en
GRATIS.
Dwaalwegen.
ZATERDAG DECEMBER 1904.
VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG.
No. 49.
Uitgever
W. A. Van oen Munckiiof, Venray.
Het oordeel van Leo Tolstoï
over den oorlog.
Hond van den
Zoetelaar.
PEEL
Abonnementsprijs per kwartaal.
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 e.
afzonderlijke nummers 6 c.
MAAS
Prijs der Advertentiën:
van 1 1 regels
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3raaal geplaatst worden 2maal berekend.
20 c.
T giij f 'e zi.i(le 'laait hij neiler, he- de rampen, het voor) ijgaamle niet uit
I ff/t-f sneurt een eraf.
Zij, die zich voor 1 Januari
op „Peel en Maas'* abonneeren,
ontvangen de nog deze maand
verschijnende nummers
Henk ii het lot van den voetganger,
die bij 't vallen van den avond, plot
seling tot de overtuiging komt. dat
hij zich bevindt op een dwaalweg-
Hij had zijn weg wilier, bekorten,
om des te spoediger liet doel van zijn
treilt te bereiken.
Maar vroeger dan hij dacht ging
dn zon ter kimme nederdalen.- en haar
licht volgt op den voet eene scheme
ring, die straks de dichtste duisternis
wordt.
Geen lichtende maan, geen vrien
delijke sterren, maar 't akelig, het
somber-stemmende zwart van den
nacht
Koud parelt hem 't zweet op 't voor
hoofd: hang klopt zijn hart.
't Is maar een hpeld van de reize
des levens.
Daar meer dan ooit heeft men te
volgen den vasten weg, die ons slaat
aangegevenden veiligen weg, die
zeker lot het goede einde leidt.
Arme beklagenswaardige!
Zoo mag men lei echt denger.e toe
roepen, die af wil wijken van dien
weg.
Arme beklagenswaardigeHoe
speurt een graf.
Dit nadert hén liet gaat open.
Wat gaat er dan om in die ziel,
waar de fakkel des geloofs geen licht
meer geeft
Op den bodem der vermaken, die
verwelkten als bij 't atgaan van den
zomer de bloemen, vindt hij ijdelheid.
O, er zijn er, die tol 't laatste
oogenblik liet licht afweeron en tonnen,
althans schijnen Ie loven zonder be
kommering voor do toekomst.
Doch onder die schijnbare rust,
verborgt zich oen ontstelde geest en
een gebogen hart. En langzaam ver
kwijnen zij in moedeloosheid.
Anderen, door wanhoop geknakt,
werpen zich den dood in handen; of
zij naar hun wensch zich begraven
konden onder het marmer des grafs.
Maar Eén alleen weet, hoe zij uit
dien nacht ontwaken.
I)e arme voetreiziger die verdwaalde,
heeft geen schuld de reiziger, die in
het leven verdwaalde, en voor wien
de godsdienst aanwees een veiligen
weg, hoeft de grootste schuld.
Wie onzer kent dezen uitstekenden
levensgezel niet.
Wien is het onbekend dat zijn a! o|
niet tegenwoordig zijn oorzaak is voor
een groote mate van 's menschen ge
luk of ongeluk,
Ons verblijf op aarde is nu eenmaal
volgens het oude heilige woord een
ballingschap, een strijd, onze dagen
menigmaal rijst twijfel voor u op en j zijn ais van een huurling
brengt u van alle kanten in het nauw.
Zeg hem »gij zijt menseh weet gij,
va:t waar gij komt, waar gij heen
gaat t"
Neen is zijn antwoord.
Maar als hij dit niet weet, hoe kan
hij dan in vrede leven
En als hij geen vrede heeft, van
waar dan de kracht om zijn leven te
regelen
Wie geelt dan de kracht, om mot
eere te dragen niet de kroon van don
Christen, maar die van den menseh
Met den vrede verliest hij de vreugde.
De zoete drootnon en de blijde
verwachtingen, zegt een Ifaliaansch
redenaar onzer Kerk. zoo terecht,
gaan heen uit de ziel, die geen gods
dienst meer heeft.
Zwaarmoedigheid, verveling, droefe
nis en walging Ziedaar uwe gasten,
menschen zonder godsdienst.
De hartstochten brengén u tot mis
stappen
De duivel van wanhoop sleept u
vöör don tijd den stroom des levens
door. En met liet bewustzijn uwer
krachten verliest gij het beset van uw
doortocht over de gevloekte aarde.
