Een Europeesclie oorlog 1
Paniek.
Ken u zeïven.
,-?l'
ZATERDAG 8 JULI 1905.
ZES EN TWINTIGSTE JAARGANG.
No. 27.
Uitgever W. A. Vax o;?a iVlmvcKTioF, Venray.
Mengelwerk.
50 c.
85 c.
Abonnementsprijs per kwartaal.
voor Vknray
franco per post
voor het buitenland bij vooruitbetaling
afzonderlijke nummers
Prijs der Advertentiën
van 1 4 regels
elke regel meer
letters en vignetten naar"plaatsrtiimte.
Advertentiën, .Jranal geplaatst worden 2maal berekend.
Iemand, die voor acht dagen
schreef op 23 Juni de Köln. Volksz.
deze vraag gesteld had, zou men
lachend voor oen onverbeterlijke pes
simist of zwartkijker hebben aangezien.
»Kuropeescho oorlog.
En van alle kanten gaan stemmen
op sprekend en roepend «vrede,
vrede
En millioenen worden uitgezet om
paleizen te bouwen voor vreedzame
oplossing van der volkeren geschillen.
Fin vooral, in de vreeselijkste vor
men tooncn zich do ellenden van de
oorlog ginds in het' verre Oosten,
waarbij duizenden de slachtoffers van
den oorlog op het jammerlijkst om
komen.
En toch.
Nooit is het gevaar van een Euro-
peeschen oorlog grooter en dreigender
geweest dan heden.
Nog is het gevaar niet geweken
en duurt het stoken van gewetenlooze
bestuurslieden rusteloos voort.
Waarom zou een Europeesclie oor
log uitbreken?
Dat is gauw gezegd en verdiend
-srren. nieuwer, rogc!
Om Marokko.
Niet dat juist dit onafhankelijk
vorstendom van Afrika een voorwerp
van strijd voor de Europeesche
machten zal zijn, maar een aanleiding
tot den ornl lingen strijd dier groot
machten wel.
D. w. z. die grootmachten zullen
hun onderlinge en vreeselijke afgunst
uitvechten om dat ééne punt: Marokko.
Wij willen trachten hiervan een
verklaring to geven.
Engeland is satanisch jaloersch op
Duitschland.
Het valt niet te ontkenner., dat
vooral onder dezen keizer Duitschland
enorm is vooruitgegaan. De wereld
markt. en ile wereld politiek worden
door Duitschland geleid.
De mot is slim en waar hij zijn
voordeel kan vinden, zoekt hij het,
onbeschaamd dos noods.
Engeland nu heeft machtig veel
sympathie verloren door zijn onbe
schaamd egoïsme.
Een ieder die zich maar iets herin
nert, uit, de glorie-dagen van den Boo-
ren-krijg, zal het in zien.
En Engeland voelt, dit.
Het is nu het onbehagelijks! gevoelen
wat een egoïst ondergaan kan, als
hij zijn egoïsme ontdekt ziet.
Vandaar tie haat van Engeland tegen
Duitschland.
De haat. Een jaar lang is de toon
der Engelscho pers uiterst scherp tegen
Duitschland.
Alles wat Duitschland of zelfs den
persoon des Keizers betreft, wordt op
het scherpst gehekeld.
Geen gelegenheid wordt ongebruikt
gelaten om den haat tegen Duitsch
land gaande te maken.
Daarom leeft ook in Duitschland
een felle achterdocht jegens Fingeland.
Maar zult gij vragen, wat heeft
Marokko daarmee uit te staan.
Marokko was feitelijk onder bescher
ming van Frankrijk.
Onafhankelijk was het zeker, maar
toch de Fransche belangen waren van
ion aard, dat Marokko zonder Frank- naar kennis dorst, ven-eet hij zoo gPzjnn(Mlt jn samenleving neme een
rijk, of los van Frankrijk niet kon'lichtelijk eenige studio-jv1 zich zelvcn
gedacht worden.
Nu heelt in 1904 Engeland zien te
bewerken, dat ten opzichte van Marok
ko een Engelsch- Fransch traetaat
werd gesloten, zonder dat Duitschland
daarin erkend werd.
Daar hadt je de poppen aan 't
dansen
Duitschland protesteert Frankrijk
blijft stom, eenvoudig stom.
"Wacht overlegde Keizer Wil
helm dan zal ik ze afleeren
En hij gaat zelf naar Marokko. En
sluit handelsverdragen in den vorm
van open-deur-politiek, d. w. z. vrije
invoer en uitvoer van marktgoederen
voor alle natiën.
