De krekel en de mier. DE PEELINDPSTRIE. ZATERDAG 15 APRIL 1893. VEERTIENDE JAARGANG. No. Deze Courant verschijnt iederen Zaterdag. Abonnementsprijs per kwartaal. voor Venray 50 c. franco per post 65 c. voor hot buitenland 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. Uitgever: L. A. SASSEN. Prijs der Advertentiën: van 15 regels 30 c. elke regel meer 6 c. groote lettors en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën. Smaal geplaatst, worden 2maal berekend. 10. Advertentien of Ingezonden Stukken gelieve men Vrijdag vóór 2 uur 's-middags te be zorgen aan het Bureau »Peel en Maas te "V enray. No den geheel en zomer niets anders gedaan te hebben dan zingen, bevond zich toon het barre jaargetijde was gekomen, de krekel iti groole verle genheid. Do móesten onzer lózers "kennen de fabel van La Fontaine; die ongeveer mol deze woorden aanvangt. Wij be hoeven haar dus niet na te vertellen. Van het antwoord, dat de mier gaf, tóen haar buurman zijn nood kwam klagen, bestaan twee lezingen. Volgens ..djjfooispronkelijkc, tevens de leukste, zou zij, na geïnformeerd te hebben vat dc vrager zoo al had uitgevoerd oen hot mooi; weer was, uitgeroepen hebben: jo hebt gezongen? Welnu, ga dan nu ïiK&rMSn&tt! Keil andere, meer moderne opvatting plaatst de mier in een gunstiger licht; minder geestig, doch meer waardig en over eenkomstig liet voorbeeld, dat de rnen- schen geven in zoodanige gevallen, zou zij den armen gast hebben uitge- noodigd binnen te komen, zich naar hartelust te verzadigen en nog wat moe te nemen voor de volgende dagen terwijl zij, om er ook wat winst uit te halen voor de moraliteit van den onbezorgder» krekel, bij het heengaan aan haar geschenken den raad toe voegde, in het vervolg een beetje meer aan ile toekomst te denken. In de menschonmaatschnppij onder scheiden wij ook krekcis en mieren. I,aat ons trachten, hun onderlinge Feuilleton. Stalknecht Piet's kloekheid, OP Paardendieven van Kentucky. 22. I)e jongen bedacht zieli een geruimen tijd en eindelijk antwoordde hij ziehzelven als volgt: »Dat paard behoort hem niet toe, bijge volg beeft hij geen recht op de goede hoeda nigheden van het dier, bovendien is hij gewis een andere van de dievenbende die eigenlijk in de gevangenis behoorde te zijn. Wat mijn meester betreft, die is rechtvaardig en heeft op, on voorzichtig J, wijze, duizend dollars in do' waagschaal gezet tegenover dien schelm, ik moet liet verlies daarvan beletten als ik kan." "Wacht!" sprak hij verder tot zichzel vee, "ik bob liet middel reeds. Niet lang ge leden was onze beste koe ziek, als genees middel gaven wij haar een kwart pond sal peter enalhoewel de zieke beest er door ge nas, maakte bet middel dn» toch voor ver scheidene dagen zeer stijf in de poolen, dat mag ook wel op een paard werken." Er was nog eeuo hoevoelheid salpeter in den stal. het zou dus niet lang duren een dozis to vervaardigen. Vrees dat het paard er eigenlijk meer dan tijdelijk door lijden zou had hij niet. Het middel werd in een portie zemelen verhouding te schetsen. Twee jonge menschen treden het leven binnen, met ongeveer dezelfde middelen, dat wil zeggen zonder kapi taal maar met de noodige geschikt heid voor den arbeid. Gemakshalve zullen we aannemen dat zij vakgenoo- ton zijn. A gaat aan liet werk, trouwt en krijgt kinderen. B ook, ieder een zelfde getal. Maar A bezit een krekels- natuur; heelt hij zooveel gearbeid ais ten naaste bij coodig is voor het onderhoud der zijnen, dan is voor hem do tijd der uïlspanning daar; wie heel den .dag in liet touw is, mag 's avonds wel een exlralje heb ben; zich met moeder de vrouw en dc jongens in zijn kamertje opsluiten, dat laat hij aan dó liefhebbers over. De kat komt een graat toe. Wat de toekomst van de knapen betreft, nu ja, als die groot genoeg zijn om de school, te verlaten,- moeten zij zich niaaiffedn tc redden- voor hem heeft men o!