voor
m 0 33JS'
Be Missionoarisi
ZATERDAG 2 FEBRUARI 18S9.
Ti ex de Jaargang.
No.
W.
VAX OEN MU IKHOF-Sassen.
Deze Courant verschijnt iederen Zaterdag.
feuilleton.
MAAS EN PEEL
St»nd cBer ^Saaei.
FebruariEK. 7® Donderdag. V.M. 3.5® Vrijdag. L.K. 23e Zaterdag
5, 10, 16. 22, 2S Jan. op 7.33, 7.2;
Abonnementsprijs per kwartaal.
voor Ven p. ay
franco per post
voor het buitenland
afzonderlijke nummers
50 c.
05 c.
85 c.
6 c.
Uitgever:
«lor Zoii.
7.10, 7.2, (1.5'J; v m.; nn Jer *1.3.3, 5.3, 5.14. 5.25. 5.30 nm
Prijs der A.dvertentien
van 15 regels 30 c.
elke regel meer 6 c.
groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3raaal geplaatst, worden 2maal berekend.
Advertentiën of Ingezonden
Stukken gelieve men Vrijdag
vóór 2 uur 's-middags te be
zorgen aan het Bureau »Ma.as en
Peel" te Venray.
DE OUDE GILDEN.
Juist nu, terwijl de staats- en we
reldwijzen do beteekenis der gilden
voor do opbeuring van den ambachts
stand mede erkennen, is het gepaste
tijdstip dddr, de ambachtslieden door
■woord en pen uit te noodigen in 't
belang van hun maatschappelijke be
trekkingen en beroepsplichten tot in
standhouding en tot vorming an gilden.
Werpen wij een geschiedkundigen
terugblik op 't ontstaan der gilden,
dan vinden wij ze reeds bij de Ro
meinen. Niet alleen de ambachtslieden,
maar ook de kunstenaars, de kramers,
db kooplieden, zelfs du glad ia toten
(zwaardvechters) vormden onder zich
bepaalde ambtgenootschappen. Het is
licht te begrijpen dat ook in de door
de Romeinen veroverde landstreken
vele zeden en gebruiken ingevoerd
werden. Vele dezer inrichtingen wer
den op den Germaanschen bodem tij
dens de groots volksverhuizing weder
ontbonden. In de verzameling van
wetten, door Karei de Groote, "kapi-
tulariën" genoemd, maakt men ook
melding van de gilden. Reeds om
dezen tijd hadden zij dezelfde organi
satie en dezelfde statuten als in de
latere middeneeuwen. Met het bloeien
der steden treedt ook do tijd van bloei
dor gilden op. Door het eenparig
Och! waarde kommandant, hernam oen
hunner, gij behandelt ons als overwinnaars,
en wij zgn slechts arme werklieden, die arbeid
zoeken.
Gij zijt, gaf deze hun ten antwoord,
goede priesters en moedige mannen! ik be
min, bewonder en acht u.
Bij deze woorden omhelsde hij hartelijk de
heide soldaten van Christus, die zich haastten
om in de sloep af te klimmen, ten einde het
afscheid nemen te bekorten. De kommandant
nam den hoed af, welk voorbeeld door de
geheele équipage gevolgd werd on een dik
werf herhaald tromgeroffel weórklonk bij hot
vertrek van do nederige priesters, als ware
liet admiralen geweest..
Hoe het ook zij, merkte een oude stuur
man op ernatigen toon aan, dat zijn twee dap
pere borsten, die voor geen klein geruchtje
vervaard zijn! Wie uwer, mijne kinderen,
zou een vijandelijk schip enteren met een oud
boek en een crusifte tot eenig wapen?
Ik niet! noch ik! noch ikl spraken
allen als uit éónen mond.
En den jonge, hebt gij diens vastbera
denheid opgemerkt?
En den arm van den oudel hebt gij die
gezien?
samenwerken van afzonderlijke bc-
roepstanden, door den goeden naam,
welke zich de Germaansche ambacht-
stand overal verwierf, groeide de
ambachtsstand langzamerhand ook aan
tot welstand en beteekenis. Terwijl
de ambachtslieden tot hiertoe alleen
in last hunne heeren en voor hunne
heeren in slaafsche afhankelijkheid
gewerkt hadden, bevochten zij zich
door eendrachtige samenwerking de
persoonlijke vrijheid en ontsloegen zich
van de heerendiensten. Zij verkregen
zelfs het recht om deel uit te maken
van 't bestuur en de regeering dei-
steden. Door de gilde werden zij van
knechten, vrije, achtbare mannen.
