in, omstr
UitgeverW. A.
Munekhof, Venray.
De bevaarbaarmaking
der Maas.
De inbraak.
Zaterdag* 3£> A_pril 19Q8.
39ste Jaargang*.
No. 18
De Atjeh'krifc
Mengelwerk.
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Veneat 50 c-
franco per post 65 c-
voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 8 c.
Prijs
van 1 4 regels
der Advertentiën:
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3maal geplaatst worden Smaal berekend.
20 c.
5 c.
Door het Comité van de Maas-
vereeniging te Eijsden is de volgen
de circulaire verzonden aan de
Heeren Leden der Eerste en Tweede
Kamer en der Provinciale Staten,
Burgemeesters en leden van de
Gemeenteraden in Limburg.
Een groot belang voor Liraburg,
ja voor geheel Nederland staat op
het spel. l)e Maas, onze trotsche
stroom die Frankrijk, België en
Nederland met de Noordzee verbindt
waarop voor jaren zoo'n drukke
scheepvaart zich bewoog en die
daardoor handel en vertier in ons
midden bracht, is thans eene
nuttelooze rivier geworden, althans
voor Limburg, ja, erger nog, eiken
winter tot dikwijls in den zomer,
oveistroomen haar wateren onze
vruchtbare landouwen en doen daar
voor honderdduizenden schade.
't Is vooral aan het jarenlang
getalm der opvolgende regeeringen
met de zoolang beloofde middelen
ter verbetering, dat we dien on-
houdbaren toestand te wijten htb'öen.
Welke enorme voordeelen de
bevaarbaarmaking dezer schoone
rivier voor Liraburg, voor onze
Maasgemeenten vooral, maar ook
voor de andere aangrenzende pro
vinciën, voor onze eerste koopsta*
des lands Rotterdam on voor gehee
Nederland zou hebben, behoeft geen
betoogOnze kolenindustrie, onze
landbouw en veeteelt, alle nijverheic
in onze gewesten in de nabijheid der
Maas en elders zouden een goed-
koopen, natuurlijken verkeersweg
verkrijgen, die bloei en welvaart
zou in 't leven roepen, terwijl de
overstroomingen grootendeels voor
komen werden.
Maar 't is in deze circulaire voora
ons doel te wijzen op de urgentie
van dit vraagstuk op dit oogenblik
Werden er reeds in een vorig
rechtsch Ministerie ernstige plannen
beraamd om de Maas weer bevaar
baar te maken, van het thans
opgetreden Kabinet en vooral van
Zijne Excellentie Mr. Bevers, Minis
ter van Waterstaat, een Limburger
mag met reden worden verwacht
dat pogingen uit Limburg gedaan om
het hooge belang dezer bevaarbaar
making te bepleiten, een goedgun
stig gehoor zullen vindeD. Daaren
boven staan wij in dit vraagstuk een
algemeen, nationaal belang voor
hetwelk geenerlei schaduwzijde heeft
dat dus aller sympathie verdient en
niet alleen bij de vrienden van dit
Ministerie, maar zelfs bij de overzijde
een gunstig onthaal moet vinden,
terhand genomen op een tijdstip,
dat de schatten van Limburgs
ondergrond in«uitgebreider exploitatie
komende, met krachtigen aandrang
een goedkoopen en snellen afvoer-
weg eischen.
Nochtans, de liefde kan niet van
één kant komen. Aangenomen, dat
het nieuwe Ministerie de bevaarbaar
making der Maas genogen is, daar
aan een klein gedeelte der millioenen
wenscht te besteden, welke de laug
niet zoo dringende Zuiderzee-droog»
making zou verslonden hebben, dan
is thans het oogenblik gekomen,
dat de Limburgsche bevolking zich
aaneengesloten toone en krachtig
steune de onvermoeide en herhaalde
pogingen door hare Kamerleden
gedaan, zij komealséén man op voor
dit haar zoo dierbaar belangde
bevaarbaarmaking der Maas.
Onze Afgevaardigden ter Eerste
en Tweede Kamer, onze Leden van
Gedeputeerde en Provinciale Staten,
onze gemeentebesturen, onze Kamers
van Koophandel moeten het weten,
dat achter hen staat de geheele
bevolking van Limburg, weke hun
oogeu komt steunen, welke hen
sterk maakt om overal en tegen een
ieder dit levensbelang van Limburg
te verdedigen.
