BALI
Eens maar nooit weer.
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1900.
ZEVPN EN TWINTIGSTE JAARGANG
No. 39
Feuilleton.
Uitgever \V. A. Van den Mtjnckhof,
Venray.
Landbouw.
SKi'.
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
Nog is de rust niet teruggekeerd
in Zuid Celebes, waar ongeveer een
jaar lang de regeeringstroepon bezig
zijn geweest, om de oproerige rijk
jes lot onderwerping te brengen,
nu een nieuwe expeditie gezonden
is naar het eiland Bali.
Wij meenen onzen lezers een
dienst te bewijzen, door hun een
en ander mode te deolen over dit ge
deelte van den Oost-Indischon Ar
chipel, dat welhaast het tooneel zal
worden van misschien zeer ernstige
verwikkelingen en daarom meer dan
anders onze belangstelling vraagt.
Bali is het westelijkste van de
kleine Soenda eilanden, gelegen tus-
schen Jata ter linker en Lombok,
dat gelijk de lezer zich herinneren
zal, eveneens met onze troepenmacht
kennis maakte, ter rechterzijde, van
beide resp. gescheiden door de straat.
Lombok, en de straat Bali.
De oppervlakte, met inbegrip van
de daarbij behoorenue kleine eiland
jes, bedraagt ongeveer 5800 vierk.
Kilometer.
Het eiland vormt de voortzetting
van de vulkanenrij van Sumatra en
Java.
Behalve het zuidelijk deel is het
land dan ook overal bergachtig, ter*
wijl op de hoogvlakten op een vier
tal plaatsen uitgestrekte bergmeren
worden aangetroffen.
Do kust is slecht ontwikkeld. In
het Noorden daalt zij zonder riffen
steil in zee af, en vormt bijna
nergens inhammen, die voor de
scheepvaart te gebruiken zijn.
Alleen op bepaalde tijden van het
jaar is het eiland voor schepen
toegankelijk, daar bijzonder de vele
riffen, welke het omgeven, het landen
uiterst bemoeilijken en gevaarlijk
maken.
Rivieren van eenigo beteekenis
zijn op het eiland niet te vinden,
ss
als een schoon. welge^rmd ras,'bewoners bouwen
Prijs der Advertentiën
van 1 4 regels 20 c
elke regel meer g c'
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ad vertent ïen, 3maal geplaatst worden 2raaal berekend.
Hare beddingen zijn, vooral in het
Noorden en Oosten, meestal niet
veel meer dan met lava, steenen en
rotsblokken bedekte en door hooge
wanden ingesloten kloven, waardoor
in den westmoeson het overvloedige
regenwater niet zelden tot een bandjir
aangroeiende, naar zee stroomt.
In het droge jaargetijde (Mei-
Novembor) liggen zij gewoonlijk
droog. Alleen in het Westen zijn
eenige zoetwater- en zwavelbronnen
Het klimaat komt in hoofdtrekken
met dat van Oost Java overeen en
kan over hot geheel gezond genoemd
worden.
Alleen in de moei assen langs de
zuidkust komen veel koortsen voor.
Ook cholera en pokken heerschon er
veel
De plantengroei is er, evenals op
Java, zeer rijk. Men vindt er vooral
veei kokosboomen en in het Oosten
ook den lontarhoom, wiens bladeren
voor papier gebruikt worden.
De fauna ^dieren wereld) is armer.
De rhinoceros on de wilde bantèng
ontbreken er, de wilde woudstier is
er bijna uitgestorven.
Betrekkelijk veel tijgers, in het
Westen vooral, ook wilde katten en
muskusdieren worden er gevonden.
Onder de tamme dieren noemen wij
paarden, runderen en buffels.
Nn nog een enkel woord over de
bevolking, welke ongeveer anderhalf
millioen bedraagt.
De inlanders zijn meestal Wong-
Modjopahit, d. w. z. mensehen van
Modjopahit, het bekende Hindoerijk
op Java, ontstaan uit een vermenging
van de oorspronkelijke bewoners
met Javaansche en Indische kolo
nisten
Buiten deze is er nog oen klein
contingent van de oorspronkelijke
bewoners aanwezig, welkp meestal
inde strandplaatsen wonen.
Het uiterlijk der Baliers is zeer
verschillend en een bepaald (vpe is
niet aan te geven.
Gewoonlijk worden zij beschreven
iets grooter en slanker aan de Ja
vanen en ook lichter van kieur.