De menseh zonder geloof mag een
behagelijk leveu leiden.
Toch kan hij het niet beletten, dat
het voorbijschiet met de. snelheid van
den bliksem.
Verzonken in vermaken en genot,
gaf hij er geen acht op, dal hij al zijne
droomen doorloefde en al zijne krachten
verteerde.
Ziet' daar is hij de middag-hoogte
des levens over. Langs de helling,
Dit land van verbanning kan geen
paradijs meer zijn, de oorlog dien wij
te voeren hebben sluit allen vicdo
uit, de slaaf kent geen levensgenie
tingen, maar harden arbeid en een
ellendig beslaan.
Daarbij die oneindige reeks van
rampen en slagen, welke do menschen
geslachten, allen, en van deze weer
familie naast familie bij voortduring
kwellen Dio tegenspoeden en onge
lukken, die ziekten cn dood, boe zouden
ze zonder invloed blijven op onze
opvattingen en onze stemming
Toch weerklinkt er zoo dikwijls in
t geschrei en aoli-en-weegeklaag een
heldere schaterlach, een gulle vroolijk-
heid, toch zijn er menschen, en niet
weinigen gelukkig, die do ellenden
van zich afschudden als van hunne
kleedoren bet stof.
En de sleutel va« dit raadsel de
oplossing van dit geheim l
Dat zij zich gewoon hebben gemaakt
nimmer dien goeden gezel van echt
christelijke blijmoedigheid uit hun
gezelschap te verjagen.
Des morgens en des avonds, hij dag
en bij nacht, zoo goed als bij voor
spoed ook tegenspoed, leerden zij nooit,
zich zonder rede of gedachte te laten
leiden door de omstandigheden, maar
integendeel ze te beheerschen, en daar
over meester blijvende, ook niet te
vervallen, zoo min ais in overmatige
uitbundige vreugde, in een toegeven
aan sombere droefgeestigheid.
Omdat ze van het geluk, hier op
aarde genoten, steeds de broosheid
beschouwden, en van het ongeluk en
net oog verloren.
Zeker, het leven is geen carnavals
dag het vraagt eti eiseht, het heelt
een volle recht op. eene ernstige op
vatting. Hij een sterfgeval het uit te
gieren van pret, hij een zwaren te
genslag te schaterlachen zou allicht
gekrenktheid verraden van hersenen.
Doch cr zijn er, die altijd mei hun
oog de wolken zoek-;-n, en daarom het
heerlijk gouden zonnelicht niet zien,
dal de hemel zoo gul laat schijnen.
Aak'lig, somber, droefgeestig, hui
veringwekkend kan ons zoo'n land
schap toeschijnen, a s in waarheid een
zwarte wolk hel lust in schemerdon
ker. Geen kleuren, .een leven, en, als
't oog dc spiegel enzer ziel genoemd
wordt, dan werpt t ie spiegel hier al
dat trieste en doods.:hc in ons gemoed
terug.
Maar de wolk b voorbij gedreven.
Het licht, het spranktiend fel-schijnend
licht, loovert goud <n schept leven, en
het tiilt op in ons gemoed en blij
oordeelend noemen wij Gods natuur
overheerlijk.
Die geen zonnesthijn, maar wolken
te zoeken gew oon it. wondt nu 't hoofd
schuw af. de .anv p\rt "r1"' dan dat er
niets dan wolken zijn en de zon nim
mer straalt.
Wat doet blijmoedigheid ons goed.
altijd, overal.
Als het werk begonnen wordt, dan
verfi ischt ze onze krachten, dan zet ze
de muizenissen uit 't hoofd: als de volle
zwaarte ons neerdrukt, dan heft ze ons
op, sterkend steunend, en ze kroont
het einde op dubbele wijze.
Wordt de sombergestemde, de
zwaar-tillende, de droefgeestige ver
meden, den blijmoedige omringt men
zoo gaarne, want zijn tegenwoordig
heid is medicijn.
Kn bij dit alles, 't past zoo schoon
in 't, Christelijk karakter, dat de
wereldsche ellende ter zijde pleegt te
zetten, om bij voortduring ons te
wijzen dat een vaderland ons wacht,
waar elke traan gedroogd zal worden
en elk lijden vervangen door verblijden.
