HORST en omstreken. ((Vacantie". S E L 1 M, ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1888. NEGENDE JAARGANG. No. 34. Uitgever: W. VAN DEN MlïCKilOF-Sasscn. Deze Courant verschijnt icderen Zaterdag avond. Feuilleton. De f 100.000. Stand der Maan. N.M. den 7e Dinsdag. E.K. 14® Dinsdag. V.M. 21® Dinsdag. L.K. 28e Woensdag. Stand der Zon. 5, IC, 10. 22, 28 Aug. op 4.20, 4.30, 4.10, 4.50, 5.6; v m.;'onder 7.40. 7.35, 7.23. 7.10. 0.57 ui Abonnementsprijs per kwartaal. voor Ven ray 50 c. franco per post 65 c. voor liet buitenland 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. Prijs der Advertentiën: van 15 regels 30 c< elke regel meer f, c> groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3mn.il geplaatst, worden 2mnal berekend Ingezonden stukken, Ad vertentiën, enz. voor dit Blad, worden uiterlijk Vrijdags mor gens vóór 12 uren ingewacht. Dat is voor den student een der schoonste woorden en, laat ons er maar voor uitkomen, ons, volwassenen, is na zesdaagschen arbeid ook immers de Zondag welkom en wie heeft daar enboven niet eens gaarne een geheelen dag vrijaf, om zich in Gods schooue natuur te verlustigen of oen familielid te bezoeken Verlangt de jeugd naar den dag, waarop de onderwijzer of leeraar voor zijne leerlingen 't heerlijk woord uit- sprockt: «Heden begint de vacantie," niet minder verlangend zien broeders en zusters uit naar hen, die om hunne studiën 't ouderlijk huis moesten ver laten; om vooral de oudeis niet te vergelen. Iedere stand in de maatschappij heeft i&ijne eigenaardige gevaren. De man, gering naar de wereld, moet dikwerf zijn kroost al heel jong de deur uit zenden, 't zij naar de werkplaats, waar het vaak aan allerlei verleiding bloot staat; 't zij als dienstbode, en ook in <dit geval lokt de wereld met hare bekoorlijkheden 't jeugdige hart aan. Maar ook de meer met aardsche goe deren bedeelde moet in den regel zijne zoons en dochters uit zijne tegenwoor- lieid zenden, om zo voor hunne maat schappelijke betrekking te bekwamen. E11 hoe klopt dan het liefhebbend ouderhart, wanneer de kinderen met «ene natuuivatbaar voor allerlei in drukken, aan anderen, aan vreemden, moeten toevertrouwd worden Zullen de zaden van godsvrucht en van andere deugden door vader en moeder met zooveel zorg in de harten gestrooid ontkiemen en vruchten dragenof zullen ze verstikt worden door 't on kruid, dat anderen dikwerf met kwis tige hand zaaien Met een open blik konden de kinderen vertrekken, maar zal dit bij hunne, terugkomst nog wel het geval zijn; of zullen ze een hoekje 1 van hun hart verborgen houden voor 't ouderoog? De laatste dagen zijn dus ook voor 't ouderhart dagen vol spanniug. Omdat er zooveel voetangels en klem men liggen op den weg, dien onze kinderen moeten bewandelen, mogen de ouders zich wel lor doge afvragen.- «Durf ik met een goed geweten aan God den Heer vragen, dat Hij mijn kroost bewaren moge? Heeft het er niet veel van dat men God verzoekt, wanneer men zijne kin- .rlaron *«v,» waarvan ons geweten ons aanklaagt en waarschuwt, dat hét een wonder mag genoemd worden, indien de goede zaden er niet verstikt worden? Voor arm en voor rijk, voor burger en voor boer moet de regel der opvoe ding zijn: dat huis, school en Kerk een harmonisch geheel vormen. Gelijk uit de geschiedenis van som mige personen in 't Oude Testament blijkt, wandelen de kinderen niet altijd in 't spoor der vaderenbij vaders als Heli bv. ligt de oorzaak niet in 't duister: Dat ouders bidden \oor '1 behoud hunner kinderen, zie, dat is goed, noodzakelijk zelfs, maar ze be- hooren tevens alle middelen in 't werk te stellen, die in hunne macht zijn, 1 lie 11 AfriKumiscli Verhaal. (Slot.) Er waren vele martelaren en belijders, maar ook vele lafaards gelijk ik, die, op tijdelijke voordeden bedacht, hun