De opening van den DE EERSTE ZAAK ZATERDAG 30 JUNI 18S8. NEGENDI JAARGANG. No. 27. Feuilleton. Ingezonden stukken, Ad- vertentiën, enz. voor dit Iilad, worden uiterlijk Vrijdags mor gens vóór 12 uren ingewacht. Duitschen Rijksdag had Maandag te Berlijn plaats. In de groote pronkzaal, <le Witte Zaal van het oude Berlijner slot, waren alle Duitsche rijksvorsten bijeen gekomen om tegenwoordig te zijn bij de opening en troonrede des keizers.'Vóór het slot was het, terwijl de rijtuigen voorrijden, een bont ge woel van glanzende, uniformen. Zondag avond leeds hielden de kei zer en de keizerin hunnen intocht uit Potsdam te Berlijn. Maandag middag werd tegen 12 uur de plechtigheid door de klokken van den protestant- schen dom en de katholieke Uedwig- kirche, die nabij het slot gelegen zijn, ingeluid. De leden van den Rijksdag woonden aldaar eerst eene godsdienstoefening bij. Hetzelfde had te gel ijker tijd in de slotkapel plaats voor alle vorstelijke personen, den keizer eri de keizerin. Uit don grooten achthoekigen koepel van de slotkapel was het een oogver blindend gezicht. De wanden prijken in veelkleurig marmer, versierd met frescoschilderingen op gouden grond. Na de godsdienstoefening gingen alle aanwezigen in stati gen op tocht naar de Wille Zaal, waar intusschen de leden van den R:jksdag, die van den Bondsraad en andere gasten hunne p'aatseu hadden ingenomen. De naar binnen vallende zonnestralen op dezen schoonen zomerdag deden de Witte Zaai schitteren ais eene groote klei- IN iliUNE NIEUWE BETREKKING. 10) IIij bedekte zijn gelaat niet, de banden. Hij geloofde er aan, hij achtte het meisje in staal, 'een moord te plegen, hare eigene tanLe, hare weldoenster te vergeven. «'Gij zijt mij uw antwoord nog schuldig," ?.eide ik. Hij ontblootte zijn gelaat,t was doodsbleek. «Heer directeur, ik kan u liet antwoord niet geven, bet is het kind mijns broeders, maar als liet waar was, overleefde ik dat ongeluk en de schande niet." Ik had hem nog eene vraag te doen. »Is het testament uwer zuster u bekend -Zij bad aan het meisje vijfhonderd thalars vermaakt." -Wist het meisje dit?" Ilij antwoordde bevestigend. Daarop liet ik den man gaan, die door zijne smart was over rompeld. Ik wist voor het oogenblik genoeg, meer dan genoeg. Nu moest ik echter overgaan tot verboor van het meisje. Was zij werkelijk «ene misdadigster, eene moordenares? Zij trad in de verboorzaal, liet was werk.e Jijk het rueisje dat ik in liet IlaniioverscJje ImascIi ontmoet bad. Zij was zeer veranderd, maar kon die ver noodiënkast, in zilver gewerkt op de manier van het fijnste filigraan. De nadering des keizers wordt aan gekondigd door hel herhaalde stooten van den hofmaarschalk met zijn gouden staf op den vloer. Op dat teeken springen de vleugeldeuren der zaal open en stormt als eene van goud stra lende wolk de vorstelijke stoet naar binnen Eerst een zwerm gegaloneerde hofbeambten; dan de mannen der lijf garden, lang en recht als boomen; dan de ministers, die gouden en zilve ren kussens dragen, waarop de rijks- sieraden liggen. Daaronder de van edel gesteenten schitterende kroon. Rechts en links begeleiden garde-officieren met ontbloot zwaard, als eerewacht, de insignicn. En eindelijk als kern eene afzonderlijke groep van meerendeels oude lieei'en, in wier midden de jeug dige gestalte van den keizer. Deze voor een deel reeds door de jaren gebogen en met ordeteekencn overdekte heeren zijn de Duitsche boml«vorsten de groothertog van Baden, de koning van Saksen, de prins-rdgent