UitgeverW. A. Munckhof, Venray. N ieuwj aar srekeningen. ¥@@f De dochter van den pachter. Zaterdag 11 Januari 190S. Q9ste Jaargang. No. 3. Tuin- en Landbouw. Mengelwerk. Abonnementsprijs per kwartaal voor Vknray 50 c. rvijs der Advertentiën Over dit actueele onderwerp heeft de L.K. een artikel, waaraan wij het volgende ontleenen 't Is weer de tijd, dat de reke ningen komen. Zijt ge allen klaar om te betalen Betalen Natuurlijk; de rekeningen worden niet gezenden om opgeborgen te worden. De winkelier die ze zendt, wacht dan ook op betaling. Er is ditmaal nog meer reden dan andere jaren om zoo spoedig moge lijk de schulden van het jaar te voldoen. Want, moet het nog eens worden gezegd, dat het geld duur is, en dat het uitstellen van betaling aan den winkelier dus nog meer geld kost dan anders Wij spraken over deze kwestie onlangs met een welgesteld winke- lier, .die het geval al heel luchtig opnam. Wel, zei hij, 't is nu eenmaal de gewoonte, en wat zullen wij er aar. doen De gewoonte uitroeien. Onmogelijk Zonder moeite niet, maar met vereende en ingespannen krachten wel. Gij kunt dat nu misschien doen: zooveel geld, als uwe jaarrekeningen bedragen, renteloos voorschieten aan uwe klanten, maar hoeveel anderen kunnen dat niet. En overigens geeft gij toch jaar lijks dat renteverlies ook niet voor uw plezier aan uwe klanten cadeau Waarachtig niet. Een vraag hoe hoog loopt wel het bedrag uwer nieuw nmgen De ander glimlachte ironisch, als wilde bij zeggen: dat gaat je nu eens mots aan. Welnu, hernamen wij, nemen we eens een willekeurig cijfer: f 10.000 Dan verliest ge jaarlijks aan rente toch minstens f 400. Veel meer, riep onze vriend uit, veel meer Want eerstens kan ik als handelsman meer van mijn geld maken, dan vier procent, en voorts moet ik velen mijner klanten meer geven dan een jaar crediet. Bijvoor beeld Iemand kocht 10 Januari 1907 bij me voor f100 goederen. Dan Icrygt hij zijn rekening pas in Janu ari 1908. In plaats echter van dade lijk de meid te sturen met het geld, legt hij de rekening weg en vergeet ze. Stuur je dan na drie maanden een maan'oriefje, dan heb je kans, dat de klant uitroept «Meent die vent, dat ik met het geld zal wegloopen Vertrouwt hij me niet. Hier is het geld en zeg hem, dat ik nu nooit meer inden winkel kom". Dan ben ik den klant kwijt. Daar om stuurt men in den regel geen maanbriefje en wacht geduldig, tot het Zijne Majesteit den klant moge behage te betalen. Best mogelijk, dat de man 'i volgend jaar nog niet betaald heeft. Nu gelooven we graag, dat deze vriend een beetje overdrijf. Want de winkeliers zijn zoo schuchter niet meer als vroeger en voorts zijn de klanten door het geschrijf in de bladen wel ten beetje schappelijker geworden. Maar toch, het kwaad bestaat nog wel degelijk en bestrij ding ervan behoort nog steeds op het program van den middenstand. Intusschen hebben wij hier met een kwaad te doen, waartegen geen wettelijke maatregelen noodig zijn en dat wij door onderlinge samen werking best uit de wereld kunnen helpen. Gewoonlijk zijn de meeste klanten niet onwillig, maar zitten aan de borggewoonten vastgekleefd. Zij be hoeven slechts in te zien, dat het billijk is hun schulden te betalen en niet meer te koopen, dan wat zij dadelijk kunnen voldoen. En de winkeliers moeten langzamerhand allen contante betaling invoeren. Daar verliezen we klanten mee, zeggen sommigen. Gekheid hebben de groote ma gazijnen, de bazaars zooveel minder klanten, otr.dat zij contante betaling eischen En hebben de winkeliers, die in den laatsten tijd