Slim van dien keizer hé l
Maar beroerd voor Frankrijk en
voor Engeland, voor het laatste vooral.
Nog is het conflict hangende.
.Keizer Wilhelm heeft do moest vrede
lievende verklaringen afgelegd. Maar
zeker is het, dat Duitschland altijd
door zijn vloot versterkt.
Zeker ook, dat Engeland tracht een
oorlog uit te lokken met Duitschland
vóórdat dit laatste Rijk zijn vloot
voldoende versterkt heeft.
Op 7,xr. ;c F.rgplao'l xariwtfg de
baasmaar het zal dit niet lang
blijven.
De toon der engelsche en fransche
bladen is fel tegen Duitschland.
Verwonderen, zou het niet, indien
na den vreeselijken strijd in 't verre
Oosten, ook in Europa zoo iets vreese-
lijks zou losbarsten.
Zeker en onloochenbaar is het, dat
de Engelschen, bewust van hun hui
dige overmacht, maar een conflict
stuwen.
dit onverant-
te maken.
Dit bracht dan ook con onzer sen-
timenteelè Noderlandsché dichters er
toe over 't onderworp don Pegasus ie
bestijgen.
Treffend is deze poëet in zijne schil
dering, doch vooral uit iij zijn droef
gevoel in den versregel
-Is ken u zelren van den hemel
afgedaald
Kwam hij tot die vraag wellicht,
doordat de menschen 'm 't algemeen
te veel aan 't aardsche^ijn gehecht,
om zich door het hoogeSo begeesterd
te voelen
Wij weten het niet, dloh wagen to
gissen.
In onzen tijd van n stoloos voor
waarts streven in kunst» n en letteren
van snelle vordering n op elk, en
niet het minst op .we onschappelijk
gebied is kennis va-» zich zeiven,
meer nog dan vroeger, noodzakelijk.
De omstandigheden 1- iden or toe
de tijd waarin we léve:., eiscii't het.
Steken we dan meerm den de hand
in eigen boezen ei 1 ton wij, bij
het najagen van U zeker niet
-.«r efitu
to
maatstaf aan zich zelven.
Staat ge recht, zie dan uit
vallen, want ook gij zijt zwak.
Allen zijn wij zwak.
Fiii om zelf staande te blijven, mogen
we anderen niet voor zwakker houden,
dan ons zelven.
Hij, die zich zelf heeft leeren kennen,
zal over anderen denken in zacliten
en welwillenden geest, hij zal recht
vaardig zijn.
In zijn evenmensch zal hij veel weten
te verontschuldigen en nog meer weten
te waardeeren.
M ie zonder vooringenomenheid,
zonder vooroordeel wil te werk gaan
kenne zich zelven
gy
blij dat vindt ik
Misschien vindt
woordelijk.
Daarom hen ik
ook.
Maar het perfide Albion zoekt slechts
zijn voordeel en waar het zich dit
voordeel droomt, tracht het dat voor
dcel to behalen.
Zonder al te zwart inzicht of pes
simisme, mag men met rede bevreesd
zijn voor een nabij zijnd gewapend
conflict der Europeesche mogendheden.
Gaarne echter bidden wij met onze
Moeder do hl. Kerk.
«A pesle, fame et hello, libera nos
Domino".
«Van pest,, hongersnood en oorlog
verlos ons lieer."
Want een gewapend samentreffen
der groot-mogendheden wordt altijd
vreeselijker, naar mate het vernuft der
onderlinge vernieling fijner ontwikkeld
wordt.
JAN.
Deze kernspreuk, door een beroemd
wijsgeer uit het grijs verleden aange
bracht als opschrift van een tempel
bij de oude Grieken, heeft nog altijd
waarde en niet het minst voor het
tegenwoordig geslacht.
Immers wat ligt er een blijvend
diepe beteekenis in het woord «Ken
u zelven
Ofschoon het onomstootbaar vast
staat, dat ieder mensch, uit zijn aard,
Onlangs lazen we in een zeer aan
bevelenswaardig boekske «Beter is
een nederig landbouwer, die God dient,
dan een hoogmoedig wijsgeer, die,
met veronachtzaming van zich zelven,
den loop der sterren waarneemt".
Die zin trof ons diep
Mogelijk is zulks ook het geval
met, hem, die dit citaat overwegen,
Inderdaad wie zich zelven kent,
beseft eigen geringheid.