geloof min of meer ontrouw werden. Ik ben overtuigd, dat de wroeging daarover ook voor hen niet is uitgebleven. Ik werd snel bevorderd en bekleedde wel dra een der hoogste ambten naast den vorst. Natuurlijk bad ik mijn benijders. Eenige zochten mij zelfs bij den vorst in verdenking te brengen. Vooral had een ander legeroverste "t op mij gemunt. Ik was overtuigd van zijn vijandige gezindheid. Openlijk behandelde bij mij met verachting. Toen ik op zekeren dag uit bet legerkamp terugkeerde, werd ik doormijn vijand, Sprado, diep bcleedigd en zwoer ik op hetzelfde oogen-, blik mij daarover te zullen wreken. Des avonds ging ik naar een afgelegen boschje, waar Sprado. naar huis gaande, moest pas- seeren. Ik wilde hem geen hinderlaag leggen, doch uitdagen op een tweegevecht. Hij was een dapper en volleerd krijgsmanwij deden in het hanteeren der wapenen niet voor elkander onder; wij waren een gelijke partij. Hij kwam en aanstonds plaatste ik mij in zijn weg. Dat was genoeg. Hij kon niet voor bijgaan zonder mij te verdringen en zag, dat ik deze plaats met voordracht had gekozen om een twist uit ie lokken. I)e zwaarden werden getrokken en Sprado, spoedig gewond, van zijn zwaaid berooid. Ik wilde den strijd op leven en dood, en schenk hem zijn zwaard weder. Hierdoor in zijn eer gekrenkt, woedend gesard, wierp Sprado zich wanhopig op mij om mij ie slachten. Eerst had ik gestreden om mijn eei te wreken; nu moest ik, uit zucnt lot zeii'bohoud, met onver saagd geweld op hem inhouwen, en om mij zelf te redden, sloeg ik hem dood. Ik zeide uit zucht lot zelfbehoud. Maar, waarom, kindlief, zui ik nu nog zulk een redeneeriug voeren l 't Was een moord. Mijn handen werden niet zijn bl«.ed geverfd. Ik had zijn leven aan mijn haat opgeofferd» Uit trots had ik hem vermoord. In plaats van daardoor mijn gewond hart te helen, had ik een veel grooter woud aan mijn ziel toege bracht en somwijlen dreigde ik van gewelcus- knaging krankzinnig te woiden. In de groote wereld, Zuhnma, telt Uien den moord 111 een duel niet; zoo iemand aan dezen uf geilen in den wegslaat, wordt hij even lichtzinnig ver moord als wij de vlieg duoden, die ons steekt. Ik voedde mijn wrok, ik dacnt altoos nog over de beleediging door Sprado mij aangedaan, eu in plaats van te bidden, Ideef tk redenceren over mijn goed recht. Zoo dikwijls ik he."loot te gaan bidden, blies de duivel mij in, dat bet een spotten met God zou zijn. ïntusscheu vei dacht niemand mij van de misdaad; ik werd zelfs met een onderzoek naar de oorzaak van Sprado's dood belast. Dit onderzoek bracht natuurlijk niets aan 't want bidden en werken behoort ook bij de opvoeding der kinderen hand aan hand te gaan. Gelukkig de ouders, die niet 't oog op 't welzijn huns kinds, die inrichtin gen uitkiezen, waar het kind als met den mantel der liefde beschermd wordt, voor de gevaren en de verleidingen der wereld, waar het goede zaad door de oudeis uitgestrooid welig opschiet eu edele vruchten draagt. Iïn wij mogen liet met eere gewagen, zulke inrich tingen treft men in onze gemeente niet alleen, maar door de geheele provincie talrijk aan, voor alles de geestelijke gestichten, waar men leert student zijn, student worden met 't oog naar Boven en met »vlas op de tand en met vuur ill de longen", zooals de Limburgsche puikdichter zong, tocn-liii, zaliger gedachtenis, te midden zijner studenten nog leeraarde en do snaren tokkelde. Zeker onze geestelijke gestichten zijn als zoovele juweeltjes óp den IMsxteii oei aw<M8ltilUSW<36()$ti -:sf ifciJrjwuV ou ders en voogden, aarzelt geen oogen- blik, als ge kunt, uwe kinderen er heen te zendenmet een hart vol deugd, een schat van keunis en eeuo blijvende zoete herinnering aan 't stu dent-zijn koeren zij tot u terug; zij zullen 11 danken, u ecren, u liefhebben. l)e heer