Weekblad voor TÜ1AY
UitgeverW. A. Van den Mimckhof, Venray.
Dienstmeisjes
Het verhaal van den
Zaterdag
25 Mei 19G7
2&ste Jaargang.
No. 21.
in de steden.
In de Kazerne.
Mengelwerk.
Abonnementsprijs per kwartaal
Prijs der Advertentién:
In Mei is de tijd wear daar, dat
de meisjes van het platteland naar
de steden gaan om te «dienen
Vader en moeder kunnen de centen
best gebruiken en hebben voor
Grietje of Pietje een dienst gevonden
in de stad.
Of dat dienen in de stad nu wel
zooveel gemakkelijker en voor-
deeliger is dan op een dorp. is een
andere vraag, die we thans niet
wefischen te bespreken.
Trouwens we moeten toegeven,
dat het vaak moeielijk gaat op het
platteland een geschikten dienst te
vinden.
We wenschen meer te wijzen op
de gevaren, die aan het dienen in de
stad verbonden zijn en op de midde
len, om aan die gevaren te ontkomen.
Een dienstmeisje in de slad is
geheel onttrokken aan het toezicht
der ouders.
Een oom of tante, die ook in do
stad woont, kunnen soms een oogje
in het zeil houden, maar niet ieder
heeft een oom of tante of een ander
familielid in de stad en zeker zal
dat toezicht toch zeer gebrekkig zijn
Alles hangt er eigenlijk vanaf, of
mynheer en mevrouw zelf degelijke
godsdienstigo menschen zijn, en zelf
waken voor het tijdelijk en vooral
geestelijk welzijn hnnner dienstboden
Deen dezen het niet, dan is er zoo
goed als geen toezicht en is het
meisje aan haar eigen geweten
overgelaten.
Dit is echter voor jongelui altijd
gevaarlijk en zeker in de steden,
waar de gevaren zoo talrijk pn de
gelegenheid lot zonden zoo veelvul
dig is.
Komt daar nog bij, dat aan het
huishouden zelf, waarin zij leven,
op zedelijk en godsdienstig gebied
wat hapeit, dan is het zoo good als
zekef dat hef meisje haar godsdienst
en deugd zal verliezen.
En die gevaren zijn niet donk-
beeldig»
Een dame uit Den Haag, die van
ondervinding kan spreken schreef
onlangs in «De Amsterdammer
(geen katholiek blad) het volgende:
«Als de ouders wisten, hoe door
en door verdorven de toestanden in
Dén Haag zijn; dan zou zij liever
haar dochters naar het graf zien
dragen, dan haar zoo zij geen
nabestaanden van goed gehalte heb-
ben naar die stad te laten ver
trekken. Ik heb recht zoo te spreken!
In andere groote steden zal dat
gevaar wel niet veel minder groot
zijn.
En toch zijn er holaas zoovele
ouders, die hun dochters naar de
stad laten gaan om te dienen, zon
der zich eerst voldoende te verge
wissen, of die dienst voor haar geloof
en zeden ook gevaar biedt.
Men vraagt eenvoudig alleen maar
naar het loon en de vrije dagen, of
stelt zich tevreden met inlichtingen,
die de eerste de beste verstrekt. Eerst
dan, warneer het te Iaat is, ziet men
het verkeer Ie van die handelwijze
in.
Het zij daarom veroorloofd aan
alle weldenkende ouders, die het
goed met hunne kinderen meenet),
de volgende raadgevingen aan le
bieden.
Kunt gij voor uwe dochters een
goeden dienst]J vinden op het platte
land. geeft daaraan dan altijd de
voorkeur boven het dienen in de stad
Zijl gij echter genoodzaakt voor
haar naar een dienst om te zien in
een stad, neemt dan Jde noodige
voorzorgen, opdat gij later niet de
bittere ervaring behoeft op te doen,
dat uw kind bedorven is.
En wel vooreerst neemt als regel
aan, dat gij alleen afgaal'op adver
tenties, die voorkomen in katholieke
bladen.
Dan alleen hebt gij een vrij zekere
waarborg dat ze afkomstig zijn van
goede katholieken.
