Weekblad m Stikstof- Credo in unionem Sanctorum. ZATERDAG 29 OCTOBER 1904. VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG. No. 44. Uitgever W. Een Vijandelijke overval. PEEL Abonnementsprijs per kwartaal. voor Vknray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. MAAS Prijs der Advertentièn: van 1 -1 regels elke regel meer letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentièn. 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 c. 5 c. dex Muxckiiof, Venray. Dat is een grootsche belijdenis van ons geloof; dezo »ik geloof in de gemeenschap der heiligen", een belijdenis, die op de feesten van Allerheiligen en Allerzielen een plech tige uiting verkrijgt. Dat is een grootsche belijdenis! Hoog uit het rijk; <jer glorie klinken ons de toonen tóe^" van hot zegelied aener weergalooze overwinning i'Dc rechtvaardigen leven in eeuwigheid Bij den Heer is hun loon". En uit het. rijk des lijdens ruischt ons toe de smartelijkste aller beden eOnt/ènnt U mijner! Ontfermt II mijner ten minste gij mijne vrienden, want de hand des Herren heeft mij geraakt". En wij, die luisteren naar dat lied van zegen en die bede van smart, wij voelen het hoe één liefde, één genade, één uitverkiezing ons op 't innigst met beiden verbindt, daar wij één lichaam vormen, waar van Jezus Christus het hoofd is. O zeker dat is een grootsche belij denis Want de aanblik der jubelen de glorie leert ons, dat wij meer zijn dan stof. En de herinnering aan die louterende smarten roept het ons dringend toe een hoogere kracht Doorgloeit en doortintelt zijn (d. i. des menschen) borsteen kracht ter onsterfelijkheid, die haar hoogst ontwikkeling bereiken moet in de vlekkenlooze eeuwige glorie Gods. O zeker dat is een grootsche belij denis, ons herinnerend aan den adel van ons geslacht, den adel dei- kinderen Gods. Toen Christus Jezus, onze Heer, was neergedaald op deze wereld, was dit niet alleen om door die akte van vernedering de schuld des menschen te delgen maar ook om ten koste van zijn eigen bloed zich een geslacht neen konink lijk geslacht", te vormen, dat hij op 't innigst aan Zich verbinden zou. Eén gezin werd gevormd, welks leden op zoo innige wijze met elkander zouden verbonden zijn, als de lede maten met bel lichaam waartoe zij behooren. „Op tweederlei wijzelezen wij in Deharbe's catechismus werd Christus het hoofd der kerk, len eerste. in zoover God «Hem aan Zijne rech terband geplaatst heeft, boven allo oppergezag en kracht en maent en alle waardigheid, die niet slechts op deze wereld, maar in de toekomstige gevonden wordt". ten tweede in zoover Hij door mededeeling zijner genadegavon op alle leden dei' Kerk een levendma kenden en heiligenden invloed uit oefent. Dat is de hooge adel van ons geslacht,- een mededeeling der genade van Christus, die de volheid harer uilwerking toont in de heiligen des hemels en in de rechtvaardigen des vagevuurs, en een staat van ontwik keling doorloopt in ons. Meer dan de voortteeling des vleesches, de afstamming des vleesches verheffen kan, verheft ons die mededeeling der genade van Christus, wijl hij ons adelt in de orde des geesten, in de orde der eeuwigheid Iloog- adelijke maar ook hoogheilige familie der christenheid, wier wetten zijn samengesteld door waarheid en liefde; wier verplichtingen zich openbaren in deugd en offer wier eigendom men gevestigd zijn in de ltemelsche landouwen wier glorie blijft in eeuwigheid Verheffende eenheid, die ons opvoert hooger, altijd hooger op tot de glorieuze en blijvende vereeniging in Gods onomsluierde aanschouwing Is de belijdenis dier eenheid, zoo plechtig uitgesproken op de herin- neringsdagen van één en twee November, niet grootsch te noemen In het licht dezer waarheid schijnt ons alles zoo geheel anders toe, dan do opvatting der zinnen ons op geeft En 'l raadsel des levens wordt lieflijk en zacht. Begrypt gij dil, gij, arme