Ondergeteekenden namen daarom
iet initiatief tot het oprichten eener
Maasvereeniging, waarvan het Ge
meentebestuur van Eysden, ons
streven ten volle toejuichend, vol
gaarne het beschermheerschap dezer
afdeeling aanvaardde. De oprichting
slaagde volkomen, getuige het
ledenlrl, dat {bij" öei. Wvol':.i..g "an
2600 zielen) gedurende de enkele
dagen van haar bestaan tot ruim 200
klom. Inderdaad zulke cijfers spre
ken Zij bewijzen onomstootelijk,
dat het Limburgsche volk niets
vuriger wenscht, dan eene spoedige
en afdoende oplossing van het
Maasvraagstuk.
De a'.hier opgerichte Vereenigiag
stelt zich uitsluitend ten doel de
bevordering van de bevaarbaar
making der Maas. Teneinde dit
doel te bereiken hoopt zij Zuster
verenigingen te zien tot stand komen
in de gemeenten langs de Maas, ja
zelfs in alle Limburgsche gemeenten,
en zij vertrouwt dat deze oproep U
bereid vinde daartoe het initiatief te
nemen, althans Uwe gewaardeerde
medewerking aan die oprichting
te verleenen. Uit deze afdeelingen
constitueere zich op eene spoedig
bijeen te roepen Algemeene Ver
gadering in een onzer Limburgsche
steden, een Hoofdbestuur, dat de
hand aan den ploeg sla en de ver
dere leiding op zich neemt.
Ter bereiking van ons doel
kunnen dienen: vergaderiugen,
waarin bekwame sprekers de zaak
bepleiten, het zenden eener monster
petitie aan H. M. onze geëerbiedigde
Koningin, het Ministerie en onze
Wetgevende lichamen, enz., en
voorts alle bij de wet geoorloofde
middelen.
Ter bestrijding van noodzakelijke
uitgaven worde per lid eene
contributie geheven van minstens
25 cent per jaar, zoodat toetreding
voor niemand een bezwaar kan zijn.
Wij koesteren de gegronde hoop,
dat u ons streven zult steunen, opdat
ten spoedigste in elke Limburgsche
gemeente eene afdeeling der Maas
vereeniging verrijze en geheel
Liraburg als één man opkome voor
dit zijn levensbelang
De
bevaarbaarmaking
der Maas.
Hel Comité van de Maasve eeniging
le Eysi en,
C. STEENSMA, post' voorz.
L. HEYNENS, secrete-is.
C. ARNOLD, Notaris lid.
E. INDEMANS, kapes an, lid.
W.Th. VAN THIEL, iid.
De Atjehoorlog is op zichzelf reeds komen, zei de lord. Gy hebt mij een
Het ziet er tegenwoordig eer zeer
onaangenaam op Atjeh uit, dag»
bladberichlen en particulier brieven
spreken van groote zorg, lie men
heeft voor de veiligheid van ersonen
en bezittingen, van aanvalle brutaal
gedaan in door ons bezette streken,
op onze troepen nog wel, a hetwelk
weer eens de vraag doet pkomen,
reeds zoo dikwert herhaalu, hoe
nu eigenlijk in Atjeh staat.
De N. R. Ct. leest eens samen wat
na 20 Februari gebeurde.
Sedert hebben weder ver cheidene
ernstige voorvallen plaats g had, zoo
als de klewangaanval in P usangan
24Febr. die bij Kampong Samakoera
29 Febr. de aanval op ons kampe
ment te Lho Seumawé i t»art, die
wo ptaMisi®<irrie,![ 1 Maart
en ten slotte op het bivak' .e Rantau
Gedong 30 Maart bij welke aanvallen
onzerzijds zeven menschen gedood en
37 gewond werden, ter wij 16 geweren
verloren gingen.
De tactiek van den vijand is blijk
baar den strijd zooveel mogelijk over
te brengen in tot nu toe rustige
streken. Van daar, behalve zijn op
treden in Idi, waartoe hij in prauwen
een weg van meer dan 60 mijl over
zee heeft afgelegd, een inval te Peu»
reiila waar de petroleumwmning ge»
vaar loopt in haai; rustig bedrijf te
worden gestoord, en eenrarapokpartij
in Tamiang, waarbij eenige meuschen
vennoord en een 5tal gewond werden
Ter Oostkust zijn zeer ernstige be
langen te verdedigen, het blad meent
dan ook, dat het dringend noodig is
dal daar krachtig wordt opgetreden
tot herstel van orde en veiligheid.