Vervolgens bijna in iedere groote
stad bestaat een «R. K. Vereeniging
tot bescherming van Meisjes'', waar
van de leden, vaak aanzienlijke
dames, bereid zijn, aan iedereen
vertrouwbare inlichtingen over dienst
betrekkingen te verstrekken.
Men vrage dus eerst de noodige
inlichtingen bij zulk eene vereeniging
vooraleer mor. een dienst aanneemt
of ziet men daar tegen op, vraagt
dan den pastoor of kapelaan uwer
parochie, of zij zulks voor u willen
doen. Volgaarne zullen zij daartoe
bereid zijn.
Is dan eindelijk de dag daar, dat
uwe dochter vertrekt, geeft daarvan
dan wederom kennis van bovenge
noemde R.K. Vereeniging.
Deze zorgt dan, wanneer zulks
noodig is, dat uwe dochter aan het
station van aankomst een behoorlijk
geleide vindt of althans gaat die
-Vereeniging zeker na, of uwe doch-
t)T zich werkelijk in de betrekking
bevindt, waarin gij meent, dat zij is.
Is d t niet het geval, dan wordt gij
daar njimiridelijk van in kennis ge
steld.
De ondervinding heeft geleerd,
dat deze maatregel wel (iegelijk
noo.iig is.
Ook zorgt de Vereeniging er voor
dat meisjes, van wier aankomst zij
verwittigd wordt eene uitnoodiging
ontvangen om hare vrije avonden op
gezellige en aangename wijze door te
brengen in het hiervoor bestemde
lokaal der vereeniging.
Zoo rr.cnig dienstmeisje is er
anders op aangewezen hare vrije
avonden door te brengen op straat.
Dat dit groot gevaar oplevert,
begrijpt iedereen.
Laat toch niemand denken dat
dergelijke voorzorgen overbodig zijn.
De gevaren zijn veel grooter en
dreigender dan menigeen wel denkt.
In het R. K. Dagblad het Huisge
zin schrijft een katholiek ofticier o.m.
Het vet vullen van de godsdienst
plichten is, voor zoover mijne er-
vaiing strekt nooit te engewerkt
ook heb ik nooit gezien, dat iemand
om den wille van zijn geloof onrecht
vaardig werd bejegend of achteruit-
gesteld.
Plagerij of beschimping moge van
de zijde van andersdenkende kame
raden een enkelen keer voorkomen,
niemand, die vast in zijn schoenen
staat en voor'"zijno overtuiging uit
komt, zal daar nadeel van onder
vinden.
Grooter gevaar dan voor den
godsdienstzin levert het kazerneleven
voor de goede zeden op. I
Maar juist in dat opzicht" is een
merkbaar verschil te constateeren
tus8chen voorheen en thans. Kon
men vroeger geen tlink militair
heeten zonder om het andere woord
te vloeken en vuile taal uit te Slaan,
sedert het krachtdadig optreden van
minister Bergansius is daarin eene
belangrijke verbetering gekomen.
Wel is de kazernetaal nog altijd
verre van die van een jat gemcisjes-
kostschool.
Maar in vergelijking mat vroeger
is zy fatsoenlijk en zelfs beschaafd
geworden.
Toch zouden de strenge .aitrege-
len van minister Bergansius m. i.
niet vc-el succes hobben bereikt, ware
hij daarin niet krachtig gesteund
door een zuivering van de bewoners
der kazerne door de instelling van
den persoonlijken dienstplicht.
De plaatsvervangers, meerendeels
afkomstig uit de achterbuurten der
steden, er uit; de fatsoenlijke jonge
lui er in; dat werkte als een twee»
snijdend zwaard.
De jongen van fatsoenlijke op«
voeding en hoogere ontwikkeling
liet zich niet de ruwheden en onge«
re'chtigheden welgevallen, die de
arme boerenjongen, bij gebrek aan
afweervermogen, moest slikken.
Stonden de onderofficieren en kor-
poraals tot dusver tegenover zwak
keren, door den persoonlijken dienst
plicht kwamen zij tegenover sterkeren
to staan, en in hun eigen belang
waren zij genoodzaakt correct te-
zijn.
De persoonlijken dienstplicht heeft
den heeischenden geest in de kazerne
gewijzigd: het dik wijl onmeecloogend
toegepaste recht van den sterkste
heeft zijne plaats moeten inruimen
aan den geest van rechtvaardigheid
en welgevoegelijkheid.