>lc de pap niet gekookt en koud go%cn. Dat de eischen van den lijtl steedszwaarder 'etri&berpëï worden, daarmee breekt bij zich het hoofd niet; men moet de dingen maar nemen zooals zij zijn, dan komt alles terecht. In elk geval, hij is niet in de vcrcld gekomen alleen ten plei- zierc van zijn jongens. B denkt er een weinig anders over, en weet 'yan den aanvang af zijn be geerte naar uitspanning binnen rede lijke grenzen te houden. De verlokking, om het er eens van te nemen, krijgt vanzelf al minder jat op hem; de gewoonte, om zijn Vrijen tijd in den kleinen huisélijken kring door te bren gen, \wordt henv .§<xu, tweede natuur. Het is niet te verwonderen dat zijn vrouw, deze gélukkige eigenschap iu haar echtgenoot hoogelijk waardceren- gemengd en het pnard voorgezet. Er zouden nog acht of negen uren verloopen alvorens de wedren moest plaats hebbon en hij hoopte dat Wheeler's Bob dan niet meer zoo vlug te poot zou zyn als onder de gewone omstandigheden. XII. De «l<to(len«le Hagedis, Piet was nu zeer ongerust over hetgeen hij had gedaan om don Zuiderling do wedren te doen verliezen. «Nu," zei Piet, «moesten mijne ver denkingen eens ongegrond zijn, ik zou mij mijne handelwijze voor eeuwig moeien be klagen maar Oom Stoven heeft die ont dekking gedaan, en daarbij is liet gedrag van dien gast zoo zonderling, die vent moet hier zijn om een of ander schelmstuk te bedrijven, het aangaan cencr harddraverij kan slechts bijzaak zijn. De jongen had bemerkt dat de man hem zeer nauwkeurig bezag telkenmaal dat hij daartoe gelegenheid had, en al zijne bewegin gen waarnam, vooral wanneer hij zelf niet weid bespied. Piet bad Tliunderman reeds in den stal aangetroffen, waar hij alles schoen te ondorzoeken zelfs had hy hem gedurende den dag den zoldertrap zien afkomen. Na dat ailes te hebben waargenomen kreeg Piet eindelijk weer vrede met ziehzelven en gevoelde zich volkomen gerust over hetgeen bij had gedaan, j Later in den namiddag gaf Piet hot paard nog wat suiker en zout en enn korten tijd al- vorens de wedren zou plaats hebben, al het meel-watcr dal het maar di inken wou. de,ook alles doet wat in haar ver mógen is om hem het samenzijn in de woonkamer zoo aangenaam en gezellig mogelijk te maken, en waar lijk, als een vrouw zich oefent in die kunst, komt zij heel spoedig tot de ontdekking, dat men da»rtoe juist geen kostbare sieraden nooiig heeft: eene reine omgeving,oah vroolijk gezicht en een smaakvemë-rangschik king van 't geen men Heelt, doen al veel. Naarmate het gczii- grootcr wordt, hecht zich de man vaster aan de zijnen; de behoeften vermeerderen, ja, maar daar hij die.altijj tot liet noodige beperkt, baart dit minder zorg, dan eerst werd vermoed. De ware ijver is vernuftig, en onze vriend weet nog wel nu en dan een middeltje te vinden om er een paar men aibeid aan te knoopen tol stijging van,, de kas. Yoop het ovêrige^ouULlijj zich veel met zijne kinderw brijf:, wien liij en zijne vrouw voórb'eeïijen zijn, vaii orde, nauwgezetheid, Reïtle Lot den arbeid. Wanneer nu de. tweede operatie flèzèr krdifèfs én clezftV*'rtiife'&hi> 'de maatschappij optietien, zal men reeds een zeer groot,vxrsèlifl zien. De over leveringen van het huisgezin 'oefenen een krachtigen invïoéd uit 'op he^. vol gend leven, zoowel in zedclijken zin als met betrekking lol den welstand. De jonge krekéis dalen af, onvermij delijk, zoolang de wet van ooi zaak en gevolg nog haar kracht behoudt: het geslacht der mieren