m UitgeverW. A. Van den Munckhof, Venray. Toestand onzer boeren. in Zaterdag 5 September 1908. 39ste .Taargang No. 37. Mengelwerk. Voor Vogelliefhebbers. Abonnementsprijs per kwartaal voor Vbnray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. Prijs der Advertentiën: van 1 4 regels ^0 c elke regel meer 5 c' letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. Het Weekbl. v. d. Noordbr. Chr. Boereobohd heeft onder dit opschrift een eerste artikel, samengesteld uit de antwoorden opeen vragenlijst, in Januari jl. aan al de afdeelingen ver zonden en waarop 145 antwoorden zijn ingekomen. Wij ontleenen aan dit artikel het volgende De eerste vraag was Hoeveel loeren bedrijven zijn ten uwent in de laatste 25 jaren verdwenen, zonder dat daarvoor nieuwe in de plaats zijn gekomen Telt men het getal verdwenen boer derijen zamen van de 66 afdeelingen, die een cijfer hebben genoemd, dan krijgt men 440 boerderijendie in de laatste 25 jaren zijn verdwenen; in Heeze 14, In Valkenswaard 25, in Bladel 10, in Dungen 29, Donk 10, Uden 20, Nistelrode 25, Dieden 18, Baardwijk 12, Hilvarenbeek 15 en in Lage Zwaluwe 12, Loon op Zand 19. - Van enkele aideelingen vernemen wij dat bet getal boerderijen ver» Helena veen. ïlPSSftW. tïpioo" St. Antonis, Rijkevoort, Vlijmen, Haar steeg, Terheyden, Wagenburg Made on Fijnaart, maar dit is niet altijc een bewijs van vooruitgang. Want van Wagenberg, Made, Vlijmen en Haarsteeg wordt ge schreven, dat bijua allen pachtboeren zijn, die geen eigendom hebben dan het huis, waarin zij wonen. Te Fijnaart, Dieden, Cuijk en elders werden groote bedrijven in kleine verdeeld. Te Neerkant, Hele- naveen, Oploo, Rijkevoort en Dinter zijn boerderijen of keuterijen opnieuw ontgonnen of worden aangelegd. Daar is dus vooruitgang. Te Wan- roij en St. Anthonis verdwenen enkele keuterijen en gingen bij ver koop over in grootere boerderijen. De tweede vraag was Wat is i aar uw oordeel de reden van die verd wijning Verschillende reden orden daar voor opgegeven. Ie. Door zeer veel afdeelingen wordt als de voornaamste reden ver meld, dat bij boedelbeschrijvingen de boerderijen in perceelen worden ver kocht en verbrokkeld. Ook kunnen de eigenaars meer verdienen als zij de perceelen aan verschillende per sonen verhuren, zegt St. Michiels- Go8tel. 2e. De tweede reden is de uit breiding van de industrie, vooral van het fabriekswezen, waarvan bet gevolg is dat de boerderijen die dicht bij een stad of in een dorpskom ge le gen zijn, moeten wijken. Arbeiders woningen vermenigvuldigen, boer derijen verdwijnen. 3e. Als derde reden, waarom boerderijen verdwijnen, wordt door sommigen opgegeven stijging der huurprijzen en arbeidsloonen, zooals in Lage Zwaluwe, de konijnenplaag iu Loon op Zand, de fruitteelt in de omstreken van Breda, verder de boschbouw, waardoor de boerderijen wel niet zijn opgeruimd, maar toch verkleind, zooals te Zundert, Beek, Prinsenhage, Schijndel, Udenbout, Helvoirt. 4e. Berchem schrijft het toe aan de mindere welvaart, waarvan het gevolg is minder trouwen en minder woningen. Ook van Goirle en Son schrijft men er wordt niet getrou wd. 5e. Macharen spieekt van wa ter en overstroomingen. Zeker zou op veel plaatsen meergrond kunnen bebouwd worden, als beter gezorgd werd voor de waterafleiding langs de Dommel, de Aa, do Rhaam, enz. De derde vraag was Is er bij U gebrek aan dienstpersoneel en wat is daarvan de oorzaak Gebrek is bijna overal. Eeuige afdeelingen vooral in afgelegen oorden kennen weinig of geen geoiek aan werkvolk. Alzoo Borkel en Schaft, Bergeijk, Neer kant, Olland, Boerdonk, Herpt en Bern, Hilvarenbeek, Alem, Dorst, Oosteind, Rflcphen, Fijnaart, Ter- beijden, Leur