voor
Let wel
GRATIS.
Hartstochten.
Lommen.
ZATERDAG 18 MAART 1905.
ZES EN TWINTIGSTE JAARGANG.
No. 11.
mm
Uitgever W. A. Van den Munckhof,
en ray
Het wonderlijke
geneesmiddel.
Mengelwerk.
rr\SJ0"d, Pe" jon«a ma" eerbiedig
voor den bedroefden vader. Het was R0*er
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Venrat 50 c.
franco per post 05 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
r m a
t t
Prijs der Advertentiën
van 1 4 rogels
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertenttën, 8 maal geplaatst worden 2maal berekend.
20 c.
5 c.
Zij, die zich voor 1 April
op „Peel en Maas" abonneeren,
ontvangen de nog deze maand
verschijnende nummers
Uit zich zelf niet boos, uit zich
zelf niet goed, zijn de hartstochten
te vergelijken met het edelste der
viervoetige dieren, hot paard.
Is dit gebreideld, heeft het geloord
naar den toom te luisteren en te
gehoorzamen, wat heeft de menseh
er veel nut van, wat veel genot
Maar woest en wild en nooit door
's menschen hand beteugeld, zal hot
den berijder allicht de grootste rampen
aanbrengen, zal het hem storten
kunnen in verderf en ongeluk.
Helaas, de menseh breidelt wel
zijn paarden, maar zijn hartstochten
niet: en zoo klinkt de naam reeds
Hseht, omdat me. .00 Anemoon
de edele strevingen door God in onze
ziel gestort, een verkeerd gebruik,
een misbruik maakt.
Dubbel helaas, men drukt den
woesten dieren, den harstochten nog
zoo dikwijls tot bloedens toe de
sporen in de flanken, en woester
wordt dan hun vaart en meer en
zekerder verderf-aanbrengend voor de
zwakkelingen, die zich mee laten
voeren, terwijl zij zelve de meesters
moesten zijn.
Zie de liefde en de haat
Hoe gene in vriendschap zich
uitend en in welwillendheid en in
medelijden slechts berust op genegen
heid voor, slechts beoogt het welzijn
van anderen.
Maar de haat, die afschuw en
afkeer tot uitdrukking neemt, ver
achting en minachting, zoekt van den
gehaten persoon, van den verachte,
slechts nadeel en ongeluk, zooveel
mogelijk.
Gevoelt de nederige hoeveel hem
nog ontbreekt, de trotsche, de hoog
moedige schrijft met beklagenswaar-
digen overmoed al wat hij is, wat
hij bezit, wat hij vermag, aan zich
zeiven toe, verheft zich boven anderen
duldt niemand boven of naast zich,
ziet als uit de hoogte neer op zijnen
evenmensch.
Daar is de eerzucht! Lofwaardig
en gewettigd, daar ze den menseh
tot werkzaamheid aanspoort.
Maar tredend buiten do perken,
wordt ze zelfzucht, vermomde hoog
moed.
En zulk oen eerzuchtige doet wol 't
goede, streeft wel naar kennis, maar
niet uit gevoel van plicht, niet u
zucht naar wetenschap, niet ter ver
verhooging zijner monschelijke waar
of ten nutlo der maatschappij.
Neen, hij wil slechts gekend
erkend zijn, doet alles in 't oog
loopeud, jaagt naar lof, beoogt
goede niet om het goede zelf, maar
om de eer, het aanzien de onder
scheiding die het geeft; gaat over tot,
praalzucht en ijdelheid, vergenoegt
it
de
zich mot don sohijn, is onverschillig ePns za| overwinning
voor de werkelijkheid. schoonste zegepraal.
En do schatten der aai de
Do redelijk-denkende menseh hecht
aan stoffelijk bezit geen hoogere
waarde, dan hot verdient, acht hot
als middel, geenszins als dool: do
gierigaard, do hebzuchtige streeft
daarnaar om hot bezit zolf, is daar
voor angstig bezorgd, weigert niet a
ons z
ijn.
de
n gaan zonder flat'le flaghiatlon don eenon «imiub, uie in 1 uouuer
r ook a.nn z.nh,eli ,1.- „f aa„sl msd hunne hommen „.pen, op gevaar al
duchten ervan: het denkboo d van i onsebn
vruchten ervan; het denkbeeld van
bezit, van dit alleen vervult zijn geheele
ziel.