li. Ir-, besefte dit en had voor zijne beide zoons eene inrichting gezocht en geionden, waar hij ze met vertrouwen kon heenzenden. '1 Was of de laatste dagen der week ditmaal veel langer duurden dar. an ders, maar eindelijk brak toch de met ongeduld verbeide dag aan. Emma rustte niet voor ze verlof bad bekomen I"! ZEerw. ZecrGel. heer wijlen I)r. M. Smit-u*, ouil-prut'essor en pastoor te Omi-Valkenburg. licht. Kort daarop moest ik aan liet hoofd van een legerafdcellng tegen den vijand oprukken. I»e gedachte aan het doel volgde mij evenwel overal. Telkens rezen de plaats en de persoon mij voor den geest, eiken dag voelde ik mijn hand met het zwaard gewapend den noodlot- tigen slag slaan. Ik zag altijd én overal Sprado met stervende oogen naar mij opzien. I)es morgeus, des avonds, in gezelschap van ande ren en in de eenzaamheid steeds kwam de stervende krijgsoverste mij voor den geest. Ik was een inoordcuaai de strijd moge al gelijk zijn geweest om onze lichaamskrachten ei: wapenen, maar rechtvaardig? O mijn ge weten verwijt mij dag eu nacht de uitdaging. Geen redeneeren en wijsgeeiig beloog was- schcii de schuld af. O, Zuleima, mijn hand is met bloed bevlekt, rood als de gindschc ondergaande zon aan den horizont! Kunt gij mij nog beminnen, of enkel medelijden gev oe len met uw vader?" -Vatïer, ik zal u troosten.'' -Troosten, o kind!" -Vader, ik zeg u: doe boetvaardigheid." -Ik zou 't willen doen, als ik kon, indien slechts één zonde mijn gemoed bezwaarde, doch, helaas, ik heb ook mijn geloof ver zaakt." -Herinner u dan lint. woord van den heiligen priester: -Hebt gij gezondigd, doe boetvaar digheid; hebt gij duizendmaal gezondigd, doe duizendmaal bootvaaruigheid." -Heeft een priester dat gezégd? Zuleima, gij weet eon zondaar te troosten. Gelijk een drenkeling zal ik mij aan uw woord vustiiou- bij den stalhouder in de buurt liet rijtuig te mogen bestellen, waarmede de heer B. hen van 't station zou afhalen Tegen twaalf uur zou de trein aan komen en een half uur vóór den tijd stond het rijtuig gereed en stapte de heer B. er in. Mama ging met een handwerkje voor 't raam zitten, doch Emma had geen oogen blik rust. Eer de pendule op den schoorsteen kwart over twaalf wees, had ze zeker wel honderd maal door 't glas gekeken. Wal ging die wijzer toch langzaam! Was er nu nog maar ééne minuut verloopen? 'l Scheen haar wel een half uur toe. Toen ein delijk de wijzer was voortgekropen voorbij de vijf. hoorde Emma een rij tuig; gelijktijdig drukten moeder en dochter 't gelaat tegen 't glas en ja, ze herkenden den koetsier en de koffers stonden boven op. Nog eer 't rijtuig stilstond waren Üêiüeiv o.;-- /K-wliiei.r voordeur opengedaan en een oogenblik later omhelst de jongste zijne lieve moe der en springt de oudste den sloep op, om ook zijn deel van moeders liefko zingen tc ontvangen. Alle vrees is weggevaagd<lie knapen hebben niets te verbergen voor hunne moedér, want zóó onbevangen zouden ze haar anders niet te gernoet snellen en in de trouwe, onderzoekende oogen blikken. Mogen alle ouders, die dit lezen wier knapen of meisjes van huis zijn, met de aanstaande vacantie zóó hunne kinderen terug omvangen! den en moed scheppen. Gelijk David den razenden Saui tot bedaren bracht dour de muziek van zijn harp. zoo hebt gij mij door uw woorden tol kalmte gestemd. De ziel Van uw moeder schijnt met de uwe voort te leven. l'w raad geeft mij moednu zal ik waken eu ook misschien bidden, opdat ik rust vinde." -Vader, ik zal u altoos toehehooren en nooit van uw zijde wijken. Wij mogen niet schei den. Laat ons morgen te zumeii van hier vertrekken. Wij moeten met de oude ge woonte broken, een nieuw leven beginnen, een reis ondernemen en boetvaardigheid doen. Verandering van plaats en omgeving kan het beginnen van een nieuw leven gemakkelijk