en lijdende dezer wereld, die in bitter heid en ontbeering uw bestaan pijnlijk voortsleept? Sorsum Corda Omhoog! OmhoogEen eindeloosheid van geodeten en grootheid en macht dringt uit de zielen der gezaligden een stormend lied van blijde ver voering. Of zij arm waren, of ver geten, of verguisd, of veracht: Hymnus omnibus Sanctis ejus Hij, de eindeloos groote, rijke, heerlijke God is de lofzang, het jubellied voor alle zijne heiligen Begrijpt gij dit, schuldige mensch, wien de centenaarslast eener enorme verantwoording altijd dichter voort- dringt naar een troostelooze wanhoop Ook ginds heeft de barmhartigheid des Heeren U de gelegenheid open gelaten te voldoen aan Zijn strenge gerechtigheid. En ondanks de weergalooze pijnen van het lijden des vagevuurs, zult gij U jubelend begeven naar dat oord van straf, omdat gij daar aan die onverbiddelijke eischcn zult kunnen voldoen. O zeker die belijdenis is grootsch! Grootsch in verhulling, in troost, in bemoeding, in opwekking ten goede. Want zoo ergens, dan hier noblesse oblige adel rerplir'd. Hierboven werd gezegd, dat de mededeeling der genade van Christus in ons een staal van ontwikkeling doorloopt. I). w. z. die mededeeling kan ver- meordoren of verminderen naar gelan» onzer medewerking. Onze eerste verplichting is dus te zorgen door een oprecht christelijk leven, die mededeeling zoo rijk mogelijk te maken in ons. Hoe christelijker onze levenswandel, zooveel inniger onze verbinding met Christus en zooveel hooger onze verheffing in Hem. Onze zwakheid doe ons niet vreezen, want zij die de rijkdom der glorie bezitten spreken voor ons ten beste. Daarom die andere verplichting om do heiligen Gods to vereoren uit alle kracht, waarover onze ach ting voor hel ware schoon en ook een welbegrepen eigenbelang beschik- de zielen des vagevuurs Elke bede voor haar gestort, elk goed werk voor haar gesteld, elke verdienste op haar toegepasi oruvat eer. rijkdom van vertroosting, van voldoening, an heiliging ouzer zielen ook. O grootsche en verheffende éénheid van Christus' kerk in tijd en eeuwig heid, wier fiere belijdenis het hart erheft, de ziel bemoedigt, het leven verheerlijkt en de hoop eener glorieuze eeuwigheid voedt. O grootsche en verheffpnde éénheid van Christus'Kerk, moge het geloof aan l.' immer levendiger worden in onze harten, immer helderder in onze geesten, opdat onze zielen éénmaal en voor eeuwig uwe verrukkingen smaken in de eeuwigheid JAN. Nu neemt Je plant de stikstof op hebben en verzocht hem, mij niot rr.eor in te alleen in den vorm van een salpeter- scheDkon. zuurzoul. Onze stalmest en ook zwavelzure ammoniak zal dus niet eerder werken voor aan de gegeven oorwaarden is voldaan. Anders is het met chilisalpeter. Chili is een salpeterzuurzout en bevat dus zooals boven reeds gezegd is de stikstof in een vorm, die juist voor de plant opneembaar is. Dit zout lost gemakkelijk op en zal na 't uitstrooien direct door de plant worden opgenomen. De weelderige donkergroene blad ontwikkeling, die zich kort na de aanwending vertoont wijst voldoende op de vlugge werking. W. ken. Eindelijk een laatste en troostende verplichting, die van hulpbetoon voor De stikstof is een tier voornaamsto voedingsstoven voor fin plant. Nu is onze dampkringslucht een mengsel hoofdzakelijk bestaande uil stikstof en zuurstof. liet 4/r. gec»i of juister 79°/0 is stikstof. Waren onz v planten nu maar in staat die op te neij n. Dat zou voor den landbouwer e*.v njje (prluiiitie zijn, daar hij dan zijn geld, dat nu jaarlijks voor stikstofhoudende hulp- meststoffen wordt uitgegeven, in den zak kon houden. Alleen onze vlinder bloemige gewassen, zooals klavers-, lupinen, wikken enz, zijn in slaat de vrije stikstof der lucht op te nemen al de overige planten moeten zich te vreden stellen met hetgeen ze in den bodem vinden. Zal een plant zich dus goed ontwikkelen, dan is een