Men zou het kunnen vergeven, wan
neer men hoort dat iemand door sparen
en zuinig zijn in overdreven mate,
laten wemaar zeggen door gierigheid,
zijn geheele leven door alles heeft ge
daan, om de noodige duizenden, een
fraai huis, een hof, een fabriek het zijne
te kunnen noemen, men zou kunnen
vergeven, wanneer ze dan, tot welstand
gekomen, ton minste een fatsoenlijk
leven (geen verkwistend natuurlijk) er
van nemen.
Maar dat gebeurt niet, de gierigaard
blijft gierigaard.
In zijn prachtig huis lijdt hij armoede
lijdt hij honger, lijdt hij, wat nog het
'-7v. a&>s i;:. do -sciijk,- i. j
van nog niet meer te bezitten dan hij
reeds bezit'; lijdt hij ook voortdurend
onder de vreeselijkste gedachte, dit
alles te moeten achterlaten, geheel en
al op één wenk van den dood.
Het lichaam vordert voedsel tot zijn
onderhoud.
De matige voorziet in die behoefte
uit besef van noodzakelijkheid als
plicht.
De gulzigaard ziet niet op hol dool.
Hij bezigt spijs en drank alleen als
middel tot genot. Hij gaat in het ge
bruik do palen van behoefte ver te
buiten of haakt alleen naar datgene
wat zijn smaak voldoet; de dronkaard
verlangt onophoudelijk naar dranken,
die prikkeling te weeg brengen, onder
mijnt zijne gezondheid, benevelt zijn
zinnen, verlamt zijne hersenen.
Werkzaamheid, arbeid geeft aan de
ziel helderheid aan het lichaam sterkte,
is den menseh lot plicht.
In de schepping is alles aanhoudend
werkzaam, zou dan de menseh alleen
werkeloos zijn.
Maar de trage schuwt den arbeid,
vindt in vadsige rust liet hoogst genoe
gen: de ziel verliest daarbij hare veer
kracht, gebrek aan oefening en opwek
king doet haar tot dofheid, stompzin
nigheid, het lichaam tot een onbruik
baar werktuig vervallen.
Zijn hartstochten bedwingen dat is
de eeuwige, de groote leer, den
menseh door plicht en leven gepredikt.
Wie geestelijk en ook lichamelijk
een oogenblik van ernst tot taak stellen
,r dat zoo met de lasso is opgevangen uit yv...
- de woeste prairiën, luistert nog in één slige ongelukken bij plaats. Dan be
keer niet naar den toom.
Maar telkens opnieuw het frisch en
Sedert het ontstaan der werkstaking
de koolmijnen vaa Henegouwen r°'l(,nr
(Belg) is er bijna geen dag voor bij ge- ,C!
gaan zonder dat de dagbladen den eenen
deeld, door middel vrn
andere ontplofbare sloffen gepleegd,
tegen het huis van eenen mijndirecteur,
.van oenen ploegbaas, zelfs van een
eenvoudigen werkman.
Verscheidene dier aanslagen waren
van eenen onloochenbaar ernstigon
aard. Huizen werden half vernield of
grootelijks beschadigd Kleine eige
naars zagen, met de muren van hunne
nederige woning, de vrucht, van jaren
lange spaarzaamheid in puin vergaan.
Bij die stoffelijke scha.le, waarvan de
wet geen hoegenaaude vergoeding
voorschrijft, moeien nog gevoegd wor
den de gevolgen welk niet openbaar
bekend, maar gemakkelijk te raden
zijn de schrik dm fin plotselinge
ontploffingen verpor;." bij vrouwen
en kinderen, fnj personen van zwakke
gezondheid en van zenuwachtig gestel.
Niemand kan immers, op 't oogen
blik der ontploffing zelve, welen welke
er de gevolgen van zijn zullen.
Men verbeelde zich den wreeden
angst van eenen vader of van -eene
moeder die, al ware 't slechts gedu
rende eenige oogenblikken, in de
meening kunnen zijn dat do wezens
welke zij het meest liefhebhen op aarde,
getroffen werden door do scherven eener
bom, dat zij wreed gekwetst, wellicht
gedood werden.
Er is echter iels nog hatelijker dan
do daad van den laffen misdadiger die,
gebruik makende van de nachtelijke
duisternis, op den dorpel eener deur
of op den rand van een venster, on-
dynamiet of onschll'*lige menschen levens ie vernie
tigen, en de dienaars der openbare
macht die, in den tijd van onlusten,
met do "handhaving der orde gelast,
soms door de dreigende houding en 't
geweld dei oproerlingen verplicht wor
den van hunne wapens gebruik te
maken.
Deze tenminste, handelen in 't open-
haai zij volbrengen slechts hun plicht
en verdedigen recht en wel tegen
degenen, die geweld gebruiken om
hunne eischen door te drijven, terwijl
socialistische dynamitards, zonder het
minste gevaar voor hun eigen, des
nachts hunne moordtuigen tegen
onschuldiger) richten en zich daarna
lafhartig verborgen houden.
