in Een wil, een weg. Die ber... Wiever! ZATERDAG 4 FEBRUARI 1905. ZES EN TWINTIGSTE JAARGANG. No. 5. ?0 Uitgever W. A. Van den Munckhof, Venray. Veel aardappelen van goede kwaliteit. Mengelwerk. Onzindelijke stallen. PEEL Abonnementsprijs per kwartaal. voor Ven rat 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. MAAS Prijs der Advertentiën van 1—4 regels O'» elke regel meer 5 letters en vignetten naar plaatsruimte. Ad verten tién, Bmaal geplaatst worden 2maal berekend. «Waar een wil is, daar is ook een weg." Deze spreekwijze heeft in ODze taal, in dn samenleving een eerste klasse burgerrecht verkregen, en met reden. •'Willen is kunnen" in de meeste gevallen, en hij, die zich van eene zaak tracht af te makendoor te beweren, dat hij niet kan, laadt zeer dikwijls de verdenking op zich, dat hij niet wil. Of wel men denkt, dat hij maar half heeft gewild en dat daardoor het kunnen is achterwege gebleven. Och, men kan zoovee! als men maar wil In onzen lijd, waarin men de verant woordelijkheid zoo gaarne van zich afschudt, waarin men liefst alles laat aankomen op de gemeenschap, waarin men o zoo helder allo gebreken ziet, behalve die, welke men zelf heeft is .het niet overbodig, dat er op gewezen wordt, dat do mensch verplicht is een blik op zich zelf te slaan. Daardoor zal hij zich de overtuiging eigen maken, dat men door willen tot kunnen en door kunnen tot bereiken kom't. Willen, kunnen en bereiken voeren tot het. doel zoogoed als leeren, doen en beproeven; eigenlijk zijn beide trapsgewijze handelingen volkomen de zelfde. Ik kan nietis een leelijke uitdruk king, zeggen vele moeders tot de kinderen. Vele moeders, zeggen we. maar niet allen. 't Zijn alleen de goede moeders, die zoo sproken, en die, gesteund door de voorlichting der vaders, de kinderen langs geleidelijken weg. lichamelijk, zedelijk en godsdienstig goed opvoeden en do hunnen weerstandsvermogen doen eigen worden. Van hen, die maar zoo seffens bij de pakken gaan neerzitten, komt niet veel terecht en hebben deze het geluk dat ze wel terecht komen, dan blijkt al spoedig hunne onhandigheid in de gë- wijzigde 0mstandiglieden Daartegenover staat, dat hij die wil, ook een weg-weet te vinden. De wereld is nog groot genoeg, daar is ruimte en voedsel in overvloed de.vakken, bedrijven en zaken nemen in aantal, gehalte en belangrijkheid toe. In alle bedrijven heeft men nog steeds behoefte aan bekwame mannen. Zeker, alle hout is geen timmerhout, dit moet men bekennen. Bekwaamheid moet er zijn. 't Is volstrekt niet moeielijk op ge vallen te wijzen, waaruit blijkt, dal men het in de wereld ver kan brengen door een vast dool voor oogen te hou den, door vasten wil en ijzeren vol harding, door zelfvertrouwen en geloof in eigen kracht. Zulke gevallen worden nog al dik wijls aan geluk toegeschreven en men vergeet dat de volharding, de wil, aan dat zoogenaamd geluk ten grondslag liggen. Is er soms veel overdreven in de bewering, dat kinderen, uit de mindere standen dikwijls best vooruitkomen, toch is dat voorgeven dikwijls niet van grond ontbloot. Men hoort vaak vragen: hoe komen die menschen bij zulk klein inkomen on een vrij groot huishouden toch door de wereld llicr doet de wil, het aanhoudend streven reuzenwerk; zij weten den weg in te slaan door de voorzienigheid ge opend voor hem, die wil. De kinderen der rijke standen wor den maar al te dikwijls verwend en bedorven Zij lusten dit niet en kunnen dat niet. Ilct eene is hun niet lekker genoeg, en het andere daar kunnen ze niet tegen. Bij de minste verandering van 't weer moeten zij van kleeren veranderen of ze vatten kou, ja, wat niet al Geestelijk en lichamelijk worden zij verzwakt, zij hebben geen weer standsvermogen. Zij hebben geene richting en komen dikwijls tot niets. 