Dikwerf ontstonden er in de steden
vaak twisten tusschen de patriciërs,
of vrije mannen en de gilden, doch
dezen kwamen meestal zegevierend uit
den strijd. Van twee zlilke twisten
willen wij even gewagen. De bakkers
knechten te Colmar, wien de magis
traat in de Sacramentsprocessie niet
méér de hun sedert jaren beweerde
plaats wilde gevenverkregen na een
tienjarigen, hardnekkigen strijd hun
oud recht, p]venzoo gebeurde het met
de schoenmakersknechten te Leipzig
tegenover de aldaar bestaande univer
siteit. Eendracht maakt macht! Dit
ziet men bij 't lezen der voormalige
geschiedenis van Belgenland, toen Pie-
ter de Koninck en Jan Breidel hunne
gilden opriepen en de Fransche Loli-
aards versloegen in den slag der
"gulden sporen"* (1302). Eere dus aan
de gilden! Zij waren mede de ver
dedigers huns vaderlands. Hunne orga
nisatie was als volgt: de leden dei-
gilde bestonden uit drie klassen.- mees
ters, knechten en leerlingen. Uit de
Terwijl deze gesprekken in den buk ge
voerd werden, wisselde de kommandant, over
de verschansing leunende, afscheidssignalen
met de heide priesters, welke door de sloep
met snelheid naar land gevoerd werden.
Na verloop van twee uren keerde de officier,
onder wiens geleide zij zich naar den wal be
geven hadden, aan boord terug en deelde den
gezagvoerder mede, dat hij de beide mission-
naiissen tot halverwege de bewoonde berg
vlakte vergezeld had, op welko hoogte zij
eene rotsholte vonden, waarin zij besloten
den nacht door te brengen, ten einde uit den
slaap en het gebed krachten te putten, alvo
rens hunne opklimming voort te zetten.
De rozekrans van het kind.
Bij de eerste schemering van don dageraad
stonden de priesters van hunne harde lig
plaats op en nadat zij hun ochtendgebed ver
richt hadden, drukten zij elkander sprakeloos
de hand en zette» hunnen moeielijken tocht
voort. Na verloop van een uur bereikten zij
de bergvlakte, waar een heerlijk schouwspel
hen wachtte.
Geurige bloemen, prachtige plantgewassen,
welriekende kruiden en rank opgeschoten
hoornen stonden in eene bonte meuguling door
elkander in deze beperkte ruimte, welke een
uitgestrekte, tusschen de rotsen besloten tuin
scheen. Geen menschelijk wezen vertoonde
zich en echter bewees hun het zien van eenige
meesters koos men 't bestuur, dat de
zaken der gilde moer' waarnemen en
regelen. De sociale beteekenis der
gilden was van buitengewoon gewicht.
Alléén door de gilde worden de ergste
vijanden van het ambacht ter neder
geworpen, namelijk do bovenmatige
concurrentie en do overproductie.
De overproductie werd verhinderd
daardoor, dat alleen die zelfstandige
meester kon wordendie voor 't be
stuur der gilde als meester een zooda
nig examen afgelegd had en uitdruk
kelijk 'i verlof bekwam een eigen
zaak te vestigen. In oiko stad namelijk,
werd overeenkomstig de verhoudingen
een bepaald aantal meesters aange
steld. Dit getal mocht niet overschre
den worden. Hot afleggen van het
zoogenaamd examen strekte meestal
ten voordeele van 't ambacht. «Bot
tel iken" waren er riet. Het later
opgekomen en thans nog bestaande
spreekwoord: leerjeigens zijn geen
bazen" ware toen vc van toepassing
geweest. Overmatige1 Concurrentie be
stond evenmin. Ieder meester mocht
geen knecht noch leerling werk geven,
zonder aanbeveling of verlof van 't
bestuur. Do tegenwerping, er moet
concurrentie zijn, concurrentie ver
wekt en levert heler werk, wordt
ontzenuwd, als men nagaat, dat elk
afgewerkt stuk ter proeve van 't be
stuur moest overgelegd worden. Was
het werk «ton verkoop geschikt", dan
werd er de gildestempei op gedrukt,
en zonder dat, mocht niets in den
handel gebracht worden. Een ander
voordeel bestond hierin, dat do ruwe
materialen meestal tegen billijke prij
zen aan de gilde verkocht werden,
waardoor de op zich zelf staande am-
hutten, uit welke zij kleine rookwolken zagen
opstijgen, dat de luitenant zich in zijne veron
derstelling niet bedrogen had. Na eenige
oogcnblikken met elkander beraadslaagd te
hebben, richtten de beide missionnarissen
hunne schreden naar eene verhevenheid,
welko het uitzicht op het noordelijke gedeelte
dos eilands belemmerde; maar nauwelijks
waren zij den voet der rots omgogaan of er
vertoonde zich een schouwspel aan hun oog,
dat hen van vreugde en verrassing als aan den
grond vastgenageld deed staan.