en Huijbergen. F Idees, "uan te fronie'rT ie weinig volk als te Litb. Te Vlijmen kent mon geen volwassen dienstknechten meer en te Baarle Nassau heeft men alleen gebrek aan meiden. Evenzoo schrijft men van Kruisland. Als oorzaken van het gebrek aan dienstpersoneel wordt aangegeven le Eerst en vooral de trek naar steden en fabrieken (en, vooral in het Noord Oostelijk deel der Provincie, naar Duitschland). Vinkei zegt dat het beter wordt, omdat men een afschrik krijgt van Duitschland, In de omstreken van Breda gaan veel arbeiders werken aan den spoorweg ook in L. Zwaluwe en Slikgat. 2e De afkeer van grof boeren werk. 3e De karige verdiensten en het slecht vooruitzicht op een eigen kostwinning in een boerendorp. 4a Uit Prinsenhage schrijft men dat er gebrek aan werkvolk is ontstaan door de fruitteelt. Ook te te Zundert zegt men :.de oorzaak is plantsoen- en dennenkweekerijen alsmede de frambozenteelt, waar over ook Rijsbergen andere dorpen bij Breda, Alphen, Milheeze en Bakel deelen mede, dat door de Heide-Maatschappij veel volk aan do boerderij onttrokken wordt. Oploo zegt dat de loonen daardoor worden verhoogd. 5e Haps schrijft bijna allen kleine l zelf werk hebben, komt dat geen beschikbaar zijn. schijnsel vindt men straat en in het Bredasche, veel fruit geteeld wordt. De vierde vraag was Floe hoog is de huur van knechten en meiden Wat betaalt men Yoor een arbeider in den zomer en in den winter met kost en zonder kost Daar waar het moeste gebrek aan dienstpersoneel is, zijn dc huren natuurlijk het hoogste, voornamelijk dicht bij steden en fabrieken. De huren van knechten loopen van 100 tot f 150, in het land van Cuyk tot 180 en f 200, en in het bisdom van Breda bijna overal tot f 200. De huren van meiden vjn geregeld 50 k f 70 lager en loopen van 50 tot f 120, in het Bredasche op enkele plaatsen tot f 150. Wat de arbeiders aangaat, moet men onderscheid maken tusscnen losse en vaste arbeiders De vaste arbeiders, die zomer en winter bij eenzelfden boer werken, verdienen met den kost 50, hoogstens 75 cent, zonder den kost 90 cent en f 1,25. Langs den geheelen Maaskant worden de arbeiders gewoonlijk met geld betaald, zonder den kost en op enkele plaatsen is het zoover geko» men, dat men niet meer per dag maar per uur begint te werken 9. Laat nooit de verzorging aan kinderen of aan onverschillige per» sonen over, maar verpleeg zelf uw uw dieren. 10. Verpleeg zo liefderijk, spreek en speel met hen, want ze hebben in bun gevangenis behoefte aan afleiding. Ze zullen er des te aan» hankelijker, vertrouwelijker door worden, en zeer zeker alles door vlijtig zingen beloonen. Als 1 le gebod, zou ik er aan willen toevoegen »Hang dit voorschrift in uw kamer naast de kooi Het zijn hier ndbouwers, die waardoor het arbeidskrachten Hetzelfde ver» de Lang» waar in Men denke steeds aan ele tien geboden 1. Schaf nooit een ogei aan, alvorens nauwko*j»»'g nht t* over zijn behoeften ere*ïeker te zijn, hem zooveel mogelijk te kunnen geven wat zijn natuur eischt, om zoodoende het gemis aan vrijheid tegemoet te komen. Houd ook nooit meer vogels dan gij goed kunt verzorgen. 2. Bedenk steeds, dat een vogel kooi wel te klein, nooit te groot kan zijn. De zitstokjes moeten zulk een afstand hebben, dat de vogel zijn vleugels moet gebruiken om van het eene op het andere te komen. Dit sterkt de longen en onderhoudt de gezondheid van het bloed. 3. Beschut uw vogels tegen zon nehitte, tocht, droge kachelwarmte en bovenal tegen plotselinge tempe» ratuursveranderingen. Hang de kooi nooit te hoog en zoo, dat de morgen» zon toegankelijk is. 4. Behaitig de meest mogelijke zuiverheid van de kooi en vooral van de zitstokjes, die anders aanleiding kunnen geven tot allerlei ziekten der pootjes. 