ea omstreken.
BERICHT.
Kerstnacht.
ZATERDAG 21 DECEMBER 188».
TIENDE JAARGANG.
No. 51
Uitgever:
W. VAX DEX MUME.ÜOF-Sasscn.
Deze Courant verschijn! lederen Zaterdag.
Die zich voor 1 Jan wcnsclien
le aboiiccren, onlvangcn de nog
deze maand verschijnende nos. gra
tis, alsmede een fraaie Wandkalen-
der voor 1890.
DE LINDE.
De Influenza.
SfaaxI der ^§;snn.
V.M. 7® Zaterdag. L.K. 15® Zaterdag. N.M. 23® Zondag
S<and der Zon.
5, 10, 10,22, 28 Dee. op 7.54; 8; 8. 0; 810; 8.11; v/'monder 3.47, 3.40, 8.48, 3.53; n 'tri
Abonnementsprijs per kwartaal.
voor Vbnray 50 c.
franco per post 05 c.
voor het buitenland 85 c.
afzonderlijke nummers 0 c.
Prijs der Advertentièn:
Tan 15 regel. 30 e.
elke regel meer 6 9.
groote letters en vignetten naar planlsrainito.
Adrertcntien, itrnanl geplaatst, wordon 2maal berekend.
Advertentiën of Ingezonden
Stukken gelieve men Vrijdag
vóór 2 uur 's-middags te be
zorgen aan het Bureau »Peel en
Maas" te Venray.
KerstnachtWat al opbeurende en
li Oostende gedachten, die s menschen
hart als in een zee van hemelsche
zaligheid dompelen, rijzen er bij dit
enkele woord vóór onzen geest!
Kerstnacht! En wo verplaatsen ons
ill dien koudon, guren winternacht
in een armen, verlaten stal: Kérst
nacht! En wc knielen niet dc een
voudige geloovige herders voor do
schamele kribbe, waaruit een aanmin-
nend teeder kindje, op een weinig
stroo nedergelegd, tot ons do ver
kleumde handjes uitstrekt en ons
tusschen heete traantjes minzaam
tegenlacht! Kerstnacht! En we zien
het nachtlij k duister eensklaps ver
vangen door een gloei van stralend
licht: zielsverheiïeude jubelgezangen
treffen ons luisterend oor: scharen
van engelen strijken op zilverblanke
wieken van den Hoogo en over berg
en dal weergalmen zoetvloeiende,
verrukkelijke akkoorden:
Gloria in altissimis Deo!
Gode eer in het allerhoogste!
Feuilleton.
(Verhaal door W.)
Dit had Roosje ook godaan. doch in weer
wil van alle zorgvuldige navorschingen had
men het raadsel niet kunnen oplossen.
Roosje bezocht dikwerf het graf liarer
overledene weldoenster. De gedachte, aldaar
dichter bij haar te zijn, deed haar goed aan
't harte; zorgvuldig bewaakte en versierde
zij de plek, die het stoffelijk overschot dor
vrouw omsloot en de wees vond er troost en
voldoening in aldus nog voortdurend hare
liefde en dankbaarheid te kunnen beluigen.
Bij het graf, door een eenvoudig kruis vei -
sierd, gevoelde zij zieh niet alleen, niet ver
laten. Dc heldere hemel, die zich boven haar
welfde, zeide haar, dat zij in Gods bescher
ming stond en dat ook het oog der overledene
op haar rustte. Het kerkhof der stad was
tamelijk hoog aan den voet des wijnsbergs
gelegen. Van hier uit had men een wonder
schoon vergezicht. Aan den achterkant verhie
ven zich steile, ruwe bazaltrotsen, heuvels
met wijnranken en bergen met wouden, wier
hoogte grauwe met klimop begroeide muur-
resten van oude burchten kroonden aan den
voet zag men de stad met hare schilderach
tige huizen en den majestueusen Rijnstroom;
nog verder de als golven voortloopende berg
toppen, alwaar de teedere idyllen met eene
Wat is hij den Christen dierbaar
die liefelijke Kerstnacht! dierbaar
vooral aan den arme en noodlijdende
omdat hij er zooveel waren, hoincl-
schen troost vindt!...
De Kerstnacht, die reeds sedert
weken het onderwerp onzer vrome
gesprekken, de zaligheid onzer stille
mijmeringen uitmaakte, is eindelijk
«laar.
Nog hcerscht er op pleinen en stra
ten, op vlakten en wegen een dooil-
sche stilte, den nacht zoo eigen.