Het haar der mannen is pikzwart,
lang en zeer grof, soms gekruld en
bor stelig en wordt in een knoop ge
dragen. De vrouwen onderscheiden
zich door lange armen en breede
voeten.
Het Hindoeïsme, dat de jieerschen-
de godsdienst bij de Balieijs is, heeft
dien monschen nog weinig hescha-
ving bijgebracht.
t Zijn nog halve cultuurmenschon,
lot hun 6e jaar hebben do kinderen
geen ander kleed, dat wat zij bij
hun komst op de wereld meebrachten
De volwassenen van beidon seksen
dragen meestal niet meer dan een
lendendoek, ofschoon de invloed van
de Europeesche beschaving zich ook
hier meer gelden doet.
lot de meest gebruikelijke siera
den van de vrouwelijke Baliërs be-
hooren opgerolde reepen lontarbla-
den, die als oorknoppen dienst doen r
en goudenen zilveren ringen aarË munt de bUolliing uit
1
-Het is verschrikkelijk koud vandaag,
niet om uit te houden", bromde Ótto
Spengler en wreef zijn verkleumde handen
-Al het hout, alle kolen zijn op", ging
hij zijne alleenspraak voort, -en hier in
mijn poi temonnaie als laatste overblijfsel
van vroegero weelde een halve mark. Ik
wilde dat ik maar achter den toonbank
gebleven was. De drommel mag dat dure
leven in de hoofdstad halen."
Ondertusschen Otto Spengler was jong.
en van nature vroolyk geslemd; hij ging
om hulp uit, wat beteekent dat hij zijn
jas aantrok en naar de deur van zijn
huurman ging, gedachtig hot woord
-wie klopt zal open gedaan worden.
-Binnen" riep een welluidende stem on
Otto stond weldra voor zijn buurman
dokter Schonig, een jong geneesheer, die
na een gelukkig afgelegd examen, na
twee jaren zuchten en wachten op prak
tijk, een betrekking aan het groote
ziekenhuis gekregen had.
-Stoor ik f" riep Otto.
-In het geheel niet; kom binnen 1"
-Bij mij is bet om te bevriezen, wan
neer ik ook eens zoo gelukkig was om begin
oen betrekking te hebben, dat wil zeggen kernen.
een engagement.
-Kom, witrm je'maar eers' is aanstaan
de heldentenor, drink een kop koffi*,
steek een sigaar aan en laat ons dan samen
eens genieten van het heerlijkste wat voor
een mensch, die iederen dag moet werken
bestaat, den Zondagmorgen.
De op zoo vriendelijke wijze uitge-
noodigde operazanger in spe volgde den
goeden raad en zeide blauwe ringen in
de lucht blazend:
-Het gaat er toch in de wereld geheel
anders toe, als men het zich in oen klein
plaatsje denkt. Wanneer ik op zangers
feesten in onzen omtrek zong, werd ik
steeds als een heldentenor geëerd. De
kapelmeester heeft hier weliswaar ook
mijn stom geroemd, en maakte alleen op
mijn voordracht eenige aanmerkingen;
sedert zeven maanden studeer ik rollen
in en hel» do Max. Adolai en Robert in
mijn hoofd, dat er geen noot aan man
keert. Maar er is altijd nog geen sprake
van, dat men mij op wil laten treden,
terwijl mijn laatste thaler gisteren de
wijde wereld is ingegaan. Die logeert nu
bij mijn schoenmaker en zal spoediger
door de wereld komen dan ik.
-Komt tijd, komt raad; beste Otfo. Je
weet wat ik heb moeten scharrelen, daar
wij landslieden zijn; ik had na mijn examen
nog tien gulden in mijn zak en heb daar
mede rond gesprongen, totdat ik mijn
tegenwoordige betrekking kreeg. Nu, het
begin is gemaakt, jouw dag zal ook wel
handen, armen en beenen.
De hoofdschotel der Baliêrs be
staat uit rijst.
Rundvleesch gebruiker!" zij niét,
wel wordt er daarentegen veel var-
kensvleesch gegeten.
Hun gewone drank is water;
dronken Baliérs zijn een hooge uit
zondering. Toch gebruiken zij ook
wel palmwijn, brem feen aftreksel
van rijst) en andere sterke dranken
Daarentegen maken de Baliêrs in
don laatsten tijd veel misbruik van
opium. Ook is de Baliét' vaak ver
slaafd aan het spel.
De woningen van den minderen
man bestaan uit lage en kleine hut
ten van klei of steen opgetrokken.