stikstof bemesting noodzakelijk. Om aan de vraag naar deze voedingsstof te vol doen behoeft de landbouwer niet steeds denzelfden weg te volgen, daar de stikstof in verschillende vormen voor komt. Vooreerst vinden we haar in onze stalmest. Planten producceren eiwit. Nu is eiwit opgebouwd uit Koolstof, Waterstof, Zuurstof, zwavel en Stikstof, liet onverteerbare deel van 't voedsel vormt met de urine en 't strooisel de stalmest, waarin dus stikstof in den vorm van eiwit voor komt. Nu komt de stikstof behalve in eiwit of organische vorm ook voor in ammoniakvorm en in salpeterzuurvorm. De ammoniakvorm treffen we aan in onze kunstmeststof zwavelzure ammo- iak de salpeterzuurvorm in 't han- delszout chilisalpeter. Heven we dus één dezer drie vormen dan zal aan de vraag naar stikstof door de plant voldaan zijn. Toch moe ten we een oogenblikjc bij genoemde vormen stilstaan, daar de plant nu alles maar niot voor lief neemt. We weten, dat de stalmest in den grond verrol en bij dat rottingsproces gaat de organische stikstof over in ammoniak en verder wordt door bacteriën de ammoniak weer omge zet in salpeterzuur. Dil laatste heeft eerst dan plaats, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan 1In den bodem moet een voldoende voorraad kalk aanwezig zijn. 2. De dampkringslucht (zuurstof) moet den grond kunnen binnendrin gen. 3. De grond moet een bepaalde temperatuur bezitten. In liet jaar 1863 lagen wij aan de Pool- scho grens om eenemjds do oproerige Pool- sche elementen in bedwang te houden en anderzijds de hulptroepen, die nnar Rusland gingen, tegen te houden. Behalve een scherpe bewaking dei grenzen, was ook een patroel- jedienst ingesteld, waarbij grootere afdeelin- £ren., onder command^ van een officier, het tf bewaken gebied doorkruisten, Zoo was ik ook op zekeren dag onder een stortregen in het mij voor dien dag aange wezen dorp aangekomen en werd door den schut bij den notaris ingekwartierd. Den Polen moet nagegeven worden, dat ze gastvrije lieden zijn. Als welkome gasten werden we steeds ontvangen, en al was de eerste ontvangst ietswat koel, spoedig werd dit anders. Toen ik tegen twee uur aankwam, ontving mij de notaris, een flinke, statige verschij ning, opvallend vriendelijk; hij vertelde mij, dat hij al gegeten had, doch dat binnen een paar uur een flink maal voor mij gereed zou zijn. Eerst zal ik u echter een boterhammetje laten klaarzetten" zeide hij, «en terwijl ge uw kieeren laat drogen, kunt ge wat op uw kamer uitrusten." Spoedig lag ik in het haastig in orde gebrachte bed, en het duurde niet lang of ik was ingesluimerd. Toen ik ontwaakte, was het al schemerdonker en de notaris kwam mij zeggen, dat het middagmaal gereed was. Nog een enkel glas. luitenant, dit merk moet ge toch eens proeven." -Mijnheer, het wordt te veel." -Och kom, nog enkel glas." «Enfin, maar dan ook liet laatste." De wijn was voortrefl'elyk, maar ik wilde er niet meer van drinken. Toch had ik genoeg gedronken om in een opgewekte stemming naar mijn kamer te gaan. Ik vond er een boek liggen en zette mij in een gemakkolyken stoel neer om het te door bladeren. In half slapenden,. half wakenden toestand hoorde ik schreden in de gang, ik hoorde de huishoudster vragen -jest ternz ezas (is het al tijd en den notaris ant woordde «jeszeze nie" (nog niet). In stille verheugde ik mij er over, zooveel Poolsch geleerd to hebben om dit te verstaan, dacht echter aan geen kwaad cn soesde verder. Daar hoorde ik wederom de stem van den notaris -Teraz jest ezas" (nu is het tyd). Een oogenblik noordo ik niets en toen was het een droom, was hot werkelijkheid hoorde ik een schot. Boets, boets, boets, boets, boets, vier vijf schoten achter elkander, boets boeta. boets, nog een paar. Ik sprong op en wilde de kamer uitvliegen. -Een opstand", dacht ik. «een overval In de gang hield de notaris mij staande. «Blyf rustig op uw kamer, luitenant", zei hy, -het is niets". «Verduiveld, mijuheer, houd mij niet op, M* wat^roii te ópen ^jaau !