Dat belet le Peuple en Vooruit niet
di gendarmen en politiedienaars af te
schilderen als «de slaven van het
kapitaal, afgericht op moord legen
onschuldige en vreedzame werklieden"
en de laffe dynamitards to verontschul
digen, zeggende dat hun werk onnoozel
kinderspel is en genoegen doet aan
hunne vijanden.
Zoo verdedigen zij die lafhartige
boosdoeners door middel van eene nog
grootere lafhartigheid.
bom gaat leggen, die
i.
't Was een schoone zomerdag in de helft
der 17e eeuw; in een half verlichte kamei
van een aanzienlijk hotel te Darijs kwijnde
een jong leven, omringd d<>or alles wat de
wereld aan kan bieden, langzaam weg.
Het bekoorlijke meisje, wier pijnlijk ge
laat op bet met kanten omzette kussen rus
te en wier vingers zenuwachtig plukten aan
de plooien der satijnen dekens, was in den
vollen bloei barer jeugd en kracht door een
kwaadaardige koorts op het ziekbed neer
gestrekt.
De kamer, waarin Eulalie de Montrecoeur
lag, pronkte met al de pracht en weelderig
heid. welke er onder Lode wijk XIV in de
paleizen der grooten heeischte. De kostba
re behangsels, de uitmuntend geschilderde
zoldering, de talrijke artikelen van uitge
lezen bric-a-brac, zeldzame purceleinen
vazen, standbeelden uit Griekenland en Etru-
rië, meesterstukken van Italiaauscbe en
Franscho kunstenaars, prachtige voorwerpen,
door vrouwenhanden vervaaidigd alles werkte
samen om de kamer tot een kabinet van
kastbaarheden te maken.
De bejaarde man, die met gebogen hoofd
aan zijn dochter's legerstede zat, de oogen vol
medelijden en liefde op haar gelaat gevestigd,
Doch, het blad voegt erbij dat het was 600 waar type van den ouden Franschon
komen nog wel nederlagen den moed niet heeft die aanslagen a<?el' k
c .B w In geenen deele een beminnelnk man, trotscb
en stylhootdig, weinig vertrouwen op do
menschen of op God hebbende, had de mprkies
Nochtlians hebben er somtijds pin- Do Montrecoeur toch eene zachte plek'in ziin
hardvochtig hart nl. zijn afgodische -lieWe
voor zijn eenig kind.
Alios wat de toenmalige geneeskundige
wetenschap had kunnen doen, was gedaati.
krachtig besluit genomen, telkens zijn eigene lezers wier geweten zij eiken Behalve do meest bekende Fransche dokters!"
wil versterkt, telkens opnieuw geoefend zoeken te misleiden in opstand met inbegrip dar lijfirisen des koning», waren
om 't dier in 't gareel te houden, en Z0li k°men indien zij die geweldige' verscheidene dar talrijke kwakzalvers, die ur
gemerkt de
wellicht een weerloos huisgezin zal
doodon of die, ten minste, het een
doodelijken schrik zal op den hals
jagen.
't Is de taal dot' socialistische bla
den in datzelfde land, die, over dié
aanslagen sprekende, geen woord vin
den cm ze naar verdienste af te keuren
maar stelselmatig, zelfs vooraleer de
omstandigheden van den aanslag hun
bekend zijn, er slechts stol in vinden
om te spotlachen.
Wat, aanslagen
Eenvoudige springbusson, anders
niets
Iets om mee te lachen roepen zij
uit.
Le Peuple acht dat spel betreurens
waardig en dom; kan geen andei
gezond wil blijven, moet zich zelf in kwaad doen, zegt hij, dan aan de zaak
zelve, welke zij die er gebruik van
zich zelf meester to worden en die maken verdedigen,
taak gotronw blijven, zijn leven lang
Daar komen nog wel nederlagei
door onzen sterksten vijand, het eigen misdadig te noemen, omdat het dien
ik, ons aangedaan, voorzeker, 't paard rook niet voor een vuur kan nemen
grijpen de socialistische bladen dat de
openbare meening zelfs bij hunne
"ezors wier geweten zij eiken
uifing van den klassenooi log of van
'lo «solidariteit dei werklieden'' moes-
t"ii goedkeuren.