Eenige dezer hutten, soms 20 a 25
zijn op een erf gebouwd, dat door
hooge muren van klei of baksteen
van den weg gescheiden wordt.
Meerdere van zulke erven zijn weer
met een hoogen mnur omringd en
vormen te zameif een dessa De berg-
liun hutten van
bamboe.
Het lot van de vrouw is zeer be
klagenswaardig.
Met toestemming der wederzijd-
sche ouders, wordt zij togen een som
gelds aan den man verkocht, terwijl
gevallen van geweldadige schaking
niet zelden voorkomen.
In het huwelijk is de vrouw weinig
meer dan de slavin van haar echtge
noot.
Bij de aanzienlijke standen komt
meermalen veelwijverij voor.
De Baliêr is levendig van geest,
hooghartig, lomp tegenover vreem
delingen en onderworpen aan zijn
meerderen hij bezi t veel eergevoel
en is gehecht aan zijn geboortegrond
Zindelijk kan men hem niet noemen
en evenmin dapper, ofschoon enke-
fen onder hen (de poepoetans) een
fanatieke doodsverachting aan den
dag leggen.
Landbouw is het hoofdmiddel van
bestaan op Bali vooral rn rijstteelt
-Hm, ik weet niet wie gezegd heeft
Iedere hond heeft zijn dag," bromde Otto.
-Shakesgeju-e; dus een autoiiteit, die
|e kunt goloóyen.
-Van honden gesproken. Die viervoeters
laat de zorgzame moeder natuur het jaar
getijde veranderen en overal vinden zij iets
te eten, maar wij moeten ons steeds in
spannen om to eten te hebben. Ken week
kan ik nog hier biyven, krijg ik dan
geen engagement, dan zeg ik deze mooie
stad vaarwel en ja wat ik dan moet
doen, weet ik nog 13jet, maar hier kom
ik niet terug.
Op dit oogenblilt kwam de brievenbe
steller 011 bracht zulk een heerlijken
brief mot vijf roode zegels. Schonig opende
het schrijven en eenige bankbiljetten kwa
men eruit.
Eenvoudig gaf hij er een aan Otto en
zoide -Geef die maar terug, wanneer je
een engagement hebt.
-Dankje, darkje hartelijk, Ik wist wel,
dat je geen ouders meer hadt, maar niet,
dat je in het hezit van weldoende bloed
verwanten waart.
-Ik heb wel een paar vermogende bloed
verwanten, maar die behooren niet tot
het geslacht van geverstein. Maar wanneer
je je talenten gebruikt, is er wel iets uit te
slaan, Dit geld is het honorarium voor een
novelle, die ik voor een tijdschrift heb ge
schreven.
-Hemel, jij mijn oude schoolkameraad,
een schrijver die reeds honorarium ont
vangt Dat zou ik ook wel eens kunnen
Andere cultures zijn koffie,
tabak, cacao en indigo, knol- en
peulvruchten.
iNaastaen landbouw staat dein-
landsche industrie, hoofdzakelijk be
staande in smeedkunst voor de man
nen en weven en vlecjitwerk voor
de vrouwen.
Als een uitvloeisel van het Hin
doeïsme is onder de bevolking de
lijkverbranding iu zwang welke voor
alle kasten is voorgeschreven.
De vroeger ook op Bali heerschen-
de gewoonte, dat weduwen haren
vorstelijken gemaal in den dood
volgden door zich levend of na zich
met een kris gedood to hebben te
laten verbranden, is officieel af ge»
schaft, doch wordt i» sommige ge»
westen nog wel eens gevolgd.
Winterrogge.
Wie niet zaait, zal niet maaien.
probeeren; tijd schikt wel, ja, ik zal wel
zoo n dingetje in elkander kunnen draaien.
Schonig glimlachte. -Dan moet je hot
eens probeeren, inkt, pennen en papier zal
ik je wel geven,
-Nu laten we eens zien, dio geschiedenis
van den slager, die zijn knecht doodge
stoken heeft, zou dat niets zijn?
-Die is reeds beschreven, zoo prozaïsch
en afgrijselijk mogelijk.
-Zoo, dal dacht ik niet. Nu dan die
inbraak bij den buurman.
-Dat gaat beter, natuurlijk moet je er
een liefdesgeschiedenis in weven, of anders
een interressnnte geschiedenis, anders pakt
Jhet niet.
-Dat zal ik wel klaarspelen. Ik zal wat
nadenken, d.an krijg ik zeker een goeden
inval.
