ik hem niet eens gaan bezoe ken Weldra was ik beslotenin dc maand Augustus 1871 ging ik in Beieren mijn vacantie door brengen. Nog denzelf den dag van mijn aankomst te Anspach won ik inlichtingen in naar het adres van I ricdrich Welmar, ik vernam dat hij in leven was. Dat was een groote ver lichting voor mij. Ik belde aan zijn woning. Een dienstbode opende de deur cn liet mij in dc salon. Ik overhandigde haar mijn kaartje, waaronder ik bad gescheven „De Franschman van 2b Augustus 1870". Dc dienstbode ging een belendend ver trek binnen, en ik hoorde den uitroep Hij' o, wat 'n verrassing' Breng hem dadelijk hier'". Dc kamer binnentredend, zag ik een breeden fauteuil, tc midden van zachte kussens een bieeken, mageren man, die mij ziende zich oprichtte, een kreet slaakte en toen op zijn zetel terugviel. Alsdan stak hij met een haastig, hartelijk gebaar zijn armen naar mij toe. Gijriep hij uit„O, wal ben ik gelukkig En mij niet den tijd 'atende om te antwoorden ging hij voort Verontschuldig me, dat ik blijf zitten dat doet die satansch< kogeldie zit nog altijd in mijn lendenhij vermoordt me langzaam, de schurkGauw Catharina, verwittig mevrouw, mijn moeder, en me juffrouw! Gij moet zeggen dat de Fransch man er is ge weet welmijn redder."' Met een sprong snelde het diensmeisje heen en binnen minder dan geen tijd was k omstuwd door de ganschc familie. Hoe naar waarheid u de hartelijke ontvangst tc schetsen van lieden, die me liefhadden ..onder me te kennen .0. mijnheer uw edelmoedig hart heeft hem voor ons behou den. hij is u het leven schuldig Hij was mij het leven schuldig! Hij... Maar wat 'n leven helaas U. zoo zij had den „geweten, dat dit moordend lood, dal hem martelde, van mij was gekomen >at ik de bewerker was van zijn lijden en van hun leed Toen ze hoorden dat ik twee maanden icantie had, riepen ze uit „Die moet u bij ons doorbrengen!" Ik 111.«akte beden- maar zij drongen zoolang aan, dat ik eindelijk toegaf. Onmiddclijk werden mijn koffers uit mijn hotel gehaald en werd ik geïnstalleerd in een kamer bovc-n lie van Welmar. Bij de in kennismaking der familie was spoedig getroffen door de liefheid van mejuffrouw Louise, de zuster van Friedrich een aardige blondine vol blijde toewijding haar beeld had ik voor mijn oogen toen ik insliep. Eensklaps werd ik uil mijn slaap gewekt door een gerekten gil. En den gcheelcn nacht steeg tot mij op een dof zuchten afgewisseld door dt oeve klach ten. „O. wat n pijn het is afschuwelijk O, die verwenschtc kogel... wat een folte ring! Zoo ging hel eiken nacht... Dit bezorg de mij vreeselijk nachtmerries.Ik hield niet up me tc verwijten; „Jij bent de oor zaak van dat ongeluken "s morgens verontschuldigde W elmar zich, dat hij mijn nachtrust gestoord had. De arm< man... hij wist niet dat ik evenveel leed als hij, dat elke van zijn kreten mijn ziel folterde. De familie was onuitputtelijk in hare pogingen om mij genoegen te verschaffen en de erkentelijkheid, welke men mij toonde verontruste mijn geweten en drukte op mij als een kastijding. Het getuigen zijn van Friedrich's marte laarsschap hield ik niet lang uit. Mij voort-

Peel en Maas | 1909 | | pagina 1