voor
IT en o
Een praatje
Gods wegen.
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1905
ZES EN TWINTIGSTE JAARGANG.
No. 44.
Uitgever W. A. Van den Munckhof, Venray.
Voor Kenden en sanzenhouders.
Mengelwerk.
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
Prijs der Advertentien:
van 1 4 regels 20 c.
elke regel meer 5 c.
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advortentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend.
over het niezen.
In den tegenwoordigen tijd, waarin
het gure en koudo weer ons zoo
menige parten speelt, is het niet on
aardig, bovengenoemd praatje to
houden.-
De feiten en beweringen, welke
hier worden uitgesproken, laat ik voor
rekening van het Duitsche blad »Am
hausliehen Herd", waaraan zij in
hoofdzaak zijn ontnomen.
Zoodra iemand niest, hoort men dit
niet sprakeloos aan, Het is gebruik
dan een of anderen zegewenseh uit te
spreken.
De Christen zegt »God zegen je!
De on-christen >»IT niest," waarop zeer
redelijk de repliek volgt: «Dat weet
ik poddo. ook wel." Ook zegt men
soms «santé". Dat is heel aardig bij
iemand, die maar eenmaal niest.
Niest iemand tweemaal achtereen,
dan lacht men. Maar niest iemand
drie of meermalen achtereen, hebt dan
maar gerust medelijden met hem: dan
is hij verkouden.
Wie het eerst geniesd heeft, kan
men niet met geschiedkundige zeker
heid aangeven.
Misschien wel onze stamvader Adam
de hebreeuwsche Talmud verzekert
ten minste dat Adam in het Paradijs
geniesd heeft.
Van Proniotheus, die menschen
wilde maken en om de poppen, die
hij reeds gevormd had, te bezielen
het vuur der goden stal, wordt ver
haald, dat zijn maaksel tot eerste
levensteeken gaf, dat zij hartelijk
niesden.
Hoe men er nu toe kwam om bij
het niezen iets te zeggen, 'n geluk-
wensch of wat anders, wordt al zeer
verschillend opgenomen. Sommigen
verhalen, dat omtrent het jaar 600 na
Chr. in Italië een doodelijke klieren-
pest heeft gewoed, 't Eerste teeken dier
ziekte was een herhaald en aan
houdend niezen. Daarom riep men den
patient toe: «God behoede u".
't Is mogelijk dat er voor die zege
wenseh zulke aanleiding bestaan heeft,
maar het gebruik om iets te zeggen,
wanneer iemand niest, is ouder.
Plinius echter verhaalt reeds, hoe
de droefgeeste Plinius, als hij op zijn
wagen door Rome reed en hem een
niesbui overviel, verlangde dat de
voorbijgangers bleven staan om hem
eerbiedig te groeten.
En zelfs Tiberius vond dit gebruik
niet uit. De oude Grieken riepen den
niezende reeds toe: «Zeus (d. i. Jup-
piter) behoede u", ofwel »leve" en
Aristoteles, de beroemde wijsgeer der
grieksche oudheid, verhaalt dit ge
bruik als een van ouds bekend.
In de overoude boeken der joden,
Zendawesta, worden gezondheidswen-
schen, bij het niezen gebruikelijk
aangegeven, die tevens ten doel haddon
de booze geesten te verbannen.
Bij orthodoxe joden zou de mes
groet nog zijn: »Asusse' d. i. gezond
heid. Bij kinderen voegden men daar
bij: Vroom en oud. welgebouwd, word
honderd jaren oud". Het antwoord
daarop luidde: nBoruch tikje'zij ge
zegend.
Uit dit alles blijkt, dat het uitspreken
van wensch of groet zeer, zeer oud
is; en ook eenigzins in verband staat
met bijgeloovigheid.
Ten minste de zeer strenge Origenis
las den jongelingen van zijn tijd ge
ducht de les, wijl zij nog altijd iets
overhielden van het heidensch bijge
loof bij het too veren, sterren lezen
en niezen.
Het niezen moet wel als iets bijzon
ders, iets goddelijks opgevat zijn,
meestal als voorspelling van toekom
stige dingen. Ten minste Plutarchus
schrijft hieromtrent: «Gelijk het slaan
der polsen den dokter den ziekteloe.
stand openbaart of de trek van onrus
tig voortgezweepte wolken den zeeman
storm aankondigt, zoo kan de ziel een
toekomendo zaak leeren kennen uit het
niezen".