5. Voer goed, maar niet te rijkelijk, wel voedzaam, maar zoo» veel als de vogel gemakkelijk opeet, en regel de samenstelling ervan naar het jaargetijde en naar «den aard van 't lichaam van uw vogel. Zorg voor afwisseling want altijd dezelfde kost maakt lusteloos en hindert den zang' 6. Breng van uw wandelingen altijd iets tot versnapering mee uit de vrije natuur. 7 Zorg voor zuiver en steeds frisch water, 's Zomers liefst twee» maal per dag en in den winter niet te koud. 8. Ziekten der vogels zijn door een natuurlijke en doelmatige ver» pleging gemakkelijker te voorkomen, dan later door kwakzalversmiddeltjes te genezen. Verdubbel uwe zorgen in den ruitijd en meen niet, dat dan de vogel niet zoo goed gevoederd behoeft te worden, omdat hij toch niet zingt integendeel is er dan behoefte aan krachtig voer. De vorstelijke onderhoutvester kwam op een herfstavond zeer slecht geluimd uit het bosch terug. Thuis gekomen, ging hij naar zijn vrijgezellenkamer, die door de oude Mine, zijn huishoudster in orde werd gehouden. De oude Mine was een inventa risstuk, dat hy van zyn vader geërfd had Ze was juist bezig de koffietafel klaar te maken toen Schroder zich in den stoel liet vallen en de laarzen van zijn voeten trok. Onderwijl bromde hij: Ja Mine, nu zal 't wel spoedig met ons afgeloopen zijn. Heden heb ik uit d»n tnoivd van den hoai-cotor gehoord, dat men van plan is mij te pen sioneeren. Ik bon te oud voor mijn zwaten dienst, zeggen ze. Hal Ha! Alsof ik een afgeleefde grysaard ware, ik met m'n 55 jaren. De oude Mine was geheel uit het veld geslagen. Wel, hemel zucht ze, pensio neeren. Wat is er dan gebeurd Wanneer ik dat wist, bromcj^ Schro der. Vanmorgen kwam de houtvester met den nieuwbakken aspirant-houtvester door het woud, terwijl ik bij 't houthakken sta. De houtvester is, zooals, altijd, zeer opge ruimd en vriendelijk. Nu. waarde Schroder, zegt hij, valt je dat lange staan hier in dit koude weer niet te moeilijk Ge zijt toch geen jonge liug meer En ik ben zoo stom om te antwoorden Nu, mijnheer de houtvester, het gaat nog zoo'n beetje. Wanneer dat beroerde steken in mijn rechter knie er maar niet was. En wat gaf hij mij hierop ten ant woord Nu, SchtüJer. ik heb er reeds aan gedacht, het wordt tijd, dat ge rust neemt. Hier in het woud wordt ge uw rheumatiek niet kwijt. Ge zijt een alleenstaand gegoed man, laat uw plaats over aan een jongere kracht. Ik stond daar met open mond, de schrik «as mij in de ledematen geslagen en toen ik tot mijzelven kwam, was de houtvester verdwenen. Terwijl Schiüder op deze manier met zijn getrouwe Mine de waarschijnlijkheid van een spoedig ontslag overwoog, waren de houtvester en de adspirant, die sedert acht dagen bij heui logeerde, ook naar huis gegaan. De houtvester bewoonde een mooie villa in de nabijheid van de vorste lijke residentie welke overvloedige ruimte bevatte voor zyne familie, welke uit vrouw en dochter bestond. Deze laatste was de stille zorg van het houtvesters-echtpaar. Van lieflijkheid en schoonheid was bij juffrouw Emmy weinig te bespeuren. Zij had de gestalte en de stem van een man, was beter op de hoogte met de hondeii-diessuur en drijfjacht dan met de vrouwelijke kunsten, en ofschoon ze nu reeds meer dan tien jaren op alle casino-bals danste, was zij nog nooit door een luitenant, assessor, enz. gevraagd. Plotseling verscheen de adspirant-bout- vester Frans Schilling op het tooneel. Zijn ouders waren vroeg gestorven en slechts met de hulp van zijn oom, den houtvester, was het hem