-We zullen zien, antwoordde Schonig
een weinig ironisch.
Do toekomstige schrijver wns van
meening, dat men om goede idieën te
krijgen, alleen moest zyn.
Hij leende dus schrijfmateriaal en begaf
zich, nadat Schonig hem nog een arm vol
houtblokken gegeven bad. naai- zyn kamer.
Toen de kachel een weldoende warmte
begon te verspreiden, stak Otto een nieuwe
sigaar aan en ging aan de tafel zitten, om
naar hij dacht een goede spannende en
prachtig gestyleerde moordgeschiedenis te
schryven.
-Het zou wel gaan. maar het gaat niet,
nep hij eindelijk uit, nadat hij reeds zes
maal een begin had gemaakt, en iederen
Gevoegelijk kunnen we hierop laten
volgen, wie niet strooit, die niet
oogst; want het weer buiten rekening
latende, zal een goede oogst in de
eerste plaats afhangen van da hoe
danigheid van 'l uitgestrooide zaad en
van 't voedsel, dat de plant in de
bouwvoor vindt.
Ieder zaadkorreltje hoe klein het
ook moge zijn, is een plant in minia
tuur. Komt een korrel tot ontkieming
dan ontwikkelt de kiem zich tot een
plantje, ten koste van het reserve
voedsel, dat in de zaadkorrel ligt
opgehoopt. Het is clan ook duidelijk
dat een flinke korrel, waarin naar
evenredigheid een goed ontwikkelde
kiem gevonden wordt en een vrij
groote hoeveelheid reservevoedsel
een krachtiger plant kan voort
brengen dan zoo'n nietig korreltje.
Daarom is alle zaad dan ook nog
seen zaaizaad en moet de landbouwer
ekening houden met de eischen, die
meu aan goed zaaizaad stelt.
Het moet kiemkrachtig zijn met
eeo voldoend korrelgewicht en vrij
van onkruidzaden.
Zijr. de kleine worteltjes in den
grond gedrongep. dan zal de verdere
ontwikkeling in hoofdzaak afhangen
van de bemestingsloestar.d der bouw
voor. Nu werd vroeger door den
regel maar dunnetjes bemest. Men
had te weinig mest voor de uitge«
strekte akkers, die bezaaid werden.
ThaDs kan de boer zich beter
redden, en kan het te kort door
kunstmest aangevuld wordei.
Wel heeft het eenige jaren aange»
houden, voor men er toe overging,
daar men de meening was toegedaan,
dat kunstmest voor roggevelden niet
paste. De rijksproefvelden gaven
echter met een kunstbemesting zeer
goede resultaten, zoodat mer, ook
thans van deze verkeerde meening
is teruggekomen.
Nu kan men bij de bemesting ver»
schillend te werk gaan. Het volgende
zou ik wel in overweging willen
geven. Bemest een derde uwer velden
keer na de derde regel was blijven steken.
Hij stond op en dacht er over om een
wandeling te gaan maken om dan onder-
lusschen de zaak eens to overdenken, en te
ordenen, dan zou het wel gaan.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Otto nam hoed
en overjas, zette de eerste wat scheef,
zooiets uitdagend op zijn zwart krullend
haar en wandelde door de hoofdstraten der
stad. Na eenigen tijd kwam een zeer on-
genoode gast. de honger by hem. en deze
was niet eer tevreden, voordat Otto een
restaurant binnenging.
Nu hij bad gold genoeg in zijn zak en
met hoog opgeheven hóófd ging hjj naar de
restauratie, waar de ongehuwde schryvers
en kunstenaars zich 's middags verzamelden.
Do geur van goede spijzen drong hem in
de neus, hij ging naast een dikken schrijver
zitten en bestelde oen portie soep. Het ge
sprek aan tafel was zeer levendig en ging
in hoofdzaak over het tooneel.
Heb je al gelezen, dat Krauser binnen
kort hier een gastrol zal vervullen, vroeg
een mager tooneelspelerlje.
-Daar twijfel ik aan, zeide de dikke
schrijver, dat laat onze oude heldentenor
niet toe, die is reeds op jonge beginners
afgunstig.
-Daarmede word ik bedoeld, zeiée Otto
in zichzelveu.
-ftij doet den ouden onrecht, merkte een
derde op, de regisseur is tegen alle jonge
zangers, hij is een oude vervelende kater,
die geen mensch iets goeds gunt
Wordt vervolgd.
-T,
V 1