Doch eensklaps komt van den koogen
kerktoren de eerste slag der klok,
op feestclijk-plechtigeu toon, die stilte
verbreken; een tweede, een derde
doet zich hooien; dra volgen meer
dere, eerst langzaam, dan sneller en
spoedig golven zij regelmatig en plech
tig doch breed en vol langs den don
keren hemel! Het is het teeken dat
weldra begrepen is; want bij die zwaar
dreunende slagen voegt zich allengs
het jubelend beieren dor dorpskerk
torentjes, het blijde kleppen der kloos
terkapellen cu ten slotte vloeien in
een schoone harmonie al die tonen
zamen en roeden tot het celoovige
hart: «Gaat en gij zult vïliden een
kindeke in doeken gewikkeld liggen
de in eene kribbe!"
En of die uitnoodiging ook welkom
is!
Ziet, van lieverlee wordt hier en
ginds in de huizen het licht ontsto
ken en niet lang of er vertoonen zich
reeds eenigen op den weg; steeds
wordt het drukker en drukker; uit
zijwegen, straten en stegen stroomen
er meer en meer aan en eindelijk
zien we een zwarte menigte zich met
blijden spoed tempelwaarts begeven.
Heerlijk gezicht inderdaad! op een
donkeren achtergrond die hooge spits-
vormige vensterbogen stralend verlicht!
Dringend noodigen ze uit toch binnen
te treden en deel te nemen aan de
wilde romantiek speelden en afwisselden.
Hier te midden der dooden trok een frisch
leven de eenzame stervelingen voorbij trot-
sclie stoombooten en zwaar beladen schepen
op den stroom, rollende spoortreinen, welke
hier en daar de slangvormige kronkelingen
van den stroom volgden, om plotseling in den
zwart gapenden muil eens tunnels te ver
dwijnen. Hier kon Roosje zich mei do doode
bezig houden, voor haar bidden, in den geest
al de enkele trekken van liefde en bijzondere
toegenegenheid, welke zich als kostbare pa
rels tot een eeuwig groenen immortellen
krans voor de doode samensnoerden, voorbij
zien trekken, troost vinden voor liet tegen
woordige en hoop zoeken voor de toekomst.
Op een avond, dat liet meisje van 'i kerk
hof teruggekeerd was, trof zij de molenaars
vrouw in oen zeer booze luim. Zwijgend maar
ijverig sprong zij in de keukeu bij, om bet
avondeten te bereiden.
»Ik bob u niet noodig," snauwde het wijf,
en stiet Roosje van den baard terug, -perso
nen, dio luilakkend rondzwerven, hoeren hier
niet thuis."
»\Vaarom zoo driftig?" sprak Roosje gela
ten, -rondzwerven is een hard woord.
»Dat is zoo, daar kunt gij op aan! Ik hen
het reeds lang moede, mij, om u te ergeren.
Gevoelt gij dan niet, dat gij hier overtollig
zijt? Als een juffer zult, gij toch niet willen
doorgaan en als dienstmeid houdt do juffer
zich te goed. Het zal weldra tusschen ons op
houden; hier is geene oude vrouw Krans
meer, die men vleien en liet lief maken kan,
dat zal de juffer toch wel weten.
Roosje kende den driftigen aard der vrouw
zoete herinnering die ;n dezen nacht
herdacht wordt. O! n< n, de verwach
ting wordt er niet teleurgesteld! want
ingegaan, staat men een oogonblik
als verslagen, door smaak kunst en
rijkdom hier met elkaar gewedijverd
hebben om al wat boons en rijks
kon uitgedacht word n ten toon te
spreiden
Hoort ge het! zil Treinen zacht-
trillende kinderstemrm lietfen het
leest- hot kerstlied aan. Ach! dat
is het Lied van gan-ch de christen
heid in dezen blijde,i nacht, maar
vooral het lied van den arme van
den noodlijdende, wai t hij bij voor
keur mag het in w iarheid uitgal
men
Puer pobis nalus, Filius nobis dalus est!
Een kindeke is ons geb ren, een zoontje
ons geschoi kon!
Bewonderenswaardig verschijnsel
Alle bestaande godt. lieusteu deden
het geluk aanbidder, slechts het
Christendom gebood L knielen voor
de smart. De goden an het heiden
dom vertoonden zich ;|a:i den meiisch,
met bloemen gekroc 1' en door ge
Qoeger.s omring;1 v
die zeggen tot haajj hart van don
arme in zijne hut, \T.m de weduwe,
van de wees, van wie lijdt, van wie
weent? En wat moest er bijgevolg
een verandering plaats hebben bij
de verschijning van een godsdienst
dio zeide: «ziehier den waren God!
Hij is in oen stal geboren; zijn
leven is in de grootste armoede ge
sleten. Hij is verlaten en veracht
gestorven. Geen ander purper heeft
Hij gedragen dan het purper van
zijn eigen bloed. De oude goden wa
ren goden van genoegens en wellust!