contante betaling hebben ingevoerd, daarmee verloren. Wij hoorden nog nooit, dat een winkelier, die eenmaal met bet contante systeem begonnen is, ermee is opgehouden, wijl het hem schade zou hebben gedaan. Die er eens mee begon zet het door De meesten zorgen echter, niet dadelijk van het eene uiterste in het andere te vallen, beginnen met het zenden van halfjaarlijkscho of drie- maandelijksche rekeningen of met het aanbieden van korting voor contante betaling. Een overgangs maatregel, die meestal succes heeft. Ten slotte, nog eens het geld is peperduur en voor los geld moeten door den middenstand fabelachtig hooge prijzen worden betaald. de woiteltjes waren totaal verwoest en de hou'.achtige weefsels bruin. Toen vermoedde men dat de mest de rechtstreekscbe of onrcehtstreek- sehe oorzaak van den dood moest zijn. Misbruik van mest. De beste zaken hebben dikwijls hare slechte zijde, vooral wanneer er een verkeerd gebruik van gemaakt wordt. Een uitstekend Engelsch land bouwblad heeft de aandacht der lezers gevestigd op het misbruik van mest. 't Is nog niet lang geleden dat het geloof geen ingang kon vinden, dat zooveel planten te lijden hadden van woekerplanten, terwijl mon tegen woordig terstond in alle ziekten der planten het werk wil zien van lagere woekerplanten. Een nauwkeurig onderzoek van tal van wortels van planten, die zonder uitwendige oorzaak scheen gestorven te zijn, deed telkens geen enkel spoor van woekerplanten ont dekken en de verschijnselen der ziekte waren lelkens gelijk, namelijk Men nam de volgendo p: oef: Acht rozestammen werden uitgezocht; vier ervan ontvingen elk voorjaar aan den voet een dikke laag mest, er wijl de andere vloeibaren mest kregen, af komstig van dezelfde hoeveelheid mest. Het eerste jaar werkte de laag mest gunstig op de vier eerste; maar hpt volgende jaar begonnen ze te kwijnen en het derde jaar eindigde ze met te sterven. Met aardbeziënplanten ging het eveneens. Het onderzoek de wortels iracht de bovengenoemde verschijn selen aan het licht. De planten waren gestikt door de vorming van koolzuur en het gebrek aan frissche lucht inden borem. Al handelt men in de praktijk niet altijd zoo, toch is het waa dat men tegenwoordig dikwijls g'1 egen is om te overdrijven bij hm toedienen van mest. Vet voor de hennen. Waarom eene hen bij koude niet goed legt of wel daarmede geheel ophoudt Wel, omdat ze niet warm genoeg is, anders nergens om. Dus de hennen warm houden. Ja, maar vooral warm muden door verwarmend voedsel. Vroeger gebruikten de walvisch- vangers in de zeer koude poolzeeën meten brandewijngrog, om genoeg» zaam warm te blijven bij hunne dagelijksche werkzaamheden. Dat doen zij thans niet meer; ieder ■crijgt eene flesch levertraan mee in de boot; daarvan wordt gedurig oen slok genomen, en zoo houdt men zich warm, \eel warmer dan met tieelen brandewijngrog. Bij menschen en dieren ontstaat des te meer lichaamswarmte, hoe moer koolstof zich in het lichaam erbindt mot zuurstof. Vet bevat nu veel koolstof, wel twee en een half maal zooveel als hijvoorbeeld zet» meel of suiker. Daarom dan kan het gebruik van vet aan het lichaam veel warmte geven. Om tot de hennen terug te keeren meng, als het koud is, vooral tegen den avond eenig vet, raapolie of lijnolie bijvoorbeeld onder g voeder, uwe hennen zullen dan minder last van de koude hebben. Vooral tegen den avond (omdat de nachten lang zijn) en niet in den morgen, omdat eene hen van eenig vet spoedig verzadigd wordt en eene eierleggende hen veel moet eten. En dan ook nog: geef uwe hennen