Herhaaldelijk is, zoo zegt de.N.
R. Ct. zoowel door den gouverneur
van Ajeth als door den gouverneur
generaal de meening bestreden, dat
voor de pacificatie eene grootere
troepenmacht noodig is en het in
December 1907 gehouden Atjeh
onderzoek schijnt evenmin aanleiding
te hebben gegeven om de troepen»
macht uit te breiden.
Achten wij het reeds bedenkelijk
dat aan deze opvatting met een zekere
stijfhoofdigheid wordt vastgehouden
nu de ervaring in den laatsten tijc
bijna dagelijks leert, dat de troepen
macht onvoldoende sterk is, zij mag
in geen geval zoover worden gedre
ven, dat daardoor de veiligheid in
een naburig gewest in gevaar kan
komen.
Behalve voor Atjeh neemt de In»
dische regeering ook voor Sumatra's
Oostkust een zware verantwoorde»
lijkheid op zich, indien zij den tegen»
woordigen onrustigen toestand laat
voortduren en daardoor verergeren.
rampzalig genoeg. Laat ons ten
minste zorgen, dat zijn nadeelige
invloed zich niet op directe wijze
buiten het terrein van den strijd
doet gevoelen.
Het blijkt wel, dat we met den
eindeloozen oorlog niet heel hard op»
schieten; de Atjethellerido volgt ons
nu al tientallen van jaren, en telkens
als we moenen, dat we er zoo wat
zijn, steekt het verzet den kop weer
op en kunnen we opnieuw beginnen.
't Is treurig.
(Een boevengeschiedenis.)
Slot.
De lord sloot de deur weer en hing den
sleutel aan zijn horlogeketting.
Luister eens, m n vriend, zei hij.
ik ben nog lid van een rechtbank, noch een
zedenpreker maar gij zult mij toch niet ten
kwade duiden, dat ik u zeg, dat gij iets
betera kondt doen dan uw tegenwoordig
vak uitoefenen. Hoe oud zijt gij?
Zeven en twintig, antwoordde Smith,
verdrietig.
Zijt gij reeds gestraft?
Nog niet.
Dat ts goe-j, zoï <io lu.u iisrts.
Gij kunt nog eenmaal voor af aan begin
nen. Waarom begont gij deze levenswijze?
Was mijn laatste toevlucht, te heb
geen vak geleerd en een betrekking als
kantoorklerk is de grootste slavernij
Ik kreeg vijf en dertig shilling in de week
en had geen vooruitzicht, ooit meer te
verdienen. Thans dans ik wel is waar op
een vulkaan, maar ik kan my nu en dan
toch ook eens amuseeren
Kent gij eenige van uw collega s
personen, die hetzelfde vak als gij
uitoefenen?
Neen, niet één en ik geef er ook
niets om hen te loeren kennen antwoordde
Smith besiist. Het zijn in den regel
ruwe, drankzuchtige menschen. Er is er
maar één, dien ik graag zou willen kennen
n.l. hij is de meester van alle dieven.
Gij maakt mij nieuwsgierig, zei de
lord, wie is hij?
De Markies, zei Smith. Gij hebt
zeker ook wel reeds van hem gehoord en
gelezen?
Nooit, zei de lord, wat is er dan
merkwaardigs aan hem?
Hij is volmaakt gentleman. Hij is
steeds zeer fijn gekleed. Niemand kent
zijn waren naam, hij is de zoon van edel»
man.
Dien zou ik wel eens willen zien
zei de lord St. Breward.
Daartoe hebt gij ook wellicht eens
gelegenheid, zei Smith, terwijl hij oetee
kenisvol naar de zilverkast keek
Wij zullen hem een oogenblik verge
ten en aan u zelf denken, zei de lord
Indien gij opnieuw zoudt kunnen
beginnen te leven, zoudt gij dan uw zamel
woede opgeven?
Ik kan voor vyf en dertig shillings in
de week niet eerlijk leven, antwoordde
Smith na een poos.
Goed. Maar wanneer ik u nu zoo
veel geld voorschiet, dat gij een zaak
kunt beginnen, zoudt gij dan een eerlijk
leven gaan leiden?