Hij wordt daardoor gevrijwaard
tegen waan, tegen overschatting van
zich zelven en zal, bij al zijn doen en
laten, vermijden te specnloerer» op den
ij delen lof der menschen.
Daardoor krijgt zijn werk juist een
edel doel, eene hoogere wijding.
Zijn arbeid wordt verdienstelijk
Do ware kennis van zich zelven
behoedt, den mensch voor hoogmoed.
Zij matigt zijne oordeelveiling over
anderen en leert hem welwillend den
ken over hen, met, wio bij omgaat.
Wie zich zelven kent, zal (le zwak
heden van ander(*n beter verdragen.
Wie zich zelven kent. zal verdraag
zaam zijn.
Hoo dikwijls handelt do mensch in
verblindheid, hoe vaak gaat hij onbe
suisd te werk, vooral in do jaren der
jeugd
Hij bedroog zich zelven, of liever,
hij werd door zich zelven bedrogen.
En dat zelfbedrog is soms niet ge-
ring-
Zelfs datgene, wat hij voor ijver
houdt, ontspruit dikwijls uit harts
tocht.
Hij kende zich zelven niet.
Daardoor is hij meermalen te hard
en te streng in zijn oordeel geweest.
Hij zag den splinter in 't oog van
anderen en merkte niets van den
balk, die zijn oog verduistert.
Wie billijk wil oordeelen over an
deren lette op zich zelven.
Wie vrede en eendracht wenscht in
We rukten voorwaarts.
Brandend scheen de sou neer op den vait
droogte openbaisteuden grond, die met laag
door do hitte verdord gras bogroeid was.
Onder da gloeiendo stralen dor dagvorstin
liet do hoogo rypouJe mais zijn bladeren
hangen en stond daar treurig- en onbewege
lijk als een geelachtig gekleurde wand.
Plotseling kwam een compagnie soldaten
auligèsióriildïn Sen WgerViitriT «W m
(usschen de dikke, verdroogdo stengels
verdwenen. Een oogonblik trilden en bewo
gen nog de volle aren, ruischten de uit hun
rust opgeschrikte bladeren, toen was alles
weer stil.
Deze mannen waren daar ordeloos, als
een kudde opgejaagde dieren, neergestort
één machtig verlangen, de zucht tot zelfbo-
houd, tot redding van bet veege 'lovon,
beheetschle ben allen en deed de straks nog
Nocluhnns bij was bun voorgegaan in
de richting dier donkere verschansingen
daarginds, waaruit dood en verderf - hun
tegenkwamen, terwijl de kogels dicht als
hagel neerregenend, de lijen zijner kinderen
steeds moer dunden.
Eindelijk o schande, hadden zo hun
Aanvoerder in den steek gelaten en waren
gevlucht voor 'i vreeselyk vuur des viiands.
Hoe hadden ze hem kunnen verlaten
Hij knarste op de tanden, hij de gedachte
aan dezen smaad en trad op het maïsveld
toe. zwijgend, omdat hem du keel van
schaamte en ^vertwijfeling werd dichtge-
snoeid.
Ze wat en daar allen, hij voelde het
daar, slechts twee schreden van hem verwij
derd, verborgen tusschen do iialtuen uit laffe
vrees eu hij had geen kracht meer, ze terug
tc roepen en aan le vuren tot den strijd.
Plotseling begon de oude krijgsman met
zijn door de zon verbrand gelaat te suikken
en zonk uitgeput op den grond neer, zonder
op du kogels te letten, die hem ont de ooren
floten, misschien zelfs wenschend, dat hij
getroffen mocht worden.
Was het nog wel de moeite waard te
loven, na zulk eeu vernederhig te hebben
ondergaan
Die lafaards
Hoe had hij ze ooit kunnen achten als
wakkere krijgslieden
Langzaam weken op één plaats de stengels
□itecn, -- daar vertoonde zich lat verweerde
beschaamde gelaat van den vaandrig.
Wat! jij ook?" riep de officier woe
dend.
Zijn -atUa;m Lagntaee i
zoo dappere krijgers zich hier nis banghazen
verbergen tusschen de maishalmen.
En nu lagen ze daar, afzonderlijk en in
groepen, zwijgend eu terneergeslagen, zwaar
hijgend in do heete, met stof bezwangerde
lucht, nauwelijks in staat adem te halen
na de plotselinge vlucht, en toch in spanning
luisterend naar ieder geluid, vol schrik nog,
dat hun schuilplaats zou zijn ontdekt. Een
paniek hail hen aangegrepen, toen ze plotse
ling door een geweldige overmacht waren
aangevallen.