eenige malen daags, lauw water om te drinken. PEEL EN MAAS franco per poet 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. van 1 4 regels elke regel meer letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 c. 5 c. I Noord en ZniJ, Wie »nt de overwinning hplmlen? De blanken vermoordden elkander wieodaardig om am de zwarten de vrijheid te geven. Intufschen bloeden in de uitgestrekte velden vnn de suikeraanplantingen van Dom Dolcendo de slaven onder de zweep slagen der opzichters. De felle zonnegloed deed de uitgedroogde bodem barsten. Ren aangrijpende stilte als die des doods hangt over de negerhutten vnn riet en bamboes- stokken. Een verstikkende rook stijgt er uit op. Daar dreunen zware, doffe hoorntonen in den schemerenden morgen Als liet gehuil van een weerwolf dringt zij door de rieten wanden, schrikken het negervolk wakker, vallen als hamerslagen op de naakte rug gen, beuken de sterkgespierde nekken ohoi eruit siaven ohoi De zweepen suisen door de lucht, de op zichters komen op langharige paarden aandravenoohoi Vervloekt dat is het morgengebed. Ren dof geluid van een paar honderj voeten over den drogen grond, de knak kende rietstengels en het verbrande suikerriet, dan stroomt die negerschaar de wyde, door de zon g blakerde suiker velden in. Van do bamboeshutten kronkelt do rook als een grauw spooksel naar boven langs 18G Amerika was in broederkryg. sloten oogen schoot een gloed van week hartigheid die angst verwekken kon. De roode lippen zwollen uit het. fijn ovaal van het gezicht en boeflen licht, nis d° 'p «en vurig, niet gostild verlangen. Deze vrouw wvs heerscberes over «laren, maar zelve was zy slavin van zich zelve. De met juweelen gesierde hand lustte op den gordel met paatlen bezet. E-n fijnbe» werkte dolk stak dam in. Zelima, eene joDge negerin, t'ok de lippen in en liet de tanden langs het vleesch gaan als een roofdier. Aan dezen dolk kleefde het bloed harer moeder. Oh, zij was even zoo gruwzaam als schoon deze plantersdochter I Zelima zag dat hare gebiedster sliep, en het groote palmblad, wanrrnrde zy de muskieten weren zou, bleef onbewogen in hare hand. Als nu een lastig ins ct te dicht oij de zijdezachte huid. met het ouruitig daaronder stroomende bloed kwam. dat wees de dolk in hare richting. Sennorita had honderden slavinnen wat kwim het er op aan als er eene van verdae.-n Sennorita mag doodeu Waarom raag Zeliraa het niet O, Zelima, dood dood Sennorita had tygeroogen, die zyn nu gesloten. Eu Sennorita doodde hare moeder,nu moest zy wraak nemen Dat dacht Zelima en meekook niet. Zy de wijnstokken en de muren van del trok hare lippen uog verder terug en liet woning des planters. .In de deur leunt J ha; p tanden glinstert.-n even ryg- iemond die vroeg is opgestaan. Een j de zy zicu vooro.(uv-Tu«— en .astte met de kranige gestalte in wit katoenen jas, hooge zwarte hand naar den schitterenden gordel lederen laarzen, op het zacht golvend!en juichte inwendig en slingerde zich hoofdhaar een panama met breeden rand, om hot groote genot dooden I doo» die de wakkere oogen overschaduwt. I den de tygerin en dan zou haar Vervloekt! zegt ook Harry Chanfort. rood bloed vloeien over al dat geschitter Maar als eene verwensching eene zegening en den dikken ring zou zij van haren worden kan. dan klonk er een zegenspraak vinger stelen ohoiZelima doud door het knaisentanden van dezen Zy hief den arm, de dolk flikkerde in de machteloozen toorn. Dat verwyderd geluid tropenzon in lange sisklanken kwam der aftrekkende negerscharen lag als de inwendige wildheid