Dit is zoo ongeveer als bij ons,
wanneer het puntje van de neus jeukt.
Dat kriebelen, dikwijls gevolgd door
niezen, is immers ook een goed
teeken.
Het toevallig niezen werd door de
oude grieken in 't algemeen voor «een
geschenk der goden" gehouden en
hunne bloemrijke dichters wisten voor
eene bevallige dame geen fijner com
pliment uit te denken dan »de goden
hebben bij hare geboorte geniesd."
Ook bij de ruwste volkeren vindt men
het niezen als iets bijzonders beschouwd
Het, schijnt dat men die voorbijgaande
neusontroering opvat als de kennis
geving van een geest, die in den niezen
de gevaren.
Wanneer een Zoeloe-kalfer niest, clan
zegt hij «Nu ben ik genezen. - De Idlozil
(geest van een voorvader) is in mij; hij
is in mij gekomen, laat me gaan om
hem te vereeren, want hij laat mij
niezen."
Of nu die goede man met die aan
duiding een goede of kwade geest be
doelt, is moeielijk uit te maken, meent
hij een der laatsten, dan zal hij wel
oppassen dit te zeggen, uit vrees dat
hem van dien geest kwaad overkomen.
Daarom acht hij een lofprijzing ver
kieselijker. Daar spreekt ook veel voort
ret niezen te beschouwen als een geluk
aanbrengend teeken,- daarom zegt men
tot een kind, wanneer het niest: »groei.
Dat 't niezen ook met booze geesten
in verband gebracht wordt, verhaall ons
Karei Bartzel uit Mecklenburg.
In zijne Mecklenburgsche sagen ver
haalt hij het volgende, om te verklaren
waarom men elkander bij het niezen
geluk wenscht:
»l)e duivel houdt er een groot regis
ter op na waarin de namen van alle
mensehen staan opgeteekend. Daarin
leest hij, als het slecht weer is of an
ders voor tijdverdrijf Telkens als hij
den naam van een menseh uitspreekt,
moet deze niezen; daarom wenscht men
men zulk eenen geluk".
Dit innig verband tusschen een toe
vallig niezen en het alles doordringende
bijgeloof kan. geen verwondering baren.
Zoo hielden de bewoners der Tongo-
eilandon het niezen bij het opbreken van
een leger voor een zeer ongelukkig
voorteeken; en bij de indische Tsoegs
zou het zelfs een oorzaak zijn om een
reeds voorbereiden krijg op le geven en
reeds buitgemaakte gevangenen vrij te
laten.
Toen de naar Athene verdreven tyran
Hippsi&s aan het hoofd van een persisch
leger het hem ontzegde vaderland be
streed, en bij Maratho;. een tand ver
loor, die ondanks het nauwkeurigst
nazoeken niet werd teruggevonden,
toen was het geheele leger met zijn
aanvoerder zoo verschrikt, dat deze
uitriep:
Dit land kameraden, is het onze
niet en vergeefs heffen wij de wape
nen om het te veroveren. Slechts zoo
veel hoort ons toe, als de verloren
tand bedekt."
Ook tijd, plaats en getal van het
niezen spelen in het bijgeloof oen
groote rol.
Zoo gold het reeds van ouds voor
een kwaad teeken, als men tusschen
middernacht en middag niesde, of
schoon men bij uitzondering in Tyrol
beweerde: «Indien iemand 's nachts
niest, heelt hij een arme ziel uit het
vagevuur verlost".
Indien hij de Romeinen iemand
niesde bij het opstaan, ging hij on-
middelijk weer naar bed om een gun
stiger opstaans oogenblik af te wach
ten. Zelfs als op het einde van een
maaltijd de spijzen reeds waren wegge
nomen en een der gasten overvielen
niesbui, dan werden do spijzen weer
opnieuw opgezet, begon men opnieuw
te eten om den maaiii,-.; niet met een
wanklank te eindigen, Zoo vertelt ten
minste Plinius.
Gelijk de oude kalender dagen vast
stelde voor het aderlaten, haar en
nagels knippen en andere werken van
lichamelijke verzorging, zoo waren er
ook dagen, waarop het niezen een voor
deeltje was.
Geschiedde dit bijv. op Zondagmor
gen drie, en Maandagmorgen eenmaal
dan was de geheele week gezegend.
