in Het gouden Bidsnoer. ZATERDAG 29 JULI 1893 VEERTIE1DE JAARGANG. No. 31. MAAS voor Venray franco per post voor het buitenland afzonderlijke nummers Prijs der A.dvertentiën: van 15 regels 30 c.. clkè regel meer 6 c. groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst, worden 2maal berekend. Deze Courant verschi SEN. ut iederen Zaterdag. Advertentien of Ingezonden Stukkeïi gelieve men 's Vrij dags vóór 2 uur 's middags te bezorgen aan het Bureau van »Peel en Maas'' te "Venray. Hei is ontegenzeggelijk een merk waardig verschijnsel, dat naarmate do revolutionnaire stroom van socialisme en anarchisme sterker wast, ea de gevaren grooter worden die de maat schappij bedreigen, velen van hen, die tót dusver vijandig stonden tegenover het positieve Christendom, de hooge beleekcnis van den godsdienst gaan erkennen. Nood leert bidden, de nood is inderdaad zeer hoog gestegen in onze moderne samenleving. De »cleri- calen" hebben immer gewaarschuwd tegen de noodlottige leer van hel li beralisme. Maar men dreef den spot met bunne waarschuwingen, men zocht het groote gevaar juist in hel «cleri- calisme" en ging voort door woord en geschrift, door schoolonderricht en middelen van allerlei aard den gods dienst te bestrijden. TliittKs-wtueiuu irbv waier aan tli* lippen komt gaan vele oogeu open. Men ziet hoo de revolutionnaire leer juist ddar het meest ingang vindt, waar het positieve Christendom liet sterkst is ondermijnd en bijna geen godsdienstzin meer onder het volk is 1 overgebleven. De onwederlegbare fei ten zijn daar om het te bewijzen. En nu begint men dan toch te erkennen, dat het «clericaliame" nog zoo kwaad niet is, dat de priester, de zielzorger te donker is afgeschilderd, dat cis godsdienst het volk niet verlaagt maar Keuilleton. Oorspronkelijke Novelle. 11. Vier dagen daarna had de plechtige begra fenis plaats, en nu was lreule Constance ge heel alleeneen enkele maal kreeg zij nu en dan een bezoek van den rentmeester, die haar de hoogste achting toedroeg, en de dokter liet zich somtijds nog eens zien, om van zijne be langstelling in hare gezondheid te doen blij ken; doch haar vader zocht verstrooiing in liet gewoel der wereld, zoodat er soms drie dagen verliepen voor zij hem bij baar zag. Dat zij den laatstën wil van hare moeder eerbiedigde, heb ik dikwijls kunnen opmerken, wantik zag haar niet alleen des avonds, maar niet zelden overdag met do meeste godsvrucht aan den kostbaren rozenkrans bidden." -Die Jasper vertelt nou net precies of je 'em uit 'n boek hoort voorlezen waor haolt ie de woorden allomaol vandaon, zou je zeggen," sprak Kr el is Blaauw. -Wil ik je eens zeggen, hoe dat komt?" zei Pulman, «'t komt, dat hij met allerlui def tige lui heeft omgegaan, begrijp je 't niet -Ja. ik begrijp wel wat jo zoggen wilt, Dirk," antwoordde do eenvoudige landman; jo meent, als do kastelein meer met boeren omgegaan had, zou ie zoo mooi niet sproken." -Kijk, Krelis, nu moet ik toch zeggen dat jo zoo dom niet bent," hernam de wagen maker, «want je hebt rae precies begrepon." -Nu, je moet Krelis niet al te hard vul len; boeren verdienen dikwijls meer onze achting dan menig adellijk heer," sprak Jas per, om den boer, zooals men zegt, een riem veredelt en verheft. Nu steekt men de hand in eigen boezem en gaat men zich afvragen: of het niet noodig, dringend noodig is het volk den schat te laten, waarop men zoo menigen aanslag pleegde: den schat des geloofs? W aarop zal de arme, de van aardsche goederen verstokene zijn hoop kunnen stellen wanneer men hem het vooruit zicht op een hooger en beter leven ontneemt? En hoe men hem eerbied voor het gezag, eerbied voor het recht van anderen inboezemen, wanneer men hem aftrekt van God, uit wien alle gezag is en die eenmaal zijn oordeel zal laten gaan over do goheele