„Peel ei laas"
Het Adverteeren
De Franciscanen
Zijn laatste trek.
De oude Klokkenluider
ZATERDAG 19 NOVEMBER 1904.
VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG.
No. 47.
Uitgever W. A. Van den Munckhof, Veuray.
Adverteert dan in
en het huidig Jubilé.
PEEL
Abonnementsprijs per kwartaal.
voor Venray 50 e.
franco per post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
MAAS
Prijs der Advertentiën:
van 1 4 regels 20
elke regel meer 5
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën. 3raaal geplaatst worden Smaal berekend.
is voor den handel een noodzakelijke
rereischte,
is de bron van welvaart,
is een hulpmiddel, en dikwijls redding
en uitkomst voor iedereen
Wilt gij uw fabrikaat of uwe zaken
bekend maken
Wilt gij wijzen op liet goedkoope en
goede uwer artikelen
Wilt gij uw winkel veel debiet ver
schaffen
Wilt gij uwe zaken uitbreiden
Wilt gij uw vee ot landbouwvoort-
brengselcn spoedig verkoopen, ofwel
hebt gij het een of ander noodig-
Hebt gij iets verloren?
Zoekt gij een betrekking als dienst
bode, als knecht, of als leerlim
een of ander vak?
Hebt gij dienstpersoneel noodig!
Verlangt gij; publiciteit in ieder geval,
in elke omstandigheid!
7i>nrlf
het meest verspreidde blad van
Venray en Omstreken.
Het daaraan besteedde geld is niet
onnuttig besteedintegendeelhet ivordt
uw met honderdvoudig 'procent terug
gegeven
Terwijl de gebeele katholieke wereld
zich beijvert den 50"" verjaardag te
herdenken van den hoogst gezegenden
8 Dec. 1854 terwijl een weieldhuldo
bereid wordt ter oera der Onbevlekt
Ontvangen, wier hoogste vei heffing
juist door dit voorrecht op liet wel
sprekendst wordt, aangegeven, is hot
een plicht der dankbaarheid het his
torisch feit Ie erkennen, dat die glo
rieuze dag der Onbevlekt Ontvangenis
Verklaring vooral gokomen is door het
onvermoeid en waarlijk heldhaftig
werken der zonen van St. Franciscus.
Zeer zekerhoer dies qumn /'feit
Dominusdie dag w as door dei. Heer
gemaakt en bestemd voor immer
roemrijk te zijn in de geschiedenis dor
wereld dooi de grootsche belijdenis
van Pius IX, roomrijker gedachtenis.
Maar de werktuigen, waarvan zich
God in de voorbereiding tot dien dag
bediende waren de zonen van Sint
Frandiscus. Met weergalooze toewij
ding hebben zij ill den loop der eeu
wen dit hoogheilig geheim verdedigd
en geleer aard.
Daar waren machtigen, die zich
stelden tegen deze waarheid, machtigen
op het gebied der geleerdheid, der
heiligheid, der grootheid. Men vond
den tegenstand van het genie en he
laas ook van de hartstocht. Maar hoe
feller, hoe genialer, hoe vinniger zelfs
de tegenstand was, ook zooveel vuri
ger, edelmoediger en volhardender was
de wetenschappelijke ijver, waarmede
da Franciscanen Maria's schoonste
voorrecht verdedigde.
Men inoet dit goed verstaan.
De Franciscanen hebben dit leer
stuk niet gemaakt. Het was er. Maar
niet allen erkenden dit. God be
den vollen triunit eiwan tot op de
dagen van 1854, omdat het destijds
zoo innig aan de zedelijke behoeften
der wereld beantwoordde. Evenals de
zon, wier verkwikkend licht leven en
bezieling strooit door de gansche
schepping, niet eerder verschijnt dan
op den haar bepaalden tijd zoo ook
spreiden de geopenbaarde waarheden
des Heeren haar licht en haar leven
op het hun gestelde oogenblik.
God nu liet toe, dat deze aantrek
kelijke waarheid een scherpe en lang
durige bestrijding vond, opdat zij te
duidelijker gekend, te fijner ontw ikkeld
zou worden. Eeuwen lang hebben
Franciscus' zonen voor haar
gestreden. Hunne bewering cener
onbevlekte ontvangenis in Maria werd
genoemd »</e franciscaanse/te raeening"
Dun Scotus en diens roemrijke school
vormden hare wetenschappelijke ver
dediging. Toen dan ook Paus Pius
IX de heerlijke uitspraak van 8 Dec
1854 gedaan had, mochten hem in
rechtmatige fierheid de zonen van
Franciscus nadertreden 0111 speciaal
hunnen dank te betuigen en te verwij
zeil naai' de reusaeht inspannu'.i:
zij zich voor dit geheim hadden ge
troost.