Als menseh derhalve, maat' als Chris
ten vooral, met blijden moed liet leven
doorgegaan
Er wordt gemeld, dat in de December
aflevering van -World's work", het
tijdschrift van den afgevaardigde cn
publicist Henry Norman, een aitikel
zal worden opgenomen van Leo Tolstoï,
zoon van den beroemden Russischen
schrijver.
De correspondent is reeds in staat
een overzicht van dit artikel te geven,
dat duidelijk toont, hoe zeer de denk
beelden van vader en zoon verschillen
De jonge Leo Tolstoï erkent, dar
Rusland thans een moeilijken tijd door
maakt. maar, zegt hij, ik ben overtuigd,
dat deze tijd zal voorbijgaan en opge
volgd zal worden door dagen van
voorspoed en geluk, door een tijdvak
van herleving voor Rusland. Men
hooit vele stemmen, pessimistisch en
wanhopig, of vermoeid en moedeloos,
maar deze stemmen zijn onwaardig,
tegenover de wijze, kalme en vaste
houding, die het Russische volk tegen
over dezen oorlog, en tegenover rroc- De
gere oorlogen, heeft aangenomen. Ik
heb tw ee maanden doorgebracht in
Centraal-Rusland, ik heb het in alle
richtingen doorkruist en ondanks alle
leed en ellende, die bet oproepen der
reservisten in de dorpen heeft veroor
zaakt, ontinoelto ik slecht- weinig
boeren, die niet het gewicht tan de
tegenwoordige gebeurtenissen begre
pen.
Evenals in de meer ontwikkelde
standen zijn de boeren iu twee cate
gorieën verdeeld Eerlijk gesproken,
ik heb opgemerkt, dat de panij der
ontevredenen, die de beteelienis van
den Russisch-Japanschen oorlog niet
begrijpen, veel minder talrijk is dan
de partij, die begrijpt, dat deze oorlog
is een belangwekkende gebeurtenis,
onvermijdelijk en voorbeschikt. De
meerderheid van de boeren, met wie
ik sprak, zeiden zoo ongeveer: - Wat
moest men doenf Men kan aan liet
noodlot niet ontkomen.
De Japanners zijn opgestaan, zij
moeten tot rede worden gebracht.
Velen van onze landgenooten zullen
omkomen maar ook Japan zal lijden.
Er is niets aan te doen. Wij hebben
in lang geen oorlog gehad. Thans is
er een gekomen. Hoewel wij den strijd
niet wensch ten, dat geeft ons niets.
Al zouden wij er liever buiten blijven,
wij moeten er aan deelnemen."
Ik ben te Tambof geweest om af
scheid te nemen van mijn broeder,
die naar het oorlogstooneel vertrok.
Ik zag daar ontroerende tooncelen, die
mij het hart verscheurden. Een bonte
menigte, vrouwen, grijsaards, kinderen
woonde het vertrek bij van een militai
ren trein. Toen liet laatste sein gegeven
werd en de trein zich langzaam in
beweging zette, snikte de menigte als
één man. De soldaten drongen naai
de geopende portieren der waggons.
De een schreide als een kind, de ander
schertste, een derde nam afscheid van
zijn vrouw, zijn ouden vader, zijn
kinderen een vierde juichte en een
vijfde zong een lied.
Toen de trein was vertrokken, drong
de geheelo menigte zich om een oude
boerin.
Ik ging ook kijken. Met een lijkbleek
gelaat, scheen zij dood in haar kleed
van bi iiin laken, zooals de boerinnen
dragen. De opwinding, de tranen, de
vermoeienis hadden haat- doen bezwij
ken.
En toch, ondanks dit diepe leed, hoe
w ijs en goed is dc houding van deze
lieden tegenover dien zoogenaamden
oorlog, die in waarheid is een worste
ling op leven en dood voor hun ras
en voor hun land. Men moet al zeer
kleinmoedig zijn en bekrompen, als
men den eindelijken uitslag van den
strijd niet voorziet.
Het is voldoende om een blik te
slaan op de kaart van Rusland. Dit
land, met zijn groote uitgestrektheid,
zijn velden en wouden, zijn meren en
bergen, zijn reusachtige bevolking
eindelijk, geeft ons den indruk van oen
grootscho macht door zijn ligging, zijn
klimaat, zijn bevolking, zijn religieuze
en intellectueele eenheid, zijn temper
ament, zijn liefde voor den vrede, en
dat alles moet zijn eindelijke zegepraal
verzekeren
(■Hbl."j
Het raiment van Auxcrre maakte deel
uit van het Rchoone leger, dat generaal
Dumouriez in 1792 onder ryne bevolen had.