wereld. Voor de maatschappij te verboteren is het noodig dat men ook de indi viduen beter make en het middel tot eenc verbetering kan slechts gevon den worden «in de werking dier ge heime kracht, welke ieder onzer in zich voelt en die ons gcheelo wezen behcerscht, in den godsdienstzin, die ieder mensch is aangeboren." Het is geen katholiek geschrift, waaraan deze woorden ziin ontleen'1 Tij kemAt. >or m «en artiUvi het Belgische tijdschrift «La Revue de Belgique," dat zich immer anti- clericaal toonde. Ondanks de verkeerde theorieën, die het tijdschrift ook nu weer verkondigt, is de schrijver, geenzins blind voor de eigenlijke oor zaak der revolutionnaire verschijnse len onzer eeuw. De revolutionnaire geest, zoo zegt hij, wordt, even als het anarchisme door hot ongeloof voortgebracht. De utopieën dor aarde verdringen de hoop op den hemel. Overal is tusschen de godsdienstige onder liet hart te steken. «Daarbij," vervolg de hij, «ik zou die geschiedenis zoo haarklein niet kunnen vertellen, want ik ben er niet bij tegenwoordig geweest; maar do rentmeester, mijnbeer Van der Wilk, heeft mij dit alles meegedeeld; deze kwam er juist op aan toen de jonkvrouw haar einde naderde." Jasper stond nu, wellicht meer om zicli te verpoozen dan wel uit noodzakelijkheid om naar de kachel te zien, op, bediende zijne gas ten, die allen nog het een en ander bestolden, en zette zich na een minuut of tien adem te hebben gehaald, weder bedaard terneder om zijne vertelling te vervolgen. IV. Adeltrots csi Burgerdeugd. -Nu moet ik mijne toehoorders verzoe ken een tweetal jaren in mijn verhaal terug te gaan, toen jonker Richard nog op het kasteel woonde en dagelijks hier in den omtrek werd gezien te paard gezeten eu dravende als oen bezetene. «Kon halfuur van den grooten weg land waarts, iu de tegenovergestelde richting van het bosch van «Doeblenhurg, staat zoonis gij alien zult weten, eenc groote fabriek, waarop verschillende arbeiders bewonors van het dorp on ook van verderop, een redelijk bestaan vinden. -Do eigenaar van do fabriek, wiens naam evenzeer bij u allen hekend zal zyn, Reinold Fleuking, is iemand van zeer burger lijke afkomst. Zijne ouders heten hem bij hun verscheiden geen cent na en zelfs, wat zy hem hadden kunnen nalaten oen goede opvoeding, doden zij nog niet; want de/.o was zeer ver waarloosd. «Door noeste vlijt en nooit gekende volhar ding gelukte het hem als eenvoudig arbeider datgene te loeren, wat ons anders reeds in onze kindsche jaren wordt ingeprent, Daar- cn sociale vraagslu te vinden, dat zelfs :on een verband ten minst scherp- zinaigen moet opva in. Beroofd van het Paradijs en de namaals, jagen dc eenige vergoeding clooningen hier- volksmassa's de die zij nog kunnen ontwaren ei bij gebrek aan gheid verlangen n het aardsche. gezegd, dat de volk lot onder- aanspoort. Neen, de eeuwige gelulcz; zij de genietingen v Hiermede nu is uit godsdienst enkel hot werping en berusting hij doet zijn heil zaten invloed gel den voor allen en hrinnert een ieder zonder onderscheid,aan zijne ver plichtingen. Het Christendom, zegt de schrijver van de «Revue de Belgique, is een breidel zoowel voo de rijken en machtigen, als voo ..de geringen en armen. En met den grooten caibolie- ken socioloog Lo Flaij betoogt hij, dat de hoeksteen van het sociale gebouw wordt gevormd door de Tien Geboden en dat het1 kwaad waaraan de maatschappij lijdt meer van zede- 1^1-— -l-r. a.