Als Zaterdagsavonds zoo neemt
men in Zuid Duitschland aan het
jongst kind in bed niest, (geen drukfout
maken, zetter dan volgde een geluk
kige week.
Hetzelfde gelooft de Talmud Jood als
zijn jongste spruit op het einde van den
sabbatli niest.
Tegenwoordig heeft men al die bij-
geloovigheden laten varen.
Doch staat het nog chic den niezen
de een «prosit" of «santé" toe te roepen;
en christelijk hem te wenschen »God
zegen je
Dit is echter een zeer onschuldige
gewoonte, die volstrekt zonder eenige
bijbedoeling wordt aangehouden.
Mocht dus een der lezers bij het
van dit artikeltje een niesbui krijgen,
dan roep ik hem van harte toé:
God zegen je
JAN.
Onderzoekingen welke ten doel had
den de waarde van dierlijk voedsel bi
pluimgedierte te leeren kennen, gaven
bij jonge eenden de beste resultaten,
wanneer ze gevoederd werden met een
mengsel, dat voor ongeveer de helft
uit dierlijk voedsel bestond. De groei
geschiedde meer dan driemaal zoo sne
dan bij een rantsoen, dat voor het
grootste deel het eiwit in een plantaar
diger) vorm bevatte, en waarin gestrem
de ondermelk ongeveer een vierde van
het totaal eiwit leverde. Ook in kracht
en gezondheid namen de jonge dieren
zeer toe.
Het is niet wenschelijk hoenders,
eenden en ganzen tegelijk te voederen.
De eenden, die zeer haastig eten,
krijgen hun portie wel mee, en ook de
hoenders die door 't voorbeeld der
eenden zich gaan reppen en niet zooveel
als deze behoeven, krijgen hun genoe
gen, maar de ganzen, die niet zoo vlug
kunnen eten en toch rijkelijk voedsel
dienen te ontvangen, varen er slecht
bij.
Kunnen ze in het gras geen voldoen
de vergoeding krijgen, dan lijden ze
min of meer gebrek.
Grof gemalen graan is voor jonge
ganzen een aanbevelenswaardig voeder,
dat het is duidelijk te verkiezen
is boven de door velen gevoederde
zemelen.
Jonge ganzen groeien snel en be-
hooren dus krachtig gevoed te worden.
Ook gekookte aardappelen, fijn ge
stampt en vermengd met grof meel is
een goed voedsel.
Groenvoer mag verder niet vergeten
worden, zooals brandnetels en paarden-
bloemen; men kan dit met andere
voeder vermengen.
Eenden zijn goede broedsters, -maar
voor haar jongen dragen zij wein'g
zorg.
Dit bedenke men, en levens zij men
er op bedacht, dat de eerste eieren,
welke in 't voorjaar gelegd worden,
gewoonlijk niet bevrucht zijn, zoodat
deze als broedeieren niet gebruikt
moeten worden.
Houd de broednesten rein, en vrij
van muf hooi of mest' Anders loopt ge
gevaar, dat het broedsel mislukt. Een
molenaar kreeg van een 100-tal eenden
eieren, waarop de eendenmoeders goed
gebroed hadden, slechts een 20-tal
eendjes. Bij onderzoek der niet uitgeko
men eieren vond hij ter hoogte van het
luchtblaasje een zwart vlekje, dat een
donkergroen schimmelplantje bleek te
zijn.
Proeven van den veearts Lucet te
Courtenet toonden aan, dat schimmel
sporen, in aanraking komende met
vocht of een vettige massa, door de
poriën der schaal konden heen dringen
en de vrucht konden doen sterven.
Een grondeigenaar nabij Berlijn
heeft des nachts zijn stallen voor mest-
dieren eloctrisch verlicht en bevindt
zich hierbij best.
Het mesten geschiedt hierdoor zeer
snel, in 1012 dagen, van eenden,
namelijk, een gevolg natuurlijk hiervan
dat nu ook des nachts de voederbak
door de dieren kan worden gevonden.
Eenden vooral leggen weg. Heeft
men vermoeden op een eend, dan on
derzoekt men ze. Voelt men ei, dan
wordt ze opgesloten en ontvangt alleen
drinken, geen voeder.
Als't ei gelegd is, wordt de eend vrij
gelaten en gevoederd. Spoedig bemerkt
ze, dat ze alleen voeder ontvangt, wan
neer ze gelegd heeft en zal ze gaan leg
gen, waar men dit verlangt.