Een nieuwe, zeer verdienstelijke
poging tot verheffing van het zede
lijk leven in de kazernes is gedaan
door minister Staal.
De afschaffing van het blijvend
gedeelte zou den dienst van de
weinige vrijwilligers, die er nog zijn
belangrijk verzwaard hebben, met
name de wacht en corveodiensten,
hun aantal zou daardoor zeer waar
schijnlijk nog meer geslonken zijn
en ten slotte zouden zij geheel ver
dwenen en vervangen zijn door bur-
ger werk lieden, dio niet in de kazerne
wonen.
Daar moet het heen, want iuist
die vrijwilligers, meerendeels het
uitschot der steden ik bedoel
dezulken, die geen promotie maken
voeren in do kazerne, krachtens
hunne oudere rechten, den boven
toon, en welk een toon
Hunne verdwijning zou", uit een
moreel oogpunt, een voordeel geacht
worden.
PEEL
voor Vknrat 50 c.
franco per piost 85 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 8 c.
van 1 4 regels 20 c.
elke regel meer 5 e.
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentien, 3maai geplaatst wordan 2maal berekend.
Het was de avond van de gewone jaar-
gadering der Centrale Andes-Zil ver-Mijn -
maatschappij waarop de aandeelhouders
verblyd werden met een hoog divider I.
President Higgingson onderhield zich
nan tafol met de directeuren en commissa
rissen der maatschappij. Toen liet diner
was afgeloopen. vertelde Higgingson de
volgende merkwaardige geschiedenis
Wanneer ooit iemand een speelbal van
het lot is geweest, dan was dit zeker met
mij het geval in mijn verhouding tot Ra
mon de Castro.
Mijn kennismaking met hem begon al
daarmee, dat ik onder-de zwaarste ver
plichting kwam, die een man tegenover
oen ander hebben kan, want hij redde
my het leven.
iS'adat ik. te Harvard mijn opleiding
als ingenieur had voltooid, trok ik naar
Peru. het land der Incas, om over een in
aanbouw zynde spoorlijn het toezicht te
houden, met de hoop. ryk te worden en
als -grand signior" te kunnen terug-
keeren.
Toen ik mij by den chef van den
ingenieur88taf te Callao aanmeldde, vernam
ik, dat ik verwezen was naar een sectie
die midden in het hartje van do Andes lag,
en die een van de moeielykste en gevaar
lijkste gedeelten van de gebeele lyn vormde
Dit schrikte my echter niet.
Ik maakte mijo uitrusting in orde en
trok welgemoei op reis, om na eeuige da
gen van zwaar reizen liet kamp te naderen
dat het doel vau mijn tocht was.
Het laatste gedeelte van myn reis was
buitengewoon moeielijk geweest, en ook
lang niet zonder gevaar. Er was iets, dat
op een weg geleek slechts een ruw pad
slingerde zich omhoog, tusschen rotsen van
boven, en afgronden beneden, een pid,
juist breed genoeg voor den nooit ftlenJen
voet der muilozels.
Meer dan cons stond mijn hart bijna
stil, waar do smalle weg zoo vl ik langs
den grynzer.den, onmetelijk diepen afgrond
liep, dat een windvlaagje voldoende schcon
om mij in do gapende ruimte te werpen.
Ik was nog ongeveer een mijl van de
plaats mijner bestemming, toen ik. ver
moeid van hei zitten in liet zadel, mij naar
beneden liet glyden en een eindje vooiuit
ging loopen, ik gevoelde my op mijn
eigen beenen werkelijk veiliger aao op
op den rug van het dier.
Plotseling drong van voor my uit het
onduidelijke geluid van hoefgetrappel en
het snelle klingelen van een schel, zooals
de muildieren om den hals dragen, tot my
door, en een oogenhlik later doemde ik
een muilezel voor mij op, die in blinde
razerny op my aanstoof.
Er was geen mogelykheid, om een bot
sing te vormyden, wat onvermijdelyk.den
dood beteekende, en nauwelijks bewust
van wat ik deed, drukte ik my tegen don
rotswand aan. in de flauwe hoop, dat ik
misschien zou kunnen voorkomen, als een
vüjg door het uitstekende zadel te worden
weggeveegd.