Rondom een altaar van levendig groen, op
hetwelk, zich een houten kruis verhief, nog
met den schors omkleed, lagen een groot aan
tal wilden in de eeibiodigste houding nederge-
kr.ield, terwijl aan den voet van het kruis een
tienjarig knaapje met eene welluidende, hel
dere stem overluid in het fransoh, het Ave
Maria bad. Hij had oenen grof bewerkten
rozokrans in de hand, wiens kralen hij lang
zaam de eene na de andere door zijne vingers
lint glijden; toen hij geëindigd had, hing hij
hom om zijne hals, kuste met innige gods
vrucht de daaraan hangende medaille en
maakte overluid het teeken des kruizes.
Amen! antwoordde de wilden als uit
éónen mond.
Amen! gezegend en verheerlijkt zij den
almachtige» God riepen de beide geestelijken,
op de knieën vallende, uit.
Bij het hooi en van deze stemmen stond de
geheele menigte in verwarring op en staarde
de beide vieemdelingeu eerder met verbaasde
en nieuwsgierige dan wel met bloeddorstige
blikken aan. Maar nauwelijks had het knaap
je met den rozekrans hen gezien, of hij snelde
bachtsnian veel gebaat werd. Hieruit
ziet men, dat al deze inrichtingen
slechts ten doel hadden liet voordeel
van den ambachlstand. Vrijheid, zelf
standigheid en eene verdienste, over
eenkomstig zijn stand, waren de ge
volgen dier vereenigingen. Armoede
in den ambachts'and was niet denk
baar. Zieken of andere ambachtslieden,
die niet in staat waren te werken,
ontvingen uit de gildekas toereikende
ondersteuning. Stierf* een gehuwd
meester, dan was aanstonds de gilde
daar, om de weduwe door een oud
knecht ter zijde te staan, die onder
het strengs!e toezicht de zaak zoolang
moest bestieren, tot wellicht een zoon
des vaders plaats kon vervangen. De
landlooperijzoo noodlottig voor de
zedelijkheid en 't ambacht, kende men
niet. Ieder knecht, die om zich ver
der te bekwamen, de wijde wereld
wilde ingaan, ontving een reispas,
die met den gildestempei voorzien was,
alsmede een reispenning, welke zóó
bekrompen was, cïat hij even toereikte
om ermede tot de naaste gildoherberg
te komen. In de stad aangekomen
moest de knecht zich bij 't gildebe-
stuur onder overlegging der pas aan
melden. Of wel hij kreeg werk, öf
wel een zelfde uitzet om verder te
marcheeren. In de gildeherbergen wa
ren tafels aangebracht, waarop de
werkzoekers en de werkgevers hunne
namen schreven. Op de eenvoudigste
en natuurlijkste wijze regelde zich
aldiis de dienstaanbieding mét de
dienstvrage. Eene voor de opbeuring
en de veredeling van den ambacht
stand vooral gewichtige zaak, was
dat de gilden een openlijk, christelijk
karakter droegen. Een geregeld kerk-
raet opene armen naar hen toe, uitroepende
priesters, priesters
Wees gezegend, mijn zoon, sprak de
oude missionnaris, terwijl hij horn omhelsde.
Gij zijt een vroom en braaf kind. Breng ons
nu naar uwe ouders, want gij zijt niet van
het ras dezer inboorlingen, uwe kleur en uw
spraak bewijzen zulks genoegzaam.
Mijne ouders! sprak het kind. zijne
groote oogen met treurigheid tot den grijsaard
opslaande. Ik heb geene ouders meer; want
ik had eene zeer goede moeder en zij zei Je
mij. dat mijn vader ook zeer goed was, maar
ik heb hem nooit gekend.
Was hij overleden?
O neen! maar hij bevond zich in een ver
afgelegen land, waarvan ik den naam nooit
heb kunnen uitspreken, evenmin als mijno
moeder, zoo moeielijk was die.