Dien vreeselijken schok na een langen
afmattenden strijd hadden ze niet kunnen
doorstaan.
Achter het maisveld knetterden de geweer
schoten, nu dicht erbij, dan weer verder
weg.
Dof klonken bij tusschenpoozen do zware
stemmen der kanonnen en do aarde dreunde
en sidderde, wanneer do schoten snel op
elkaar volgden.
Nauwelijks eenige minuten hadden de
soldaten hier gelogen, of ook in 't maisveld
sloegen de kogels neer, de stengels braken,
de bladeren werden afgerukt en vlogen dooi
de onbeweeglijke gloeiend heete lucht.
Daar lagen de mannen, somber en zwijgend
hun lot afwachtend, met de handen hun
geweer omklemmend en strak vooruitziende,
omdat de oen zich voor den ander schaamde.
Zoo gingen eenigo minuten voorhij als
een gansche eeuwigheid hier, waar dood en
verwoesting hoogtij vieren.
Opeens snelde een officier naar den gelen
wand, waarachter zooeven honderd mannen
verdwenen waren.
Zijn sabel had hij in den dollen loop ver
loren oti zijn uniform, waaraan eenige
knoopen ontbraken, was met stof en bloed
besmeurd.
Wel droeg hij de sporen van in den slag
te zijn geweest
Hij had deze krijgers aangevoerd, met
hen geleefd, hen liefgehad.
Ieder hunner kende hij, ieders aard en
karakter had hij doorgrond, als een vader
had hij steeds voor hen geborgd, en teen hij
straks gedwongen weid, de -dapperen den
dood tegemoet te voeren, bloedde zijn hart.
kon van woede bijna niet meer spreken.
1let hoofd eeuigszins op zijde, om den
vlamm8iiden blik van zijn superieur te ont
wijken, stond de oude snorbaard daar bleek
en verslagen.
«Kapiteinkapitein stotterde hij, op
mijn woord ik weet zelf niet hoe het
gekomen i3.
-Wat?"
En de officier sloeg den oude in het gelaat
dat de wang roodgekleurd werd.
«Jo zou niet weten hoe het gekomen is,
lafaard
Kaarsrecht stond de vaandrig daar, bleek
en zwijgend verdroeg hij den dubbelen
smaad: de pijn van den slag voelde hij niet
eens.
»Ge hebt gelijk, kapitein", klonk het
eindelijk, "het is een schande, een eeuwige
schande voor de compagnie.
»Wat nu?" vrneg de officier.
"Verzamelen kapitein", sprak de vaandrig.
"Verzamelen Wat, die bange hazen
verzamelen
"Do namen afroepen, kapitein
«Ja dat kon
Do officier liep rustig en kalm a's hij een
gewoon appél de namen acnt -r elkander af.
-Dood "Gewond «Achtergebleven
door vermoeienisrapporteerde de vaan
drig-
De anderen echter kwamen één voor één
uit het maïsveld te voorschijn, asgrauw van
schaamte, woedend op zich zelf. dat zo zich
door hun vrees hadden laten heheerschen
en in één kort oogenblik zoo'rt smadelijke
vernedering over zich hadden doen neerdalen.
Zwijgend traden ze voor en plaatsten zich
in het gelid.
Nu en dan hoorde men een kreet, gevolgd
door een doffen val. Maar onmiddellijk wer
den de rijen weer gesloten en stonden zo
als uit steen gehouwen voor hun vertoorn
den aanvoerder. Neen, meer dan aanvoerder
rechter was hij thans, een streng, mee-
doogenloos rechter.
«Wat hebt gij gedaan C
De uitdrukking der grauwe, gerimpelde
gezichten werd nog somberder, maar ze
zwegen als Lot graf alleen de gewonden
steundcu en kermden.
.«Wat hebt gij gedaan? Uw eed verbro
ken, de uniform onteerd, schande gebracht
over ons vaandel Lafaards, ellendige laf
aards".
De kogels bleven fluiten, maar dit kleine
lmopje soldaten bekommerde er zich niet
om, dacht zelfs niet aan het gevaar, maar
alleen aan de schande.
Den czaar hebt go verraden. Uwen
eed aan hem geschonden i"
'v- ~iV."AASVtv.Ni)