't- Zijn beklagenswaardige jongens, voor wie de wereld bitter en hard zal zijn, en die later de schuld werpen op de samenleving die zeggen ze hun geen geluk heeft gegeven. De ouders dragen in deze zaak eene groote verantwoordelijkheid Zij hebben voor een groot deel schuld aan do. mislukking hunner kind «■ren, ja zij bobben de catastrophe voorbereid door zwakheid en toegevendheid, dat zij liefde heeten. Helaas ouders 't is juist die valsche liefde, die het ik kan niet kweekt, en die u later zooveel droefheid en tranen zal kosten Bene onverstandige opvoeding, die slechts van toegeven weel, rnaakt zwak ke. willoozo kinderen, die niet in staat zuden zijn een vast levensdoel na te streven en die in niets een geschiklen werkkring zullen vinden. Het ik kan met ligt in hun mond bestorven. En treft een zwaar ongeluk het gezin dan slaan ze daar machteloos, zonder vrienden en zijn diep te beklagen. Soms, wanneer alle moed en zelf vertrouwen nog niet geheel en al is vernietigd, kan zoo'n ramp hun nog goed doen. Namelijk dan als het heilige moeten hun dwingt tot willen en aanpakken. Door de opvoeding moet de moed worden verhoogd en dc wilskracht gestaald. Dan kan men geruster het leven ingaan. In piaats van ik kan niet moet treden ik wil Want waar een wil is daar is ook een weg P. en M. Landbouw. Me dunkt zoo, dat elk landbouwer hierin belang moet stellen. Zoo'n gewas toch brengt geld in den buidel, en dat is in den landbouw een eerste, zoo niet de eenigc vraag. Wie weten wil, hoe men veel aard appelen verbouwt, die neme eens een kijkje in de veenkoloniën van Gro ningen 600 H. L. per H. A. is in 't droge jaar 1604 niet eens een gi oote zeldzaamheid geweest. liet is reeds meer dar. eens gezegd teeltkeus en - "z dat zijn de twee machtige helbcoinon, die de op brengst onzer landerijen in de laatste lO-tallen van jaren in moer dan een geval, verdubbeld hebben. Over teeltkeus wiiion we het dezen keer eens niet hebben, doch veron derstellen dal uien een sooit bezit die groole opbrengsten kan geven, en «aarvan smaak, kleur, geur en ste vigheid zou zijn als men dio wenscht; met hoog zetmeelgchalto tevens. Door nu bloot een zoodanigen aard appel uit te poten, bereikt men zijn doel niet. Met een onvoldoende bemesting laten zoowel de hoedanigheid aisdeopbrengst te wenschen over. Aardappelen toch. die bij gebrek aau voedsel in den bodem niet kunnen uitgroeien, gaan twens achteruit in zetmeelgehalte en hunne andere goede eigenschappen. Een rijke, maar ondoelmatige, on oordeelkundige bemesting is ook ver keerd. Men zegt wol eens .