<-ort n schieten niet V riep ik opgewonden uit. Weer knalde een schot. -Maak plaats", bulderde ik, door zijn weerstand in woede ontstoken. Tegelijk kwam mijn oppasser met mijn uniform aandragen. Ik schoot haastig myn uniformjas aan en snelde naar buiten. Een hoornblazer kwam mij tegemoet. «Er wordt gescholen, luitenant!" riep hij. Hoornblazer, blaas alarm schreeuwde Het regende, maar daar vraagt men niet naar. als de plicht ons roept. Uit de naburige huizen snelden myn manschappen toe en spoedig had ik tien man rondom my «Hier heen riep ik en wees naar het kerkhof, dat een paar huizen verder lag, vanwaar ik duidelijk hoorde schieten. Toen ik mij klaar wilde maken, kwam mijn lijf knaap, alias oppasser, met do kennis geving, dat mijn uniform nog niet droog was. Maar ook hiervoor wist mijn vriendelijke gastheer raad, door mij een lange zwarte ja.s te presenteeren. Daar hij alleen woonde met een huishoudster, nam sk zijn aanbod dank baar aan en begai mij met hem naar de kamer waar het maal werd opgediend. Hier leerde ik een neef van mijn gastheer kennen, die in Russisch-Holen een landgoed bezat, maar nu gevlucht was, daar de Ko zakken zijn bezitting platgebrand hadden. Tweemaal, zoo vertelde hij, had hij het vuur gedoofd, maar een derden keer was alles afgebrand, zoodat hij geen onderkomen meer bad. Hij was zeer verbitterd en schold dapper op dat «piakref mbskow" (het Moscovitische addergebroed/, zoodat ik hem in den grond niet kon verdenken. Dit alles verhinderde intusschen niet, dat wij de voortreffelijke spijzen en uitgezochte dranken dapper aanspraken. Do notaris was een hoogst ontwikkeld man, die zijn gasten voortreffelijk wist bezig te houden. Toen het maal was afgeloopen, had de Russische neef ons verlaten en de notaris zei «Nu zijn we alleen, luitenant, en zullen liet ons eens recht gezellig maken, mijn neef heeft de stemming wel een beetje bedorven. Maar nu zullen we ook du merk eens proe ven." II ij nam een met stof bedekte flesch, die er veelbelovend uitzag, van een andere tafel en ontkuikte ze. Ik meende echter genoeg gedronken »e «Laadt geweer commandeerde ik, «maar niet schieten, we zullen ze verrassonin looppas, voorwaarts roarsch 1" Van achter om bereikten we hot kerkhof, snel ging het over den lagen muur en nu er op los Plotseling hield het schieten als op commando op, het kwam mij voor alsof een «roep spookachtige gestalten uit elkaar vloog en over den muur verdween. Myn manschap pen wierpen zich op hen en ik hoorde schreeuwen, schelden, slaan en I'oolsch en Duiisch dooi elkaar haspelen. - Licht brengen", nep ik en v >n de wacht kwam men met, een lantaarn. En wat zag ik Een half dozijn bengels, door de stevige vuisten van myn mannen vastgehouden. Snikkend en bevend wierpen ze zich op de kuicön. De oude verroeste pistolen en anti- diluviaanscbe geweren iu de handen der jon gens namen alle gedachte aan moorddadige voornemens weg. En terwijl ik verbaasd en niet begrijpend wat dat alles te beduiden had ev- bij stond, kwam plotseling de notaris op mij t'oeloopen met de woorden -Ik heb 't wel gezegd, luitenant dat ge er u niet aan moest storen, morgen is hier een groote boerenbruiloft en dan wordt er op den voor avond geschoten". Ietwat beschaamd, maar toch in 't bewust zijn mijn plicht gedaan te hebbeu, liet ik mijn mannen inrukken cn begaf mij met mijn gastheer naar huis. «Maar, mijnheer", vroeg ik, «waarom hebt u mij dit niet dadelijk gezegd Ik kon het toch niet weten en. gij zult mij mijn ver moeden niet kwalijk nemen. Ik had als officier myn plicht te doen." «Nu ja, dat is nu eenmaal zoo geweest. Laten we hoopen, dat alle in uw militaire loopbaan nog wachtende avonturen zoo onbloedig mogen eindigen als deze vijandelijke overval.

Peel en Maas | 1904 | | pagina 1