Voor hen is dit jubilé zeker een
rede van grooto troosten rijke fierheid.
Het is een feestdag, waarop de
schoonste hunner tradition wordt ge
vierd de weergalooze liefde der Se-
rafijnsche orde voorde Hemelkoningin.
O moge die goede en cenig verheven
Moeder aan hei wereldomvattend gezin
van Franciscus in zegening de moeite
liionen, die het voor haar schoonste
glorie zich getroost heeft. Moge zij,
die als de Onbevlekt Onlvtmgene reeds
sinds 1645 de Patrones dier orde is,
door haar machtige voorbede den bloei
daarvan bevorderen. En evenals de
Franciscanen door onvermoeib're in
spanning Maria's roem op éénige wijze
bevorderden, zoo moge ook wederkce-
rig Maria hare machten haren invloed
aanwenden om der orde van Sint
Franciscus in geheel hare uitbreiding
(K ii hoogste wasdom bekomen.
Voor ons, die in zoo oprechte blij
beid den schoonen triumf van Maria's
hoogste voorrecht herdenken, zij de
herinnering aan de werken der Fran
ciscanen in dit opzicht een nieuwe titel
van hoogachtende verplichting en van
innige, aanhankelijkheid.
I Maai jjarig tijdperk tan ti. wording van Jen va" 'acllt ritselende wroui bewogen zich j vroeger i«ren Miclitïwb sleed,
cwaarde st.-tat, 1852 tot 1881 tiidperk van de BesUlle" v»« '««tgengers of eenzamebeneden gegaan om Ie bidden en te luie
.1 l rilltore Ifnt \I- O r Ail da ha uiAn ar s das af,iA_ i r
tijdp
moeilijkheden mei Engeland, moeie
lijkbeden met de inboorlingen, moeie-
lijkheden onder de burgers onderling.
Hij is 12 jaren hoofdaanvoerder
geweest van 18 tot, 1874; hij is
altijd geduldig geweest, hij is altijd
vol moed, vol beleid, vol trouw ge
weest.
Een nieuw vaderland, waar in vrede
en in vrijheid te leven was, daarheen
wilde hij trekken.
De grond voor dat vaderland was
er de harten waren er nog niet
het. beleid, de eensgezindheid ontbraken
nog.
Hij moest zijn volk daar brengen
ile tweede Trék.
Toen in 1881, werd hij President.
Hij moest zijn volk daarheen bren
gen, d. i. naar een vaderland, waar
beschaving, en welvaart, en eendracht
zouden heerschen.
Dé jeugd moest worden onderwezen,
de uitl,anders moesten worden bevre
digd, het verkeer moest worden veibe-
terd door nieuwe lijnen en door
uitbreiding van d oude tot in de verst
verwijderde disl- de llollamlsrho
taal moést oppermachtig worden, de
taal, waarin de Voorouders hadden
gebeden.
Daarheen moest liet niet zijn volk,
naar zulk een Staat gingen zijn idealen,
ging zijn arbeid, zijn handel en wandel
uit de derde Trek.
Toen kwam de oorlog.
Toen moest hij zijn hoofdstad ver
laten voor veiliger oorddit oord
verlaten voor een anderdat voor nog
een antler en eindelijk zee kiezen, zijn
leven eindigend gelijk hij het was
begonnen, als zwerverde vierde
Trek.
Thans zwalkt zijn stoffelijk overschot
op de baren der zee.
Het gaat naar de hoofdstad terug.
De eerbied der levenden brengt het
lichaam naar de plek, zoo innig bemind
door de ziel, die eenmaal iu dat lichaam
woonde; -de ziel, die nooit heeft
opgehouden te gelooven in een Vader
land op aarde, waar zijn volk in vrede
zou kunnen leven, in een Vaderland
naar Boven, waar voor den mensch de
eeuwige vrede is na allen aardschen
strijd.
Het stoffelijk overschot zwalkt op
de baren.
Wij zenden het na: een diep wee
moedigen, een stil eerbiedigen groet.
Paul Krugers taaiste - Trek"
ruiters. Het waren de bewoners der afge
legen boeven, die zich ter kerke spoedden,
ter viering van de Meimaand.
Het kerkje stond op een heuvel midden
in het dorp. He vensters waren verlicht.
Statig verhief zich de oude, hooge klokketoren
tegen de donkerblauwe lucht.
De treden der trap kraakten. de oude
klokkenluider Micheiisch klimt naar boven,
waar aanstonds zijn kleine lantaarn, als een
vrij ut de lucht zwevende ster. zal hengelen.
Paul Krugcr werd den 10e" October
1825 te Colesberg geboren.
In 1836, als kind van elf jaren dus,
maakte hij met zijn stamgenooten zich
op, om in het Noorden een plek te
zoeken, waar in vrede en in vrijheid
zou te leven zijn, een nieuw vaderland.