- hoi voeder van eon melkkoe luister: nauw, on bedoelt dan dat men met den ene/ten snovvl. ,Y'V'1- (j, maar niet. alles mag voederen. Hetzelfde zou inon ook kunnen beweren van de bemesting der aard appelen. Het is algemeen bekend, dat aard appelen groote verbruikers van kali zijn. Nu is hot de vraag in welken vorm deze zal worden gegeven. Er bestaan n. I. naast de zooge noemde ruwe ha li zanten t waarvan kainiet wel liet voornaamste), ook gezuiverde patent kedi bijv.i, waarin een booger kali voorkomt, maar waarin de kali ook duurder is. Voor eetaardappelen nu is het niet onverschillig, weikon mest men neemt. Terwijl het gebruik van palent-kali opbrengst en zetmeelgehalte verhoogt, wanneer de bemesting maar vroeg in '1 voorjaar wordt gegeven, heeft men meer dan eens opgemerkt, dat bij ge bruik van kainiet, dat o. a. keukenzout 011 magiiesiiimverbiiidingun bevat,, wei dc opbrengst ren hoogere werd door /Ie kalibemesting, maar dat de kwali teit, iti 't bijzonder ook het zetmeel gehalte er door achtcruilgin, Wij geven deze waarschuw iug op zettelijk, opdat riet 'n teleurstelling na kaïnietbemestiug hel geloof aan allo kunstmest aan 't waukelen brengt. Moge men bij andere gewassen gerust de ruwe kalizouton aanwenden bij aardappelen neme men beslist de gezuiverde. In 't kort geven we nog de volgen de opmerkingen Breng de kalibemesting zoo vroeg mogelijk in den grond en vermeng den mest fijn en regelmatig met den bodem door zorgvuldig uitstrooien en onderploegen. 2 Neem voor aardappelen al naar den bemestingstoestand van den bodem 400600 K. G. patent-kali per H.A. (4 G of f 7 per 100 K. G.) 3 Vergeet daarbij ook de andere meststoffen niet300 600 K. G. Thomasphosphaat of superphosphaai per H. A. en 200—400 K. G. Chili salpeter of Z*vavetzuren Ammoniak en zoo Doodig kalk. W. SS. I De lieer C. J. de Koning, van Bus- sum, schrijft in zijne reeks «Biolo gische en biochemische studiën", in het Pka^maceutiseh weekblad over Gooisclïe melk en vertelt o. a. het volgende »lk heb stallen bezocht, die zoo vuil waren, dat een beschrijving niet kan weergeven, wat daar te zien was Iri een stal bijv. stonden 24 koeien naast elkander; ze konden hun koppen niet naar boven bewegen, daar zij dan in aanraking kwamen met de vuile natte balken. Den gar.schen langen winter staan deze dieren in volkomen duister. Slechts één sombere lichtbundel vel licht, bij het opengaan van een Eere OF wien eere toekomt, zegt Jan. voor hen opge* hij kan. versleten deur, het stapelde hooi. 't Is voor eon vreemde een toer, om op veilige wijze lusschen do kopp "i oog op den goe-Jder dieren en hot stn - 'i 10 passé JV- A""v,hW-i-, V-'-A. A verkregen door aantu! kleine, in d<-n j vuilen met mes! l-ospatlen muur ge maakte openingen, die als raampjes moeten dienst (loon. Deze vensters bestaan uit één glas, dat zoo goed als lichtdicht geworden is, door het vuil, door de spinnewebben en wat er meer op zit vastgeplakt. Zoodoende komt haast heel geen licht den stal binnen, terwijl daaren boven alleen die koeien te onderschei den zijn, die in de nabijheid van een dergelijk raampje staan. Onmiddelijk achter de koeien be- indt zich een ondiepe goot, »de groep' waarin de faccaliën geworpen worden. Met moeite kon ik mij, om de lucht- proevcn te doen, een weg banen over de planken, die gedeeltelijk over de lengte dezer goot gelegd waren, en hier en daar slechts op zwakke paaltjes steunden. De ligging der koeien bestond uit zand, mesten ander vuil. Hoewel ik op do vuilheid bedacht was en ik mijn jas had uitgetrokken heb ik dezen si al verlaten met een walging, die mij ver der den heclen dag bijbleef. Het werd mij in dien stal duidelijk, waarom de melkers de vuilste kleeren aantrekken, als zij de koeien gaan melken. Thuiskomende, heb ik mij van andere kleeren moeten