Naast de dapperste onderscheidde zich
deze afdeeling iu don beroemden veldslag bij
Jcmmappes door onstuimigheid van den
aanval, do heldhaftigheid van haren tegen
stand verzekerde zij den uitslag van dezen
dag, waaraan de Franschen do verovering
an België donkten.
Om 12 uur begon do slag. om twee uur
iatie zegepiaal verzekerd.
Overrompeld en teruggeslagen ir kken do
Oostenrijkeis in de grootste wanorde af, in
de richting van Luik.
Op bet oogenblik. dat luitenant-generaal
De CliaiDes de hoofdmacht der OoMenryk-
sche troepen verpletterde en Baptist Reoard,
oppasser van Dumouriez. met 7 eskadrons
to midden der vijanden woedde, viel er eene
aardige episode voor in «Ie nabijheid van hot
dorp Quaregnon.
De zoetolaar van bet regiment van Auxerre,
die zich achter een groepje toornen tegen de
kanon en geweerkogels in veiligheid had
gesteld, zag zich eensklaps d --r een twaalftal
Oostoorykers omsingeld.
Hij was alleen, verre van alle hulp, en
had enkel een vat wyn en twee tonnetjes
brandewijn, om zich te verdedigen.
Groot was dus het gevaar on onze zoete*
laar achtte zich reeds verloren. Hy wierp
een wanhopigen blik in de richting vau bet
Franscbc leger, vertrouwende, dat er on
danks alles nog redding dagen zuu. Helaas
er kwam geen hulp. Van dien kant althans
niet, wel van eene andere zijde.
Hij had een sterken hond bij zich. die zijn
heldennaarn Hector eere zou doen.
Toon hij zijd meester van alle kanteu
bedreigd zag, begreep Hector, die van de
soldaten geleard had. wat kloek en onver
saagd zijn boteekent, dat er gehandeld moest
worden. Met een gesmoord gegrom viel hij
plotseling den Oostenrijkers op het lijf. Twee
soldaten liggen reeds bloedend ter aarde,
als liet trouwe beest zelf een paar bajonet
steken ontvangt. Woedend keert het zich
tegen degenen, die hem verwondden. Den
eerste springt het naar de keel en doet hij
stervend neerstorten de ander zoekt met
zijne makkers zijn heil in de vlucht.
't Was tijd want de arme Hector kon niet
meer.
Zoodra de Oostenrijkers verdwenen waren
viel hij hijgend en uilgeput aan de voeten
zijns meesters, hem nanzionde met een paar
oogen, waarin duidelijk te lezen viel. iioe
gelukkig bij zich gevoelde over den aftpop.
Zelf had de zoetelaar een sabelhouw op
lot hoofd bekomen, doch op het zien van
Hector's toestand vergat hy zijne eigene
kwetsuur, om het arme dier te. helpen,-
Na de wonden gewassen Ie hebben,, vei
bond hij ze en legde Hector voorzichtig op
een paar bossen stroo in zijn wagen, llfctor
likte hem de banden en r oude zich even
dankbaar als gelukkig.
De zoetelaar haastte zich voort in de rich
ting van het Franscho leger, toen hij «er.s
klaps omsingeld werd door 50 a 00 ulanen,
Hector sprong andeiroaal van den wagen en
een der vijandelijke ruiters imar de keel.
Nu echter was de sliijd nl te ongelijk. De
zoetelaar werd gevangen gen mien en wegge
voerd.
Hector, met wonden overdekt, bleef alleen
achter en huilde zóu erbarmelijk, dat hy de
aandacht trok van Fransche soldaten, die
hem opnamen en verpleegden.
Na 3 maanden was hij geheel beter. Zijn
meester, den zoetelaar, vergat hij niet., rauar
deze lief zich niet meer zien en Hector
hechtte zich aan een der soldaten, die hem
in de vlakte van Jemraappes hadden opgeno
men.
Later kwam hij met dien militair te Parys.
Zijn eetlust was geüvenredigd aan zijn lichaam
m. a. w. hij at zijn meesier de ooren van 't
hoofd.
Na eeoiget» strijd besloot onze soldaat-
het dier aan een rijken rijtuigfabrikant over
te doen. De prijs was spoedig bepaald eo
Hector had zich niet te beklagen over de