Dan halen zij hel verhaaltje van
den agent-opstoker voor den dag en
aarzelen, niet te schrijven dat die
aanslagen genoegen doen aan de rc-
r is nochtans een oneindig verschil
tusschen de lafaards, die in 't donker
de groote stad woonde», geraadpleegd. Waar
allen, dokters zoowel als kwakzalvers, hadden
het hoofd geschud en waren de een na der
ander vertrokken, zonder iets ,e kunnen
uitrichten.
Toen de dag verstreek, kon de markies niet
langer den doodstrijd op het geliefde gelaat
gadeslaan en ook niet langer luisteren naai
de onsamenhangende woorden, die van de
bleeke lippen der zieke vloeiden hij begaf
1 "aar de schilderijengalerij en liep raet
haastige schreden tusschen de lange rijen
portretten zijner voorouder* op en neder
Een deur ging open, e„ 't rijke tapijt terzyde
Descltarnps, zijn secretaris.
-Mijnheer de markies', zeide hy, meteen
d"*P; ïu,*,n*- ik een oogenblik uwe
aandacht verzoeken T
-Op een anderen tijd, Roger," antwoordde
behandelen'! k"
-Vergeef my, mijnbeer, maar ik kom u niet
spreken over zaken. Integendeel, bet betreft
do ziekte van jonkvrouw Eulalie."
De markies maakte een wanhopig gebaar.
-W at kan er gezegd worden T riep hij uit.
Vat kan er gedaan worden [)e lijfartsen
van Zijne Majesteit geven alle hoop op,"
-Luister, mijnheer de markies." zei'de de
jonge man ernstig. -Er woont hier, in een
achterbuurt der stad een geneesheer, een
Engelschman, Hij is arm en weinig bekend
hy werkt met andere middelen dan zijné
collega S. Jk heb gehoord. .Jat hij ia 't lancet
geen vertrouwen stelt.
Toch zegt men, dat hij onder de armen, te
midden waarvan bij arbeidt zonder belooning,
honderden uit de klauwen des doods gered
heelt,
Ik hid u verzuim deze kans niet, gering als
zij u schijnen moge, laat den geneesheer
ontbieden
-Zwijg, Roger I Indien Clément Nodier geen
hoop meer geeft, wat mag men dan verwach
ten van een onbekenden kwakzalver
Evenwel, zend om hem. Maar't is tever-
geels Eulalie, mijn lieveling ik zal u moeten
verliezen
II.
Op een zolderkamer van een vervallen huis,
gelegen in 'n weinig bezochte straat, genaamd
Rue Hermes, zat een door zorgen gebogen
man zijn huisraad bestond uit een yzeren
ledikant, een oude tafel en den stoel, waarop
de jonge man gezeten was.
Langs den muur waren eenige in perka
ment gebonden boeken gerangschikt; de titels
wezen duidelijk zijn vak aan.
De jonge man was in oude, afgedragen
kleeIeren gehuld, en een blik van diepe
teleurstelling lag op zijn gelaat, toen bij zijn
donkere oogen op een plankje richtte, dat
eenige (iesschen, bussen en geneeskundige
instrumenten dioeg.
-Hoe hopeloos is alles" mompelde bij.
"Deze kunst, die gezondheid aan de levenden
en nieuw leven aun de stervenden kon
schenken, is niet bij machte mij voedsel te
verschaften of de deuren der ryken voor my
te openen, omdat men er geen vertrou
wen in stelt.
Daar werd op eons driftig op de deur ge
klopt on deze het volgende oogenblik geopend,
aan de verbaasde blikken van den geneesheer
vertoonde zich een lakei, hijgend van de
inspanning, welke hem het beklimmen der
trappen gekost had.
"Zijt gij Hubert Mervyn" vroeg hij kortaf.
De jonge man zag den vrager verbaasd aan
en antwoordde:
-Die ben ik. Wat vei langt gij
.•Wees zoo goed mij onmiddelyk naar het
iiotel de Montrecour te vergezellen. Daar
wordt een strijd gevoerd tusschen leven en
dood. en. al slaagt ge ot rfiet, gij zult goed
beloond worden.
De jonge Engelschman vrufeg eenige inlich
tingen omtrent den toestand zijner aanstaan
de patiente. zocht eenige drankjes uit de
geneesmiddelen op de plank en volgde den
lakei.
Toen hij de legerstede der jonge dame
bereikt had. staar Je Hubert ernstig op haar
gelaat, welks schoonheid verwoest was door
de stuiptrekkingen van den doodstrijd.
PEEL
SI
IAINTIKN l:
MAAS
in
r;11 uir;ucf^n i-f
on ctol'UQI on rnan/l liat mrran ntiotUrli.v Ir, i-ww»**-,/,», JIa..
,1i ,i iï.i i i i