maken." Den volgenden morgen vroeg reden Soliin en Zuleima over de heuvelen a ui de oostzijde van bet eiland. Tegen dei; middag gingen ze door een donkere" bergweg, die op een gtvt uitliep. Daar leefde de eerbiedwaardige grijsaard Aspar, do herder der Christenen, die op liet eiland woonden. De priester moot zich steeds verbuigen houden voor de vervolgers. Nadat Seiitn en Zuleima iu de grot door ceu menigte doorgangen en -é-wogen waren gegaan, bereikten zij een groot vertrek, dat door een dik uit dieren vellen gemaakt gordijn van twee andere kamers was afgescheiden. Selitu zonk op zijn knieën neder ill de afge schutte ruimte, die den vervolgden herder en zijn kudde tot kerk moesten dienen. Hij beleed zijn zouden 011 slaakte luide snik ken; zijn tranen bevochtigien den gromf. I)e Onze lezers welen allen dat de trek kingen der Staatsloterij plaats hebben te 's-üravenhage. Doch velen onzer lezers weten niet waar en op welke wijze die «rekkingen plaats vinden. Zij, die mochten meenen dat dit geschiedt in een groote zaal, met zekeren ernst, waardoor een plech tige» indruk ontstaat, zouden zich al zeer teleurgesteld zien. Wij wonsefren voor de velen, die het niet weten, eet kleine schets te leveren hoe bijzondei eenvoudig wij zouden haast zegget; zonderling de legecring met die trekkingen omspringt, Tegenover het departement van Wa terstaat te. 's Gravenhage gaat men langs een smalle, vuile trap naar een klein vertrekje, hetwelk onze hoogge roemde zindelijkheid alles behalve oei* aandoet. Gelukkig dan ook dat slechts enkele leegloopers, die voor eenigett Did m.•-? komen zoeken, bij de trekking tegen woordig zijn. Op dat hokje dan nemen, op een ver hooging, tegen halfnegen des morgens, eenige beambten plaats, wier getal om de vijf minuten met één vermeerdert, zoodat eindelijk een veertiental per sonen hebben plaats genomen. Langs de beide tegenovergestelde wanden ziet de bezoeker een ijzeren bak, die ongeveer den vorm en de grootte heeft van een scheprad. Nadat de stoten van de kolossale ijzeren trommels dooi* een beambte zijn afgenomen, wordt in dien, waarop slaat: «Prijzen," de inhoud uit een linnen zak overgestort; de zak daarna het binnenste buiten gekeerd evenals echo's herhaalden hoorbaar zijn jammerkreten tol iu de andere vertrekken. -Mijn zoon." sprak de priester. -God keert zijn aanschijn van den berouwhebbende» zon daar niet af. Ik verheug mij. dat gij tot mij gekomen zijt. God heeft medelijden met u, en vreugde zal er zijn in den hemel, omdat gij den Vader der Barmhartigheden 0111 genade hebt aangeroepen. Hij zelf heeft u tot Hem teruggevoerd. L'w angsten, de jaren vol wroeging en lijden zijn de bewezen van zijn liefde jegens u." 't WttS een verschrikkelijke tijd voor Af rika. Alles verdorde door een langdurige droogte. Iu de tijden, dat dauw en regen het aai di ijk gewoonlijk kwauien verli isschen en verkwikken, schoot de zon dag aan dag haar verschroeiende stralen op den dorstige» grond, terwijl van tijd tut tijd slechts een wolk aan den hemel vei^cheen om. ais met do verwach ting der mciisehen te spotte». Alles droogde uit. l)e dieieil stierven in hot veld on de mannen, vrouwen en kinderen kwamen van honger en dorst ellen lig om liet leven. Sleden 011 dorpen waren verluien. Iedoreen rei-lo naar een oord waar een waterbron to vind ;n was, ten einde zyn brandenden dorst lo Ics- schèn. De dienstboden worden ontslagen, do slaven vrij gelaten. Al» geraamten zwier-.-.*» zij door het land totdat zij ten prooi werdén voor de wilde dieren, die do verlaten steden onbelemmerd binnentraden. Hij al die ellen de» voegde zich nog de pest. >1» alle open bare wegen lagen de slachtoffers van dezo vreoselyhe ziekte, die de besmetting nog verder' verspreidden. Te Cariiiago zag inca

Peel en Maas | 1888 | | pagina 1