van Bei eren, kortom, alle vorsté'n", die niet zooals de koning van Wurtemberg door zware ziekte gedwongen waren te huis te blijven. Van de ter zijde gelegen hoogste galerij, welke voor uitgeuoodigde lue- schouwers is gereserveerd, vertoont zich het volgende beeldAan de lange zijde der zaal ten oosten verheft zich de half met lloers bedekte troon met purperen treden waarop de keizer plaais neemt; boven zijn hoofd welft zich de met goud gestikte baldakijn, waarop de rijksadelaren zijn geborduurd, ter wijl iechts en links daarvan de rijks- banier en het oulbluote rijkszwaard zich verheffen, gedrag baarde generaals. In i halven cirkel der reg door wit ge- ii reusachtigon •oiule Duitsche vorsten en der niet-reg <ende Duitsche andering geen gevolg en teeken van diepe, smartelijke droefheid zijn, over liet verlies eener waarde verwante, die vroeger door haar nnskeud en gekrenkt was, over welke kren king zij eergisteren 111 mijne tegenwoordigheid met zooveel oprecht berouw had gesproken Iiaar nog altijd friscli, bloeiend, vroulijk ge laat niocni nog zulke bitteie smart, nog zulke diepe droefheid verraden, van de spanning, den angst, van bet onrustig heen en weer loeren der oogen, van de misdaad vond ik geen spoor. Als zij eene misdadige was, moest zij tevens eene huichelaarster zijn, eene vol leerde huichelaarster, als slechts in jarenlan ge u omgang met laster en misdaad gevuimd Worden. Neéh\ 1 iep liet in mijn ïïi'nuenste, zelfs als hare naaste bloedverwanten haar verdenken eu beschuldigen, zelfs als de man, aan wjL'ii zij sedert jaren gehecht is, een ungè.ioOid brutaal misdadiger en hare betrekking'"jot hem eene misdadige ware, de moordenares kuu zij met zijn. Ik begon tiaar verboor met /.achten ernst, zij deed £icu geweld hall om hare smart le beheer.schen. -Gij zijt eergisteren avond hier aangeko men -Ja, mot mijn oom Alfred, het was reeds nacht." -Waar waart gij tut dien tijd geweest?" -Bij familie aan de Ilatiuoversche grenzen." -Waarom kwaamt gij hierheen?" -Mijn oom kwam mij afhalen," -Welke rede gal'hij daarvoor?" -Hij zeide, dat mijne taaie hot weiischlc, prinsen vormt Je ges het hoogste punt, en Ite des keizers Jeze voor allen in de groote zaal ziel haar. Tegenover de vorst* t,! langs de an dere lange zijde dor tal, vormen de leden van den Rijksd meerendeels in het 3wart gekloet eer.e broede groep. Aan de noordl en de zuidzijde der zaal zijn schitterende tribunes op gericht, waarop het diph juatieke korps eu de dames uit de hoogste kringen zijn gezeten, wier rcJuwkleeding een somberen indruk inaafcl te midden van het overigens klettrenrijk tafereel. Daartusschen staar rook nog Je ridders der Johannitcr- eu der Zwarte Adelaar orde, in ouderwetsche mantels gehuld. Plotseling weid hut doodstil. De jonge keizei ontblootte het hoofd en stond op, terwijl prins .tyutnarek met ..4A''» <l|» .:;,f exemplaar der troonrede, in Üuwoelen band besloten, overhandigde. Te mid den van de grootste spanning begint keizer Wilhelm, eerst met ouiiigszins bevende, maar weldra met vaste en duidelijke stem, du troonrede te lezen, terwijl liij zich nu eens tot de bonds- vorsten, dan weder lot do Rijksdag- leden wendde. Ilij sprak o. a. «Geëerde heet en! Met diepe droefe nis in hel hart begroet ik u, en ik weet, dat gij met mij treurt. Du nog vursche herinnering aan het zware lijden van mijnen vader zaliger, liet schok kend feit, dat ik drie maanden na het sterven van wijlen keizer Wilhelm ge roepen werd den troon te bestijgen, het deed haar leed, dat