vergadert for tuin, werkt zich op tot de bezittende klasse. Erkenning van het bestaan van erfelijke eigenschappen is geen epiaestie van gcloovcn meer, maar van weten; de ervaring bevestigt-het ieder oogenblik. Elk vader, die niet stekel- blind is, ziet aichzelven in zijne kinde ren herleven, met zekere afwijkin gen wel is waar, die ook al weer wortelen in natuurlijke oorzaken, waar in we ons op heden niet zullen vel diepen. En als hij nu die eigenschappen in do goede richting leidt, ze op ver standige wijze ontwikkelt, er alles van maakt wat er redelijker wijze van te maken is, dan vermeerdert hij voor- zijn nakomelingen de erfenis, die hij vau zijn ouders en grootouders ont ving, en waaraan ook hij te danken heeft wat hij op dit oogenblik is. (Slot volgt.) Ten 0 ure werden de paarden op de baan gebracht, en tot oiergroöte vreu'ido en blijd schap van de inwoners van Seville en vooral voor de bewoners van bet Cliedder hotel, wen Bet met ongeveor zes lengten; Mr; Cliedder's paard was liet vreemde dier ruim veertig roet vooruitgeloopen. De Zuiderling sehudde het hoofd"ftp boos aardige wij'ze. «Gij hebt uw paard gisteren avond te zeer afgemat," zei Orion Russell welmeenend, want hij wist niet wat de slimme jongen had gedaan. «Misschien en misschien fiet," ant- wooide Thundenuan, zijn schouders ophalend. «Wat zou er anders schelen?" vroeg de Ohioër. «Ik geloof dat men mij cen?poets, een grovo poets gebakken heeft," antwoordde de terneer geslagen l'irginiër, die, naijlt gezegd te hebben, schielijk wegreed. Stalknecht Piet was nagenoeg buiten zieh- zelven van vreugde, maar toch besluot hij onmiddelijk pogingen aan to wenden om zijn baas te bewegen de duizend dollars aldus ge wonnen, aan don vreemdeling terbg te geven, zoo deze de plaats verliet zonder' lieui cen^; persooulyk letsel te doen. Piet was in den stal. de zaak zeer ernstig overdenkende, toen cr iets voorviel dat zijn gemoed betreffende den Zuiderling golicel en al geruststelde. Een jongen kwam in den stal en zeido hem dat er een man met.den postwagen was aan gekomen die hem graag wou spreken. -Waai' is diuman?" vroeg do stalknecht. «Wachtende op u in hel postkantoor,' I. Op de oude kaarten y'apons vaderland ziet men op die vaiVhct.Q verkwartier van 'Get-Ie en van't land van Cuijk een groot-gedeelte lands tusschen Helmond, Boxmftor, Weert en Horst als een groot moeras aangegeven. Ter verduidelijking is op sommige atlassen er nog- bijge voegd moerassige plaatsen De Peel van 't Latijcs'.-bs palus voer- Ue 1 faar •imam" 'öPR-Terern t Sloeg :nen van Ilorst of-Rooy (Venray) naar't westeu gaande de richting in naar Deurne, dan stiet men spoedig op een uitgestrekt moeras, dat voor den voet geen vasten bodem bood en waarin hier en daar groote watervlakken en plassen afwisselden met een enkelen kleinen zandrug, die raadselachtig zijn geele zandmassa tusschen de vaalbruiue om geving deed uitsteken. Alleen de roerdomp verbt-ak met zijn akelig schreeuwend gebrom dc slilte en was met den heipieper en den kievit de eenige bewoner dezer ongenaakbare landstreek. Geen wonder, dat de Peel in kwaden reuk stond. Er gingen wondere verhalen omtrent personen, die zich in het moe- antwoordde de boosdcliapper. Piet kon zich niet verbeelden wat er nu gaande was, doch besloot onmiddelijk zich daarheen te begeven. Daar ontmoette hij een persoon die zeer goed bij de hand scheen te zijn, hij droeg een zwarten hoed met breeden rand, hij sprak: -Ik ben hier om gewichtige zaken te vei richten indien ik er slechts in gelukken kan. Ik heb een losbandigen bandiet achter volgd tot in deze plaats en men zegt mij dat hij zich in het hotel bevindt, waar gij thuis