De muilezel was nauwelyks een 20
meter van my af en half dood van angst
kon ik zelfs ni«t meer denken, toen een
man, alsof bij zoo uit de wolken was
komen vallen, tusschen mij en het bollen
de beest op het voetpad liep.
In zyn hand, had hij een lichte lang ys-
biji en nadut hij die omlaag gezwaaid had
gaf hy het muildier een ontzettenden slag
tegen den kop, zoodat het beest van den
rand in de vreeeelyke Lagtenaar beneden
tuimelde.
Het was zoo'n schitterend en dapper op
treden en zoo meesterlijk uitgevoerd, dat
ik van verwondering en verbazing vergat
hoe ik zelf daardoor van den dood gered
was.
Oh, wie is u. en hoe komt u hier
riep ik, met uitgestrekte baad n-iar hem
toesnellend.
Ik stond tegenover een jonge man, on
geveer van ayn leeftijd.
Goeden dag, Senor, antwoordde hij
met een glimlach.
Dat waa op 't kantje af, zooals jullie
Amerikanen zeggen.
Ik ben bly, dat ik juist' bijtyds
tusschenbeide kon komen.
Hoewel hy myn taal uits'ekend sprak,
wag hy blijkbaar van zuiver Spaansch
bloed en toen ik hem de Imnd drukte en
probeerde aan mijn dankbaarheid uiting te
geven, haalde hij de schouders op en
beweerde met de onverschilligheid, aan
zijn ras eigen dat het niets was,
Ga mee, dan zullen we naar het kamp
gaan.
Het scheen, dat hy bohoorde tot het
korps ingenieurs, dat ik zocht, en toen
hij het doel van mijn reis hoorde, werd
hy zeer mededeelzaam, zoodot wij al aar
dig wat van elkaaar afwisten, toen wy
het kamp bereikten.
Van dien tyJ waren wy bijna aitijil
zamen en hoewel ik eon enkele maal,
als ik aan het peinzen raakte, moest be
kennen, dat er aan Ramon iets was, dat
mij een zeker wantrouwen inboezemde,
vond ik in hem toch altijd zoo'n aller
aangenaamst gezelschap en zoo'n vertrouwd
vriend, dat ik trachtte die verdenking van
ray af te zetten als iets, ons beiden on
waardig.
Zooals ik verwacht had, was ons op»
zichterswerk zeer zwaar en dikwijls niet
zonder gevaar, maar ik had er toch
spoedig veel liefhebberij in, vooral daar
raün maats, met een enkele uitzondering,
goede ke els waren en aangenaam in den
omgang
Wij hadden een paar maanden bard
gewerkt en schoten aardig op, toen er
iets gebeurde, waar ik toentertijd weinig
over nadacht en dat later bleek een keer
punt in myn leven te zullen worden.
Ren van onze wegwerkers was een zeke
re Madraxo, clonr ons eewoonlyk -Middy-
genoemd, die door een zekeie onderwonen
waardigheid in zijn optreden myn belang-,
stelling ietwat bad gaande gemaakt,
lk amuseerde mij zeif. door mij voor te
stellen, dat hij een ge legenereerJe afstam
meling was der Incas. die een groot geheim
in zyn binnenste verborg.
Hy was geen bijzonder goed werkman,
en maakte daardoor nog al eens fouten,
wat ook een beetje mijn sympathie op
wekte.
Tot ons cosmopolitisch troepje behoorde
ook een groote kerel uit Yorkshire, die
een verschrikkelijk humeur bad en op een
keer toen Maddy een byzondere stommig
heid had begaan, werd Lomsden too woe
dend, dat by hem met een ongelooide huid
geweldig afranselde.
Ik kwam juist ter plaatse toen hy met
dat werkje bezig was en toen de arme
arbeider my zag. wierp by zich aan myn
voeten en riep
Red mij, Senor, red mij,
Natuurlyk kon ik aan die bede geen
weerstand bieden en dadelijk ging ik vlak
voor hem staan.
Ga weg uit den weg 1 brulde Lums-
den. Dat gaat jou niet aau.
Ik ga niet weg, antwoordde ik.
Ge hebt den armen kerel al genoeg ge
straft.
Wordt vervolgd.