Zestien jaren lang heeft hij toen
gezworven, in spelonken en tusschen
rotsgevaarten of in den wagen den
nacht doorbrengend honger trotsee
rend en hitte en kou zich worstelend
door woestijnen diepe en breede
rivieren overstekend strijd voerend
met wilde dieren en woeste inboorlingen
de groole Trek.
Toen heeft hij medegemaakt het 30
Het schemerde.
Boven het donkere, dichtbegroeide woud
stond de maan aan den hemelzij stond er»
doch verspreidde geen licht. He» kleine
dorpje, hetwelk zich in het midden van het
bosch, langs de beek uitstrekt, werd gehuld
in de eigenaardige schemering der lentenach
ten, als wanneer de maan vaag en nevelig
aan den horizon prijkt, de opstygende nevel,
de duisternis der wouden ondoordringbaar
maakt en de vlakte met een zilverachtij
waas bedekt. Alles is stil, treurig en
somber.
Het dorpje verkeert-in ruste.
Slechts Hauw teekenden zich de donkere
omtrekken der armoedige hutten af; hier en
daar flikkerde een lichtje; zoo nu en dan
hoorde men een deur knarsen of een waak-
schen hond aanslaanop de donkere paden
Het trappenklimmeu valt den ouden man
zwaar.
De voeten willen niet meer gehoorzamen,
liet gezicht wordt slecht. Het is tijd om
de rust in te gaan maar God zentjt nog
maar steeds don dood niet. Hij heoft zijn
zoons en kleinkinderen begraven, hij heeft
ouden en jongen naar bet kerkhof begeleid,
en nog steeds leeft hij. Het valt zwaar.
Vaak reeds heeft hij de Meimaand ingeluid,
dikwijls, hij weet niet hoe dikwijls, de
plechtige stonde hier in den toren verbeid.
De oude leunt tegen dc borstwering. Be
neden rond de kerk liggen zij. die bern
voorgingen de oude kruisen strekken
beschermend de armen over de graven uit.
Over sommige hingen de nog bladerlooze
takken van een berk neer.
De geurige lucht van jeugdig groen en
bloesem stroomt van beneden Micheïtsch toe.
't Is, of ook hem de droeve rnst van den
eeuwigen siaap bevangt.
Hoe zal 't er over een jaar met hem uitzien!
Zal iiij wederom hier boven onder de metalen
klok staan om mét blijden jubel het feesttij
aan te kondigen, of zal bij ginds beneden
liggen in een donker hoekje van het kerk
hof
God weet het hij is bereid. Ditmaal
echter laat God hem het feest nog vieren.
-God zij gedankt de oude lippen prevelen
een gebed, en Micheïtsch staart omhoog
naar deo fonkelenden sterrenhemel.
-Micheiisch! hè Micheïtschklinkt van
beneden een bevende oude stem.
De grijze koster kijkt omheog naar den
toren, houdt de hand voor de tranende oogen,
doch ziet Micheïtsch niet.
«Wat wilt, ge? hier ben ik," antwoordt
de klokkenluider zich voorover buigende.
■•Ziet ge mij niet!"
"Neeu is 't al tijd! Wat denkt ge?"
Beiden kijken naar de sterren. Duizenden
hemellichtje^ schitteren hoven hen... Mi
cheïtsch overlegt.
-Nog niet, 'i is nu nog te vroeg. Ik weet
den tijd."
Hij weet het, hij heeft geen klok noodig.
De aarde en de hemel, het zacht voorbij
drijvende witte wolkje, bet geheimzinnig
fluisterende woud, het murmelend beekje,
zijn hem allen oude bekenden. Niet tevei-
geet's beeft hij zijn geheele leven hier
doorgebracht.
Het verre verleden gaat aan zijn geestes
oog voorbij. Hij herinnert zich, hoe hij
voor de eerste maal met zijn vader den toren
beklommen heeft. O, God, hoe lang is
dat al geleden. En toch, hoe kort. Hij
ziet zichzelf als een blonde knaapzijn oogen
schitteren —-de wind speelt met zijn lokken.
Beneden, heet in de verte, loopen een paar
kleine menschen, liggen de kleine dorpshuizen
eo strekt zich bet bosch uit. Wat kwara het
dorp hem reusachtig voor. "En daar ligt
het nu in zya gelieele grootte," lacht de
oude man met een blik in de richting van
het dorpje.
Zoo is ook het leven. In de jeugd ziet men
eind noch grens. En dan ligt het daar,
als een niets, van begin tot oind in een plekje
gewijden grond op den doodenakker.
Het is tijd om te gaan rusten.