O, zoo graag, antwoordde Smith
met vuur.
Met een man in compagnonschap
gaan, die een huurstal heeft in Scarbo
rougn; hij heeft het mij aangeboden, maar
ik had niet het noodige kapitaal.
Hoeveel moest gij meebrengen?
Zevenhonderd vijftig pond,
Ik denk dat het wel in orde kan
zeer amusanten avond vorachaft, dat is
wel iets waard, dunkt me.
Smith staarde hem wantrouwend aan.
Wat was dat voor een man, die een dief
beloonen wilde, die in zijn huis ingebro»
ken was.
-De lord haalde een portefeuille uit zyn
zak en nam er chèqua boek uit.
Drommels, riep de lord er is nog
slechts éóu chóque in en die moet ik zelf
gebruiken. Hy keek Smith scherp aan en
vervolgde. Ik wil u vertrouwen schen
ken Daarop opende hy de kast en nam er
een leeren etui uit waarin een paarlen
krans lag.
Die paarlen zei hij, hebben een waar
de van ongeveer 2000 pond. Gy hebt zefker
wel in uw beroep gelegenheid gehad, met
menschen bekend te worden, die dergelyke
dingen koopen en verkoopen, zonder veel
te vragen
Smith knikte.
Ik ken een man, die mijn aaken
koopt, zonder veel te vragen.
Breng hem deze parels, zei de lord,
hoeveel denkt ge er voor te krygen.
Smith bekeekide'parels nauwkeurig.
Ik zal 2000 pond vragen, dan geeft
hij mij er 1250.
Neem daarvan wat gij noodig hebt
en zend de rest san een adres, dat ik u zal
geven.
Smith nam een potlood en maakte zich
gereed op zijn manchet te schryven.
Stuur de rest aan den secretaris van
het tehuis voor verdwaalde en verwaarloos
de katten met een groet van lord Breward.
Op dit wenhlik herinnerde zich Smith
dat lerd Breward Wegens zijn exentriek
ptreden tegen katten bekend was. Hij
legde een gloeienden haat tegen het kat
tengeslacht aan den dag en had om die
reden zeker reeds een dozijn boeten opge-
loopen. Hij had uit zijn venster op de
katten geschoten, zijn honden tegen haar
pgehitst en allesjbeproefd, om ze uit te
roeien.
Lord St. Breward ried wellicht de ge'
dachte van zyn zonderlingen bezoeker en
voegde erbij Ik vrees, dat ik zonder
reden een slechten naam heb en dit zal
een bewijs zijn, dat ik niet zoo wreed ben
als waarvoor de menschen mij houden.
En ten slotte nog iets. Zeg tegen niemand
dat ik u geld geleend heb. Ik zal het later
wellicht terugvorderen maar tot zoolang
spreekt u er niet over.
Ik weet niet, hoe ik u zal danken,
zei Smith, gelukkig bij de gedaehte, dat
hem een gelukkig en eerlijk leven wachtte,
k gevoel mij
Ja, ja, dat begrijp ik. Ik houd niet
van dankbetuigingen Vaarwel eu denk
er om heel zachtjes weg te gaan.
Den volgenden morgen heel vroeg ging
Smith naar een oudheidhandelaar en ver
kocht de parels voor 1500 pond. Daarna
telegrafeerde hy naar Scarborough, dat hij
het hem aangeboden compagnonschap aan
nam en dat hij nog, dienzelfden avond naar
Yorkshire zou vertrekken.
Toen de secretaris van het tehuis voor
verdwaalde en verwaarloosde katten de
tijding kreeg, dat de kattenvyandige lord
het tehuis 750 pond sterling gestuurd
had, zond hij een expieabode aan de
-Times» aan de -Telegraph" en aas de
Morning Post" en stuurde een lang
telegram van dankbetuiging aan lord St.
Breward.
Toen Smith het geld aan de katten
had afgezouden, ging hij naar huis en
legde zich te bed. Hij stond des avonds
om 9 uur op, pakte zyn koffers en reisde
met den nachttrein noordwaarts en sliep
tot hij Ringby bereikt had. Toon begon
hy de kranten te lezen, die hij had mee
genomen. Zijn opmerkzaamheid werd
aanstonds getrokken door een opschrift
met groote letters
Groote diefstal bij Lord Breward.
-De geheele verzameling van antieke
zilverwerken en het grootste gedeelte van
MAAS