wij in ongenoegen gescheiden waren ik was toch baars broeders kind, zij wenschte mij weder bij zich te hebben." -Was or iemand bij toen Alfred dit zeide?" -Wij waren geheel alleen." -Waart gij reeds vroeger in het huis uwer tante -Zij had mij reeds als kind, na den dood mijns vaders, tot zich genomen." -Waart gij werkelijk in ongenoegen van haar gescheiden Zij sloeg do oogen neder en weende, -Ju, ik was onvriendelijk tegen tante ge weest, eu zij had veel verdriet van mij had mij zeer lief. toen ik weg was zag ik het in en het deed mij leed genoeg, daarom was ik nok dadelijk bereid met Iniju oom terug te keereii." Slechts do onschuld of de volloerdste hui chelarij kon zoo spreken. -Gij hebt een minnaar P vroeg ik, zonder voorbereiding. Zij werd gloeiend rood eu zag m'j eens klaps- onwillekeurig aan. uiaar sioeg even snel, in groote verwarring de oogen neder. Het gloeiend rood week niet v 1:1 haar gelaat, liet was de verwarring, die het onschuldig meisje belieersehle, want bij eene mi.sd idigs.ter zou eene doodelijke bleekheid bet gevolg zijn geweest, zouden alle zenuwen ge.-id.ierd heb ben. Haai antwoord klui k dan ook nauwe lijks hoorbaar -ja." Nu bief zij eensklaps baar hoofd op, zag mij mot hare groote zwarte oogen onbevreesd auu eu zeide met luide, vaste, trotsehe stom maken gelijken indruk op de harten van alle Duitschers, en onze smart heeft wanne deelneming- gevonden in alle landen dor wereld. Te midden dier smart bid ik God. mij kracht te schen ken lot de vervulling der hoogo plich ten, waartoe Zijn wil mij geroepen heeft. Ik heb u, geëerde hoeren, bijeenge roepen om vooi it, aan liet Duitsche volk te verkondigen, dat ik besloten ben, als keizer eu als koning, dezelfde wegen te bewandelen, waarop mijn grootvader zaliger het vertrouwen van zijne bondgenooten, de liefde van het Duitsche volk en de welwillende waar- doering van het buitenland heeft ver kregen. Of dit ook mij gelukken zal. het hangt van Gods wil af. Maar ik wil er naar stroven in ernstige» arbeid. De gewichtigste taak van tien Duit schen keizer ligt op liet gebied van het op militaire en politieke wijze in veiligheid stellen van het rijk naar lüItFv Of» 1 u:' voeling der rijkswetten in het eigen land. Du opporsio dezer wetten is du rijksgiondwel; haar voor ie staan en te beschermen, in alle rechten, welke zij don keizer en elke verbonden staat eu de laiidslieeren daarvan waarborgt, behoort tot Je voornaamste rechten en plichten van den keizer. Ik zal voortgaan het daarheen te leiden dat de rijkswetgeving voor de arbeidende bevolking ook verder die bescherming verst rekke, die zij, over eonkomslig de grondstellingen der christelijke zedeleur, am de zwakken en noodlijdenden schenken kan in den strijd oiu het leven. Ik hoop dal hel gelukken zal op dezen weg nader le komen lol euiic vurellening der onge -Maar hij is een braaf mcnsch, wat men u ook van hem gezegd hebbe; bet is een onge luk voor hem. dat bij niet naar Pruisen kan terugkeeren, iiij is geen misdadiger, geloof mij." Dat was weder die bedaarde, overleggende moed, dien zij in het bosch getoond had. -Waarom kan hij niet naar Pruisen terug keeren vroeg ik. -Hij heeft zich onder de suiokkelaru s bege ven. die aan de Huuiioversehe grenzen in Pruisen smokkelen, zij verdienen veel geld en hij dacht, dat wij daardoor te eerder tot ons huwelijk zouden kouten, daarom stond ik het toe, maar had ik vroeger alles geweten, dan had ik het nooit toegestaan." -Wat wist gij vroeger niet -Dat er 111 Pruisen zultt eene zware