Weg met die valsche goden! Do
wereld heeft aan hen geen behoefte.
De ware God is hier, Hij is de God
van smart."
Drogredenaars stonden op en zoi-
zij wist, dat deze in dc ©ogenblikken van
vervoering en toorn de woorden niet in de
goudschaal maar zöö onbeschoft en brutaal
was zij haar nog nooit to geinoet gekomen.
-Ik luilak niet, gaf zij kalm ten antwoord,
maar bare stem beefde, -ik werk voor het
brood, dat ik eet.
Dat gij boos op mij zijt, vrouw Krans, be
treur ik; ik heb u daartoe geen reden ge-
I geven. Ik bezit een recht hier te zijn. Ik ben
aanverwant van de familie Krans en de uit
drukkelijke wil der overleden molenaars-we
duwe beeft mij bet. te buis, dat ik hier gevon
den heb, voorbehouden."
-Thans echter heb ik hier tc bevelen, kop
pig ding! Gij zoudt werken! Nou ja,
op de werkdagen met hoed on mantel uit
wandelen gaan."
-Gij weet, dat ik het graf der overledene
bezocht bob."
-Dat behoeft niet, dit is maar een voor
wendsel voor de luiheid. Do doode heeft geen
bezoek noodig; die heeft bij baar leven hare
naaste bloedverwanten zoo dikwerf geërgerd,
dat
-Vrouw Krans,1," onderbrak haar Roosje
opgewonden, en een vurige blos betrok baar
gelaat, mij moogt gij bcleedigen, zooveel
gij wilt, ik kan mij rechtvaardigen, maar do
doode laat ik niet beschimpen. Schaam u, zoo
over die goede, brave rechtschapen vrouw te
spreken, die de moeder uws mans is!"
De lang verkropte tranen dreigden uit t'
barsten; de mond en de wangen van het tneis
je krompen ineen, maar het hardvochtig wijf
moest niet zien, dat Roosje weende; spoedig
daarop verliet zij de keuken en ijlde naar
don«Dat is niet mogelijk; dat is
niet passend. Een God heeft niet
kunnen lijden en sterven voor den
monsclmn!" Maar een moeder knelde
haar kind in hare armen, en een
blik werpende op de kribbe, op hot
kruisbeeld riep ze uit: «Wat onmo
gelijks is daarin gelegen? Ik zelf
voed mijn kind met mijne melk; en
om het te redden zou ik niet aarze
len zelfs mijn bloed te geven."
En de arme. de lijder komt tot
nadenken en tot deze slotsom: «ja,
Hij leed armoede, pijn, marteldood
om door armen, door ongeiukkigen
nagevolgd, bemind te worden."
Het wordt hem zoet bij die kribbe
en ten laatste vat hij het woord, hen
door het goddelijke kindje toege
roepen, in al zijn gewicht in zijne
volle be tee ken is
Per crucem ad lucem!
Door lijden tot verblijden!
O! Wie ge dan ook zijt, komt!
knielt allen neder rondom het Jesus-
kindje. Verlevendigt uw geloof, ver
dubbelt uwe liefde, toeft en blijft er
loeven, dan vooral als lijden, kwei-
-IL'igSïV c/tcg. .'.snoed n
hel leven lastig maken en daar zult
ge steeds ondervinden:
ln terra pax honjinibus bonae voluntatis!
Op aarde vrede den menschen van
goeden wille!
Sedert eenigc dagen is in de Eu-
ropeesche peis sprake van eene
nieuwe besmettelijke ziekte, die in
St. Petersburg epidemisch is opgetre
den, do Influenza nl. Meer dan
150.000 menschen zouden in de Rus
sische hoofdstad ziek zijn, en daarbij
de Russische keizerlijke familc. Nu
is ook te Ween en deze ziekte opge-
liaar kamertje, alwaar zij de oogen naar het
kerkhof en het graf hnrer weldoenster richt
te. Nu brak zij in tranen uit en verborg het
gelaat in beide banden. Toen de zwaarste
storm barer smart voorbij was, sloop zij de
trappen af en verliet de woning.
De molenaarster echter, sprakeloos van
woede en ontzetting woelde, als hadde zij een
vuistslag in 't aangericht gekregen zoo iets
was haar, do meesteres des huizes nog nooit-
gozegd en dat nog wel van eene -onbeschaam
de bedelares"! Wijl Roosje echter niet meer
daar was, om de vcrwenschingen der drif
tige vrouw te hooren, wierp zij in haren toorn
den schotel met T avondeten, welke zij in de
handen hield, op den grond, dat de scherven
links en rechts vlogen en bet eten den vloer
bedekte. Als vrouw Krans kwaad was,
moest er steeds iets buigen of bersten, dit
koelde haar wat af.