-m. -I Het - Is—üaaroffi 'haat- 'Aet -'getuigenis van den hr. Fréson, éen misdaad den godsdienst uit het hart des volks te verbannen, want de godsdienst weet niet slechts to onderrichten maar ook en vooral de maatschappelijke liefde te kweeken in de wereld, llij schenkt vrede en geluk aan de volken en is een bron van troost voor een aantal ongel uk kigen. «Het Christendom" zoo schrijft Fréson ten slotte, is de groote school van het respect," gelijk Guizot zoo treffend juist zeido: «Brengt men zijn invloed aan het wankelen, dan mede was bij niet tevreden; hij besteedde halve nachten aan zijne stadiën en slaagde er op het laatst in vele kuurbeden machtig te worden, die ofschoon hij affijd zichzelf onder wees, daar hij geon meester kon bekostigen, tocli eonigo geldelijke uitgaven vorderden, welke van zijn karig loon moesten bestreden worden. «Bij zijne onderzockingskracht en neiging tot de wetenschap, toonde hij in zijne gedra gingen, zoowel tegenover zijne meerderen als minderen, een edel hart te,bezitten, dat mis schien wat overgevoelig was. Medelijdend was hij altijd met de ongelukkigen, en niet alleen dat hij altijd een woord van tioost voor hen overhad, maar hij kon nog iets van zyne zuurverdiende penningen voor den arme mis sen. Hij had een rondborstig karakter, was oprecht en ging, zooals hy zich uitdrukte, allyd recht door zee. llij bemoeide zich nooit niet do zedolyke gebroken, waaraan velen zijner makkers laboreerden, sprak nimmer kwaad, was een voorstander der waarheid en, .zoo hij iets misdeed, toonde hij zich eerlyk genoeg zijne fout te bekennen en had deu wil, haar, zoo mogelijk, tu lie'stellen. De helder heid van zijn verstand wedijverde met den adel van zijn hart, eu liet was du3 niet te ver wonderen, dat er uit dc« geringen arbeider een groot fabrikant groeide toen eenige men- schenvrienden zijne zaak tjr harte namen. «Toch was hol kapitaal, olut hem verstrekt werd, zeer klein, en hy moest van den laag sten tiap af beginnen. Doch al wat hij aan vatte, veranderde om zoo te zeggen in goud. «God helpt dengenen, die zichzeiven helpt," zegt het spreekwoord, en Reinold Flenkiug zag dit ten volle bewaarheid. «Rusteloos was hij in dc weer om er zich op eene eerlijke wijze bovenop te werken. Kostte dit de inspanning jan al zijne krachten, en daardoor veel tijd, ÏJij verloor den Gever bevordert men den geest van oproei en verzet tegen de wet zooals men het gezien heeft in Frankrijk, waar do pogingen om het Catholicisme te vernietigen den revolutionnairen geest hebben opgewekt. Is de godsdienst verdreven dan heelt de maatschappe lijke orde tegenover de ontketende begeerten geen anderen waarborg meer dan het ruw geweld." Treffende waar heden in de pen van een liberalen schrijver. Zandwikken. St. Jansrogge. 't Zijn voöifal de zandwikke en de St. Jansrogge, die op lichte gronden nog voor groenvoer worden aanbevolen. Nog in dit jaar kan een mengsel dier twee een beduidende snede geven, mits het land nu niet bepaald uitgeput is en het weer eenigszins meeloopt. De zandwikke maakt een diep door dringenden paal of penwortcl, waaraan kleinere worteltjes voorkomen, die rij kelijk bezet zijn mot knobbeltjes, de la- DVl"mg Tipftgtifli.stikstof!.oreidirig. niet vltTgy gelijk' ftit mWmeest alle ge- wassen oiet geval is die een penwortcl maken. Wie met-deze eigenschap niet bekend is, zou aanvankelijk al heel licht meenen, dat er van het gewas niets te recht komt. Over eenige weken echter zal hij anders praten. Die langzame ont wikkeling in den eersten grbeilijd is de reden waarom men liever zandwikke in den herfst dan in het voorjaar mag zaai en, want de planten stoelen voor den winter dan nog krachtig uit en herno men, vroeg in het voorjaar, gesteund doorliet wintervocht, den groei, zoodat do stengel, bij eenigzins,gunsi% weer op bot einde van Mei wel al een meter lang kan zijn. In vollen bloei kan de plant als de grond niet arm is, 160 cM. lang worden. De stengel heeft 'de éigen schap te gaan liggen en tevens' te ran ken, waarom het verkieselijk is de wikke uit te zaaien onder een gewas dat recht op groeit en waaraan ze zich vast kan hechten, teneinde mede opwaarts te gaan. Dat is