mogelijk het gymnasium en de houtvestersacademie te bezoeken. Op dit oogenblik had hij het gelukkig tot aspirant-houtvester gebracht en de houtvester wilde hem nu zoo spoedig mogelijk aan een betrekking helpen. Frans Schilling was zich zeer goed bewust, wat hy aan zijn oom te danken had en het was zijn bedoeling zijn dank, zoodra zich de gelegenheid voordeed door daden te bewijzen. Toen hij eens daarover met zyn 'ante sprak, bouwde zij hierop direct haar plan. De dank van den neef zou hierin bestaan, dal hij hare Emmy trouwde. Al was hij ook maar voorloopig onder-hout vester, dit zou toch maar een ovorgangs- betrekking zijn, later zou hij opper-hout- vester worden, misschien nog meer. Langs omwegen maakte de houtvestersvrouw Frans met deze toekomstplannen bekend en deze was een te goed neef om tante moeilijkheden in den weg te leggen. En zoo besloot hij zich de gunst van zijn nicht te verwerven. De houtvester was in het eerst niets over geschikt dat hy zyn neef als schoonzoon in S[é beschouwen zou, doch zijn vrouw wist zijn bezwaren uit den weg te ruimen, totdat hy eindelijk beloofde over de zaak' te zullen nadenken. Dat de oude Schroder degene was, die door de huwelyks plan nen van den houtvester opgeofferd zou worden, weten wij reeds. Toen do onder-houtvester door het bosch liep en bij zich zelf overwoog waar by straks zyn hoofd ter ruste zou leggen, zag hij den vorst door het bosch dwalen. Deze hield er van soms alleen op jacht te gaan en wanneer hij by zoo'n gelegen, neid een zyner beambten ontmoette, hield hij gaarne met hem een praatje. De vorst kende bijna al zyn beambten, had een open oor voor hen en by vond er het grootste plezier in, wanneer hij een onderdrukte kon helpen. Schroder ging daarom naar zijn heer. Wel Schroder, zeide de vorst, het is goed, dat ik je tref. Ik hoorde dat in je afdeeling een prachtig hert rondzwerft, ik zou dat dier wel eens willen zien. - Hoogheid, antwoordde Schroder, het hert bevindt zich op het oogenblik ginds aan de andere zijde van het woud. Wan» neer Uwe Doorluchtigheid beveelt, zal ik u er heen brengen. Gaarne, Schroder, antwoordde de vorst, laten we dan gaan. Onder weg kunnen we dan een beetje praten, dan valt de weg wat korter. Hoelang ben je eigenlijk reeds in m'n dienst Reeds 35 jaar. Hoogheid. Ik ben nu 55, en ik was twintig jaar toen ik in Uwe Doorluchtigheids dienst trad. Zoo, zoo. 35 jaar, antwoordde de vorst, een lange tyd. Maar je bent, zooals ik zie nog zeer kras, laten we hopen, dat je het ook tot 50 dienstjaren brengen zult. Schroder zuchtte. Ach, Hoogheid, Diets deed ik liever dan in Uwe Doorluchtigheids dien&t te blij ven, zoolang God mij de kracht daartoe geef'.; maar Nu, wat is er? vroeg de vorst. Is er iets gebeurd, dat je den dienst zwaar doet vallen Komaan, spreek vry uit Nu kon Scluöder niet auders, hy moest zijn gesprek met den houtvester vertellen. De vorst lachte, ducb toen Schroder uitgesproken was eu er aan toevoegde Wanneer ik Uwe Hoogheid een verzoek mag doen, dan is het deze, laat mij op myn post blyven, toen legde de vorst hem de hand op den schouder en zeide Heb maar geen zorg, Schröler, het peosioneeren is myn zaak en met jou is het nog lang zoo ver niet. Kort daarop kwamen ze aan de plek, waar het hert zich bevinden moest en Schroder kon zijn heer het prachtdier laten zien. Daarop scheidden zij de vorst zette zijn eenzame wandeling voort, terwijl Schroder zich naar zyn boecharbeidere begaf. Een centenaarslast was hem van het hart genomen. Eenige dagen later weiff men in de kleine residentie verrast door de mede dat joff'ouw Emmv Rorhlnglj MAAS

Peel en Maas | 1908 | | pagina 1