Maar waar woonde uwe moeder, alvo
rens herwaarts Ie komen?
-- Mijne moeder is hier nooit geweest.
Den lautsten keer, dal ik haar gezien heb, en
dit is, o zoo lang geleien, sliep ik in een bed,
dat altijd schommelde, in een groot houten
huis. dat vr.n zelf op het water voortging.
Een schip, merkte de abt Eniilius aan.
Een schip! Jui>t zoo noemde men het.
In dien nacht schommelde mijn bed meer dan
naar gewooute. toen mijne moeder mij eens
klaps kwam wekken, ofschoon het geen dag
was. Zij zag zeer bleek en weende! Mijn
kind. mijn arm kind! mij door hare omhelzin
gen bijna smorende,
-Wat scheelt u toch. lieve moedor?
vroeg ik half slapende.
-Mijn kind, mijn arm kindherhaalde
bezoek, deelname «aan de kerkelijke
procession waren vaste regelen. Ook
heorechtc er onder de leden dor gilden
eene strenge, echt christelijke tucht
en ware liefde. Do knechten, zoowel
als de leerlingen behoorden tot het
gezin des meesteis, zij aten aan de
zelfde tafel, sliepen ondei éen dak,
namen samen deel aan 't leed en de
vreugde des gezins. Hijdie de chris
telijke tucht niet naleefde, werd «af
gedankt" d. i. uit de gilde gestootcn.
De geest der christelijke tucht en
liefde snoerde ook de afzonderlijke
leden des ambachtsstands samen en
maakte ze sterk. Juist deze onaan
tastbare eenheid bracht den ambachts
stand tot aanzien en macht, tot zelfs
die macht, dat zij deel uitmaakten van
de wetgeving en de regeering bij het
gemeenebest, dat zij niet alleen beta
lende, maar ook «raadgevende" staats
burgers werden, dat zij met moed en
overwinning den strijd tegen het kapi
taal konden opnemen. I)c reden, waar
om de nuddenecuwscbc 'gilden zoözcor
in verval kwamen, ligt hierin dat 1)
de geest der christelijke tucht en liefde
verdween, en 2) dat de inrichtingen «in
been raakten" terwijl de gilden zich
aan 't oude gebruik vasthielden en zich
met de vooruitgangende breede stap
pen der kunst niet wilden inlaten. Wil
len wij echter nut trekken uit deze
kleine, maar leerrijke geschiedenis en
steeds den ambachtsman toeroepen
«Keer terug naar uwe oude gilden,
bezit gij ze, behoudt ze, zoo niet, tracht
ze zoodoende weder in 'l leven te roe
pen doch alleen in den geest van
christelijke tucht en~ liefdedan komt
er zegen, vrede en welvaart in uw
stand."
zij handenwringende en zonder myn vraag
te beantwoorden.
-Op inijne beurt begon ik te weenen, ik
was bang. Boven onze hoofden bcerschte eene
groote beweging: ik hoorde niets dan kreten,
angstgeschroi on verwenschingeu!Het
gedrtiisch en het gestommel namen hand over
band toe!.... Plotseling nam mijne moeder
iny van het bed op, ontdeed nȟ van mijn
hemd. slingerde dezen roze krans, dien zij nooit
aflegde, om mijnen hals en onder mijnen rech
terarm door, en begon zich bitter wooncode
ingclijks te ontkleeden, zonder de oogen van
mij af te wenden. In dit oogcnblik hoorde ik
een verschrikkelijk gekraak, ik voelde alles
onder mijne voeten wegzinken, mijne moeder
slaakte een' kreet, die luide boven het ge-
druiscli uitklonk, daarna viel ik in het water,
en ik zag. hoorde of voelde niets meer!
Het kind hield op, 0111 adem t« scheppen,
terwijl de beide priesters een' Mik van mede
lijden met elkander wisselden.
-Ik weet volstrekt niet, wat er vorder met
mij voorviel, ging de knaap voort on herinner
mij niets meer tot aan het oogenblik, waarin
ik ontwaakte op het natte zand, omringd door
eene menigte groote. levende visscbcti. Niet
wetende, waar ik mij bevond en mijne moeder
niet bij mij ziende, begen ik baar wa emnide
tc roepen. Op. mijn gosehiei Kwamen e*i;e
menigte zwarte menschen. met afschuwwek
kende gezichten en ter nauwernooj g< kleed,
p mij toesnellen.