Ja. het is tijd. Micheiisch kijkt nog eens
'naar de sterren, staat op. zet den hoed op
en grijpt de kiokketouwen. Een minutr
later rilt de avondlucht van een luiden
jubelklank, een tweede, een derde en een
vierde volgt, en in den zoelen, feestelijk
gestemden avond weergalmen overweldigende,
langgerekte zingende en jubelende tonen.
naar
luisteren
naar het gezang. Doch tluns blijft iiy hoven,
want vandaag is hij te moe.
Hij gaat op de bank zitten vi> verzinkt
in diep gepeins.
Waarover? Hij zoii zelf geen antwoord
hebben kunnen geven op die vraag.
De toren wordt door de kleine lantaarn
slechts flartw verlicht, de klokken zelf «yu
in duisternis gehuld, en nu en dan klinkt
vanuit de kerk een gedeippt gO!«Ug naar
boven, en de nachtwind beweegt Je touwen,
die aan de bronzen* klokken zijn bevestigd.
De oude inan laat het lioofU diep. op de
borst zinken.
-Zij zingen bet Avedenkt hij en ziet
zichzelf in de kerk. Van het koor *raren
kindeioogen hem aan, de bejaarde priester
bidt mc.t bevende stem het slotgebedhonderd,
boerenhoojden huigen zich als volle aren voor
den wind en richten zich weer op. Zij slaan
een knus. 't Zijn louter bekende gezichten
Daar het strenge gezicht van vader; ginds
de oudste broer die diep zucbt, en daar hijzelf,
vol gezondheid en kracht, vol onbewusi
vertrouwen op geluk, vol hoop op 's lévens
geneuchten.
Het geluk, waar bleef het
ondiagelijke arbeid, kommer, zorg.
Waar is het geluk Het harde lot groeft
rimpels op het jeHgdige voorhodfd, Immt
den forschen rug, leert zuchten.
Doch daar links, onder de boeren vi au «e».
staat met deemoedig gebogen hoofd "Zijn
tneïcje".
Zij was voor hera een goede vrouw, God
hebbe haar ziel Hoeveel leed en smart
heeft zij moeten verdurdn. de arme. Ontberin
gen en arbeid doen de schoonste vrouw
vei flensen, de glans der oügén verdooft, en
een uitdrukking van gestadigen angst veor
de onvooizrene slagen van het lot verdrijft
het jeugdig frièsche schoon.
Ja, waar is haar gelHkf Eén zoon was
hun overgebleven, hun hoop, hun vreugde,
doch ook deze was door de onrechtvaardig
heid dér menschen hun ontnomen.
Ja, daar zit hij. de rijke zondaffr, en buigt
zich tot in het Stof. alsof hij daardoor zich
van alle schuld kan vrijmaken. In Mi-
cheïtsch's binnenste stormt oh biïfist het, en
dè strenge gezichten der Heiligen aan den
wand zien ernstig neer op de menscbeiijko
smart oh de mensehelijke ongerechtigheid.
Dat alles is voorbij, dal allee ligt achter
bem.
Thans bestaat dc wereld voor bem sjeckte
uit dezen oudeu toren, waar, iu de duisternis,
dé wind hüilt en de klokkentoren beweegt.
«God z'al u oordeélen'fluistert de oude,
en traii'en vloeien ftngs zijn rimpelige
wangen.
De tonen verstommen.
In de kerk begint de
MiclnMtaghhe.e ia het-, ben je- lïï si'nap ge
vallen klinkt het van beneden.
-Wat t" roept de ouJe- man es springt
lug overeind. «Myn God, ik «diép.toch toet 1
Dat zou de eersLe kerer ge wee." zijn".
En mét vaardige, geoefende hand grypt»
hij de louwen.
Beneden beweegt zich de schaar der
;eloovigeo, do bonte vaaudels golven in
den' wind, de oni toegang beefi plaat* gehad,
en de blyde jubelgroet -Ave Maria" dringt
tot, Micheïtsch door.
Nog nooit heeft dc oude Michdttacb zoo
geluid.
Het spheen, of zijn van aandoening «eervol
hart het doode metaal bezieldejfrieftend
en jubelend klonken de tonen.
En de oudé man vergat bet letfen met
zijne morgen en ontbering. Hij vergpt, dat
hij zijn leven in dezen nauwen, duisteren
toren had gesleten, dat hij alle.en in de
wereld was, als een ouJe boom, welken
de bltks.em verplettert. Het scheen hem
toe, alsof bij weder omringd was d >or zijne
zonen en kleinkinderen, die hem zongen van
geluk en van vreugde, die hij toch in het
leven niet gekend. De oude klokkenist
trok aan de tpuwen. dikke traneu biggelden
over zijne wangen en zijn hart kTopte sneller
in denkbeeidig geluk.
Beneden luisterden do boeren eu fluisterden
avonddienst. In elkaar toe dat Micheïtsch nbg nooit zoo