voorzien, Het was mij onbegrijpelijk, dat zulke toestanden konden bestaan en ik be treurde het, dat van overheidswege geen toezicht op do stallen bestaat. Do 24 koeien brengen in den zeer warmen stal don geheelen winter door. Ze leveren een melk, die door velen in verschen slaat wordt gebruikt. Thans, nu ik dezo dingen aan schouwd heb, hecht ik niet meor aan de zindelijkheid der melkvrouw, die op straat in mooi geschuurde emmers de melk rondvent. Evenmin hecht ik nog aan de mooie melkwinkels, waar de wanden door reine tegels het heldere licht terug kaatsen." Op "n paar gulden minder of meer komt hot eigenlijk niet anti", mompelde hij, dio kan ik wel betalen. Ik heb in den iaatsten tijd veel geluk, tweemaal achter elkander koekalveren, een zeug met elf biggen, koorn en haver gelukten prachtig. Met beide armen up tafel geleund laat hij in gedachten alle meiden zijner kennis do revue passeeren, maar zonder bevredigend resultaat. «Donderdag die Hanoa w«3 een vrou wen mensch Werken voor twee Maar bazerig bazerig alsof zij rtfcht had alles to commandeeren Plotseling verheldert zyn gelaat 1 Hij giypt zyn pijp, stopt, rfto'kt met J zichtbaar welbehagen en uit pure pret rekt armen boven 't hoofd zoo hoog hij -Knap gen doo brut-lkm -Dat i ki die >pen nkt het ineens en daar spron- ongewone beweging een paar bromt hy en gaat naar de- - ;icr3 -r.aaik,-:.;* .;Uaf, Teiwij! hij grabbelend daarin naar garen uk sloot hij plotseling met de vingers tegen een geopende schaar, zoodat de punt diep in 't vice sell dringt en het bloed er uit springt. Door al te gauw zijn hand terug te trek ken geeft hij een duw tegen zijn pyp, zoodat do kop loslaat uit de waterzak en in gru zelementen op de steenen uiteenvalt. -Duizend donders valt hy uit van daag nog inoet er een wijf in huis Alles gaat verkeerd Als dat uog langer duurt, word ik wan hopig 1 Na een beetje de pis geleden sehade her steld te hebben, trekt hij zijn zondagsehe plunje aan en er op uit. Hij kon. misschien twintig passes gedaan hebben of bij komt Har.na tegen Dat was genoeg om hem het bloed naar 't hoofd te jagen van kwaadheid. Hij steekt de handen in de broekzakken en fluit. -Dag boer", roept iJanna. Hij fluit door en knikt nauw merkbaar mot het hoofd. ••Ach boer, maak nog eens je iiui- even open, ik moet ciin de kooien huiken van morgen om er medelijden mee te krijgen en dan is 't mij ingevallen, dat het brood vandaag op zal gaan, ik Mil nog wel kneeden eu bakken1'. Louis kan zyn ooren haast niet golooren. -Ko de mulder dan vraagt hij. Hanna glimlacht. -Maak maar o .n. hoer f" Zal hy toegeven i Hy strijdt nog. doch slechts 'n oogenblik dan bedenkt hij, dar niemand zoo lekker bakt als Hanna en dan die afgesprongen knoopcb, die olievlekken Zonder een woord te zeggen, maakt hij upen. De meid pakt aan voor twee. Zij schudt het bed en naait de knoopen aan en keert den vloer. Dan gaat zij naar den stal. Do paarden binneken haar tegen, als zij haar hevelende stem liooren, de zwijnen knorren en do kippen vliegen op haar schouders. Louis ziet dat alles aan en rookt hij zegt geen woord. Zij kneed het brooddeeg en met lust kijkt by naar haar krachtig gespierde armen en naar den ijver, waarmee zij ze rept. Plotseling vraagt hij -heb je do gods penning al van den mulder •Wat gaat je dat aan. boer Etn loos lachje krult zyne lippen.

Peel en Maas | 1905 | | pagina 1