behoort. Op raad van den postmeester, en hij is de eenigste die weet waarom ik hier ben, heb ik u laten roepen. Ik wil uwe hulp." -All right, gij kunt die hebben." «De man die ik achtervolg, is van een zeer roekeloos karakter, hij is tot do tanden ;ewapend, en zal zich niet levend laten over- neesteren indien hij liet helpen kan." -Zijl gij een ambtenaar?" «Ja, dat ben ik." De ambtenaar haalde een document uit den zak waardoor Piet ten volle werd gerustge steld aangaande zijn nieuwe kennismaking, liet document was een bevel van wego den gouverneur van Kentucky, een persoon to airesteercn. De naam erop voorkomende was Martin Cuitis. -Ja, bij behoort tot ecne bende die zich ergens in de Iventneky heuvelen schuil houdt, en onder hen draagt hij den naam van Rooker." -Is hij dan een van de Hartly bende?" ^rocg de knaap. -Ja." «Wel bemelseheydeugdDio kerel loert ras gewaagd hadden, maar die nooit teruggekeerd waren; omtrent dwalende lichten over de plassen, die den reiziger van den weg voerden; over klokken, die door den boozc uit de torens gesleept, in de mecren verzonken waren en op Kerstnacht zich weder lieten hooren. En dan het verschrikkelijk soemeer' ten Westen van Sevenum op de Deurne- sche grens. Het zwarte water was giftig en de ongelukkige, die in den drabbigen plas viel, liet er ellendiglijk zijn leven. Ilot was zoo diep, dat liet niet gepeild kon worden. Een herder dooldo zoolang rond tot hij in 't Soemeor liep en met zijne kudde verdronk. De hoiid,diconlkwam, dwaal de bij stormachtige nachten over d^ - \lakle, om den eenzamen wandelaar te- r" gen te loeien voor 't gevaar, waarvan zijn meester het slachtoffer werd. De achtbare hoeren, die vroeger bTj een grenslwist tusschen Venray, Horst ■ne daar de nieuwe palen plaat- bben gewis een zwaren tocht '<èn de lange rechte grenslijnen - cïïëii ue greiizen' der verse.uitende' dorpen wijzen er op, dat de bodem wei- nig verdeeld was. Een woeste, moerassige, eenfoonigo vlakte, dat was het beeld van de Peel in vroegere eeuwen. De oeverbewoners, als wij ze zoo mo gen noemen, hadden langzamerhand verbindingswegen tusschen de verschil lende dorper, gezocht, die door de ge steldheid van het terrein echter soms zeer bochtig liepen. De weg van Meijel op Sevenum of Se ven is zelfs spreekwoordelijk geworden. "Van Meijel of Seven" beduidde zoo iets als over "Keulen naar Aken" voor do bewoners der zuidelijke provinciën van Nederland. Waar zooveel water, zooveel moeras op mij, zoowaar als gij leefr," zei Piet dio dacht aan da ontdekking door Oom Steven gedaan. «Durft gij den kerel uiet alleen aan ging Piet voort. -Neen," antwoordde de ambtenaar, -dat zou gevaarlijk spel zijn; want zoo iemand alleen hem in het nauw moest brengen zou hij zuik een zeker neer neerschieten. Wy moeten hem op de een of andero slimme wijze zieu machtig te worden." - «Is dat paard dat hij by zich heeft go- stolen vroeg Piet. -Dat weet ik niet." -Wel, hij heeft een harddraver mede gebracht en ik gelooi dat het Wheelei's Bob is." -Dat zal wel niet zijn, jongen." «Waarom niet? -Omdat Wheeler's Bob de besio hard- looper in dit land is. en zoo men my zegt heeft het paard van uwen buas dat vreemde paard op de baan voorbijgeloopen.' Piet verhaalde hem wat hy had gedaan. - -Dat veiandert de zaak," zei dc amb tenaar. «maar ik weet niet wie do eigenaar is. De bende heeft eenige goede paarden ge kocht, en indien dat paard niet geverfd is dan is het misschien Bob." «Kent gij Rookei vroog Piet. «Ja, en hij kent mij." «Dan oordeel ik het best dat gij maar niet onder zijn oogen komt, want iugeval hij u moest zien dan zou hij zeker vluchten. Wordl vervolgd.

Peel en Maas | 1893 | | pagina 1