De molen stond, zooals reeds gezegd is,
voor de stad. Circa 100 stappen daarvan ver
wijderd en even ver van den molen verhief
zich op een middel matigen heuvel een
eeuwenoude, reu/.igc lindeboom, door liet
volk de -Moedergnds linde" genoemd. Togen
den stam bevond zich een oud Mariabeeld,
geen kunstwerk, maar voor do vrome lieden
lief en waardig, die in nood cn zorgen dik
werf daarheen trokken, oin aan de Moeder
van Hem, die ons aller lot in banden heeft,
hun leed te klagen, liet oude beeld, door de
vroomheid en het kinderlijk vertrouwen der
17® eeuw daar geplaatst, was met den tijd
7. o onkenbaar geworden, dat de pastoor het
dankend aannam, toen de overledene mole
naarsvrouw, nog bij leven zijnde, zich aan
treden.
«Griep" heeft iedereen wel eens
gehad, eene hevige aandoening van
neus, keel en hals met hevig hoesten
cn verstopping. Men is zeer ziek,
maar werkelijk gevaar is er weinig.
De epidemische vorm van Griep werd
in de vorig eeuw door de artsen
«influenza" geheeten, welke naam ze
tot heden toe behouden heeft. Daar
de ziekte gewoonlijk uit het Oosten
kwam, noemde men zo Russische
ziekte.
In Weencn werden in 't hospitaal
verschillende jonge artsen ziek onder
symptomen der influenza. Zij werden
plotseling door bibberkoorts bevangen
een hovigo koorts volgde, en pijnen
in alle doelen des lichaams: daarbij
kwam een groote malheid en zwakte,
en men kreeg den indruk of een
hevige ziekte op komst was. Spoedig
werden ook in t zelfde hospitaal
verschillende vrouwelijke bedienden
ziek, waaronder zelfs de sterkste. Al
deze personen zijn thans weder her
steld. Gevaar was er dus niet bij.
In alle gevallen trachten na onder
zoek do autoriteiten liet advies uit,
tlai ue lijders aan Influenza gcicucn
hadden. In 1782 werden te Weenen
bij eene bevolking van 800000 men
schen G00Ö0 ziek; slechts zeer weini
gen stierven. Velen waren na 24
uren weer hersteld, de meesten waren
na vier dagen weer gezond. Slechts
een klein deel was 14 dagen ziek.
In L88 keerde de Influenza terug.
lil Parijs was ze eens zoo verbreid,
dat meerdere gerechtshoven geen zit
ting konden houden en geen opera
gegeven werd, wijl iedereen ziek was.
Frankrijk had do epidemie in I860,
Berlijn in den winter van 1874.
Over de laatste grootste Weener
epidemie bestaat een werkje van 't
jaar 1833: de geschiedenis der In
fluenza door Dr. Joseph van Zlatoro-
bood om bet oude beeld door een nieuw te
vervangen, dat het bestaande zoo getrouw
mogelijk geleek. Kort voor baron dood had
de oude vrouw nog't genoegen dit werk van
kinderlijke liefde en katholieken vereering
voltooid te zien. Hier bad zij dikwerf ge
knield en gebeden «ti hierheen leidde ook
Roosje bare schrodon op dezen avond, om
lraro droefheid aai» du smartvolle Moeder ie
openbaren en baar om iaad cn bystand to
smeeken.
Het begon reeds donker to worden. Aan
den donker blauwen hemel flikkerden do
sterreu; ook du uman veneus achter de ber
gen en verlichtte dun gebeelun omtrek met
hare vriendelijke zilveren Stralen."
Toen nu pMsehug het licht op Roosje
viel, verschrok zij. als hadde haar eene on-
zichbarc macht toegefluisterd; -Het is te
laat!"
Zij stond op en wilde den heuvel verlaten.
Zij gevoelde zich door 't gebod gerustgesteld
cn gesterktzij had do molenaarsvrouw hare
grofheid en hare uitvallen vergeven ott
was van haren kunt vast besloten, de vrouw
door een vriendelijke bejegening te bedaren.
De bfcloedigmde woorden op zich hadden
Roosje ook minder gekwetst, dan de gedach
te, pat zulke woorden in een buis gevallen
waren, dat zij als bare bakermat meende te
mogen beschouwen.
Op hetzelfde oogeublik, dat Roosje do linde
verlaten wilde, verscheen tor zijde des heu
vels do gestalte eens mans, dio haar naderde
Wordt vervolgd.