over hare woelige tijgerklauwen op zijn hart. lippen maar dan gaf zij een Wat ging hem dat alles dan aan Hij schreeuw, dierlijk, zonder zin. Door het was slechts gast in het huis des planters, houtgewas stormde als een wilde jacht Zij. die niets kwaads van hem dachten, vooruit de woedende hond, die de negerin noemden hem philantroopmaar bij op den grond wierp en zijne tanden in eenigen wekte hy booze gedachten, en men haren naakten arm zotte, fluisterde negervriend Goed beschouwd Beer I riep Harry Chamfort, beer was hij niets meer dan... mensch... hier. Hij richt zich recht op. rekt zich uit. Langzaam verhief zich da sluimerende, schuift den panamahoed naar achteren I De gloed van haren blik schoot over alles aan zijn voeten springt de plompe, dik- heen. Hoog opgericht stond voor haar de harige hond op, schudt zich en stoot met I hond, zijne breede poolen op hare sierljjke z'yn kouden neus tegen de neerhangende voeten, in zijn bek hing een stuk van het hand. blinkend armsiraad dat hare slavin droeg Beer, zegt Harry Clnnfort, en strealt die luid jammerend zich over den grond hem, ja, beer jij hebt het beter dan dio kronkeldeen dan zijn blik I anderen die hunne opengeslaggen rug-I Wat las zij al niet in die blik Het gen krommen tusschen het suikerriet. I wos medelyden met die zwarte slavin, Hy gaat naar den oranjeheg tegenover I jje haar dooden wilde! Het bloed schoot hem. Zijn snelle stap weerklinkt op den I Uaar r.aar het hoofd en vulde alle bloed- steenen vloer voor het huis, eu wordt dof Laten en liep haar in de oogen r.u op het verdorde gras. Lag zy niets meer als schilling en s'of I De zonnegloed knettert in biezen, riet en Nu kwam de wildheid ook in haar Nu palmbladeren. moost Zelima sterven om willo van Geen vogelstem wijd in het rond. Het is dat medelyden grafstil als in een vervallen tempel zyn Van de hangmat steeg zij op zoodat de dikharige hond komt achter hem aan. De parelsnoer aan haren hals rinkelde. velden, waarop geoogst wordt, vermijdt Beer ging terug en kwispelstairte. hij, zijn toorn zou overkoken en hij is Juanit'.a, wat vangt gij aan gast van den planter. Daarom moet hy In hare uitgestrekte hand ratelt de zich in acht nemen. Maar die ketting wilde castagnette. Als een trommelrullen gaat hy afschudden als Jua hem maar het teeken door de plantage, begrijpen kon Tusschen het houtgewas, hier en daar, Waarom was zij zoo schoon Waarom Lan alle kanten koiuou plompo neger- was zij zoo hooghartig en gruwzaam f koppen te voorschijn. Als honden sluipen Nu ging hy niet moer, hij stormde zy nader met gedoken nekken. Schuw vooruit, zijn hond in groote sprongen hangt hun dolle blik aan hunne gebiedster hem na. Jumbo De zweep I Hooger steeg de zon. De lucht was als I Juanitta, wilt gij wreed zyn gekookt. Muskieten zwermden in scharen Ja Harry, met innigo lust zal ik om hem heen en dwongen hem terug te het zyn oh gaan. In do schaduw van een mauritius- Zij slurpt van wellust, palm wierp hij zich neder en staarde Jumbo snelt toe met de zweep. Zelima in de palmenkroon. Als een reusachtige kronkelt zich onder woordloos schreien, waaier was dit uitgespreid over hem. Eigenhandig vraagt Harry Chanfort Dan luisterde hy, schoof het houtgewas j met ingehouden toorn, als hy de zweep naast hem uit elkander en bespiedde. Tusschen de palmen bij het planterhuis was een hangmat gespanoen. Eeno vrouwe lijke gestalte rustte or in. Uit de halfge- in hare hand ziet. Ja, denk aan mijne eer voor eene slavin. Jua, dat zult gij niet l Hy beproeft

Peel en Maas | 1908 | | pagina 1