voor de opbrengst lang geen. onverschillige zaak. Nadat de wikke als groenvoeder is. gebruikt of tot hooi bereid, wast ze goed na, zoodat ze in den herfst nog een uit muntende schapenweide oplevert of wel nog eens gemaaid kan worden. Het bloeien en rijp worden gaan zeer onregelmatig, zoodat het niet aanbeve lenswaard schijnt te zijn voor zaadoogst het gewas te laten staan tot alle bloemp jes een peultje hebben geleverd of alle peultjes volgroeid zijn. Wat men aan 'l cene wint, zou men aan 't andere weer grónd en heeft van de vorst weinig of niets te lijden. Droogte weerstaat'ze uitmuntend; wel houdt deze haar ont wikkeling tegen, maar ze herneemt, direct haar krachtigen groei weer, als er regen is gevallen. Ze lijdt bij aan houdend vochtig weer. Ze wast zelfs op het droogste zand» als de grond maar wat kalk bevat en eenigen tijd in cultuur is geweest. Het behoeft nauwelijks betoog, dat de besta- zandgronden de leemachtige dus ook hier den besten oogst zullen geven. van alle goeds niet uit het oog, en was oot moedig genoeg te erkennen, dat liet door Hem Kwam, wanneer alles ten beste uitviel. «liet was hem niet genoeg geld te verdie nen, maar in zijne ziel-öY'euiuigil, hoeveel hij in zijne jeugd te kort naoest schieten, bleek hem de beschaving van zijn geest, ofschoon do voornaamste alleen niet genoeg, on zocht hy zijne uiterlijke manieren zooveel mogelijk te volmaken; on wie hem in het aanzienlijkst gezelschap der wereld had aangetroffen, nie mand vond in den man zoo volkomen met de etiquette bekend, derf zoon van een eenvoudig dorpsnnd terug. «Langzamerhand breide zijne fabriek zich meer en moer uit, zoodat naarmate zij in bloei toenam, zij ook aan meerdere arbeiders brood verschafte. Het 1 ot van zijne ondergeschikten ging don heer Flenking dan ook bijzonder ter harte, en hoe meer zijn rijkdom toenam, des te meer zag hij hierin do werking der Voorzienigheid, welke hem, zooals hij zeide, dio schatten had toebedeeld, om er anderen mede goed te doen. Waren er arbeiders van hem ziek, hadden zij in hun werk eenig licha melijk. letsel bekomen, dat nog wel eens ge beurde, dan konden zij verzekerd zijn van zijn dagehjksch bezoek, en hij kwam nooit met lodigc handen. Het was hem maar al te goed bekend, wat liet zegt, vader van een talrijk gezin te wezen en alleen van den arbeid te moeien levenhij behoefde zich slechts den toestand zijner ouders voor den geest terug te brengen, om te weten, boe een kleine tegemoetkoming de lijdende harten dikwijls tot dankbaarheid stemt. «Luiheid en traagheid en het allerminst on eerlijkheid vonden in zijne oogou genade; overigens kon hij den vlytigen werkman nog wel eens een enkele fout door do vingers zien. maar hield toch nooit zijne waarschuwing achterwege, «Op zyn fabriek heerschte ecue orde eit- tuclit, die hem wel eens in den omtrek een gestreng meester deden noemen, doch dat was altijd door dezulken, die niet nauwgezet ia- hunne plichtvervulling waren, en te veel voor- hun eigenbelang zorgden, om de zaken vaa. hun patroon goed te kunnen behaitigen." [Zal het goed gnan tusschen don fabrikant en zijne ondergeschikten dan moet er gene genheid van weerszijden bestaan, en helaas 1 wij zien de voorbeelden dagelijks; van beide kanten treedt meestal liet eigenbelang op den voorgrond. Zoo een fabrikant, of niet juist hy alleen» maar ieder die, hetzij arbeiders of bedienden, onder zijne bevelen heeft, eens niet enkel de vei meerdering van zijn rijkdom op het oog had, maar duidelijke bewyzen leverde, dat het hem met het geluk van zijne ondergeschik ten ernst was, zou dan liet door den arbeid verkregen voordeel, dat toch nooit zonder don werkman kan ontstaan, niet voel beter ge dijen en de genoegens van het leven te aange namer maken? y'qrdt vexolgd.

Peel en Maas | 1893 | | pagina 1