straf op staat en d.111..." Eu dan?' -Zij verdenken hem. dat hij er by is ge» woe>l, toen vooreen drie maanden geleden een grensw tciiLor door de smokkelaars godood is, Uiau dat is niet waar." «Hoe weel gij dal -'lij heeft net mij zelf gezegd." Hel was mij niet mogelijk, het edel ver trouwen van het musje door den geringste» twijfel te storen, ul ware zij 0011e van die verdorveue wezens der- m wisenappij, die schijn Van onschuld had iets betouverends voor my. dat ik dio mot wilde verwoesten. Ik richtte eene andere viaag tot haar. -Is uwe betrekking met den jonkman, uwe verwanten bekend?" ija," zeide zij openhartig, zij was de oor- zonde maatschappelijke tegenstellingen, en ik koester het vertrouwen dat ik tot bevordering van onze binnenlandsche welvaart zal vinden den eenstemmige» steun van alle trouwe aanhangers van het rijk en der met ons verbondene regeeringen zonder scheidingen naar afzonderlijke partijen. Evenzeer echter houd ik het voor noodzakelijk, de ont wikkeling van onzen staat en van onze maatschappij te houden binnen de gren zen der wettelijkheid en elk streven dat ten doel en gevolg heeft de staatsorde te ondermijnen, vastberaden tegen te gaan. In de buitenlandsche politiek ben :k besloten, vrede te houden met iedereen zooveel het aan mij ligt. Ons leger zal ons den vrede verzekeren, en wanneer hij verbroken mocht worden togen on zen wil, ons in staat stellen hein met ecro weder te herstellen. Met Gods hulp zal het daartoe in Staat, zijn, dank zij de .sterkte welke hcU bekewaetj boft* k,v.u**l»u»iiR tlo-ucn- pang door den Rijksdag aangenomen leger wet. Ver ligt het buiten mijne bedoelingen deze kracht te gebruiken tot eonigwi aanvallenden oorlog. Duilsch- land heeft evenmin behoefte aar. nieu wen oorlogsroem als aan welke vero vering ook, nadat het 't recht om als eene en zelfstandige natie te bestaan, voor goed door strijd verworven beeft. Ons bondgenootschap met Oostenrijk- Hongarije is openlijk bekend. Ik houd daaraan vast mol Duitsche trouw, niet alleen omdat het eenmaal gesloten is, maar omdat ik in dit verbond van ver dediging een der groml&lagen van het' Europeesche evenwicht zie. Het is tege lijk eene nalatenschap van DuilschlamU verleden. Hut verbond vindt zijnen. zaak van mij no twist met tante, zij zeidon dat Fi its oen slecht mensch was en ik iiera moest laten loopen, maar hg begiug slechts vrolijke, somtijds dolle streken, die hij wel is waar had kunnen laten, maar slechte stro-- kon heeft hij niet begaan en hij heeft het braaf ste hart vau do wereld." Ik moest meer vau haar te weten komen. -Hebt gij eergisteren afscheid van hein ge nomen i" -Ja." -Zoide hij u toon niets bijzonders?" -Ik herinner het mij niet." -Denk eens na." -Waarlijk ik weet niets." Zij sprak met alle ken teek enen vau op«- rechtlieid. •Maar toen gij me* hem 'n ho* bosch waart, zeide hy plotseling tegen u: -Grietje, ik heb- eoue gedachte!" Zij zag mij verwonderd, met eonigen schrik aan, ongeveer zoo als men iemafid doet, van wien met» iets ziet, dat aan too very doot. denken. Het was geen kwaad geweten, dat haar doed omstellen. in hare verwondering vergat zij to ant-, woorden, •Sprak hij die woorden niet?" vroeg ik. Zy werd treurig. •Zeker sprak hij ze, de a«me Frits." Kn welke gedachte liud hij •Hij wilde, dat ik. als ik hier was, mijne familie zou sraeeken. dut wij mochten tr<»u.- wón on mijne tante, dut zij ons een klein kapitaal zou geven, om land te koopon." Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1888 | | pagina 1