De hei 1st had zijn intreden gedaan.
De natuur ontdeed zich langzamerhand
van het heerlijk schoon tooisel, waarmede
haar de zomer ontkleed had.
Over de stoppelvelden en afgeoogste ak
kers loeide de wind en de hoornen in tuinen,
op weiden, in de nog kort lings zoo schoone
wonden staken weemoedig hare hladeilooze
takken in de grauwe Inclit.
Met naargeestigen haast vloog een zwerm
trekvogels over al die kale velden en door
die kale takken, zwemvogels, die te laat
hun locht naar 't zuiden hadden begonnen.
Vele menschen staarden die laatkomers
na met een gemengd gevoel en vroegen zich
af
-Zal ik u nog eens zien vliegen als een
nieuwe lente nieuwe schoonheid heefi ge
wekt Of zal ik dan met gesloten oog
rusten op gindsche kerkhof
Maar geen antwoord ontvingen zij op die
vraag en alleen het geloof deed hen hopen
en vertrouwen op Dengene, Die liet lot aller
menschen bepaalt en in Zijn wijsheid alles
wel beschikt.
Een bange vraag was de daar pasgeslelde
ook voor de eenvoudige vrouw, die in een
kleine woning van het dorpje Baden in den
Eifel zat aan het ziekbed van haar vierjarig
zoontje.
Met een blik van onuitsprekelijke liefdo
en stillen weemoed zag zij naar den kleinen
lijder.
Do hemel had don ouders van den kleinen
zieke een zware beproeving overgezonden
want de knaap, hot jongste van 7 kinderen,
was niet in staat het loopan te leeren.
De doktor, dien men geroepen had, ver
klaarde dut het kind zeer zwatt was en
weiiichi niet vol» zomers me h* U-ven. De.
moedei zoowel als de vader, een eerzame,
nijvere smid van beroep, hadden die .snijden
de uitspraak dieptreurend aangehoord.
Toen menschelijke hulp niet meer mocht
baten, richtten zij zich mot vortrouwen tot
God en de allerheiligste Maagd.
Gelijk echter zoo dikwijls een gebed niet
onmiddellijk verhoord wordt, maar volhar
ding daarin vereischt wordt, zoo ook in dit
geval.
Vader en moeder hadden dikwijls en veel
voor de genezing van hun kind gebeden en
zij lieten niet na den hemel een heilig
geweld aan te doen.
En toen de moeder voor haar hartensdoel
bad, viel haar een gedachte in, die haar
met troost en hoop vervulde.
Zij stond op en begaf zicli naar haren
echtgenoot in de smidse.
Weet je wat riep zij vroolijk opge
wekt haren man, die btj het aanbeeld staat
toe, onze kleine Wiro woidt gezond!
De meester staakte een oogenblik zijn
arbeid en staarde met een uitdrukking der
hoogste verwondering zijn vrouw vragend
aan.
Eer hg echter nog een woord had kunnen
spieken vervolgde deze
-Juist is mij een gedachte ingevallen God
alleen kan ons kind helpen. Wijden wij Iih
aan hem toe en geven wij het ter bewaring
aan Maria".
Dat hebben wij immers reeds lang ge
daan". sprak de meester, -maar tot lieden
'-Gij begrijpt niet goed, wat ik bedoel",
viel de vrouw haren man in dn redo, »ik
zou -Willem willen toewijden aan God en
diens altaar diensten daarom zou ik met
hem naar de abdij van Himmerode ter
pelgrimstocht willen gaan.
Als gij het goedvindt, ga ik morgenvroeg
reeds op pad. Een inwendige stem zegt mij,
dat die bedevaart ons en liet kind zegen zal
brengen."
De smid knikte toestemmend, »Gij zi.it
een brave vrouw sprak hij gehoorzaam
aan die inwendige opwekking.'
Den volgenden dag begaf zich de moeder
met Willem, dien zij warm ingebakerd op
do armen droeg, naar de niet ver afgelegen
Cirstencienser-abdij Himmerode. bad daar
in de kerk en beloofde, dat baar kind, zoo
bet gezond en sterk werd een dienaar des
Heeren zou worden.
Haar kinderlijk vertrouwen werd op de
ruimste en rijkste wijze beloond-
1de kleine genas en groeide krachtig naar
lichaam en geest. De dorpskinderen, met wie
hg ter schole ging en sroolijko streken uit-
JJAINTIENDXAÏ.
MAAS