-3- 3.
onafscheidelijke gevolgen er van: hongersnood en besmettelijke ziekten
Voor de geschiedschrijvers van vroeger dagen was dit gewoon, en als
er melding van werd gemaakt, moest het al spectaculair zijn. Zo weten
we uitsluitend door een veel later (in het begin van de achttiende
eeuw) toegevoegde aantekening in het dodenregister. van de ramp
onthullen een gruwelijke realiteit. In het najaar van 1635 hadden er
keizerlijke troepen gelegen in Oirlo. We zijn dan midden In de dertig-
jarige oorlog, waarbij de Republiek en ook Spanje betrokken waren.
De strijd concentreerde zich op dat moment om de bekende Schenken
schans bij Nijmegen. In november brak in Oirlü de besmettelijke
ziekte uit die wordt aangeduid als het "roed Malezuyn"een woord dat
taalkundig moeilijk verklaarbaar is, maar wat niets anders kan
hebben betekent dan dysenterie. Deze ziekte heeft tot in de negen
tiende eeuw alle legers gevolgd als een schaduw en meer slachtoffers
gemaakt dan de bloedigste veldslagen. Het kan wel zijn dat de
ziekte in deze streken haast onbekend was en dat de bevolking er dus
ook weinig weerstand tegen bezat.
De ongekende hevigheid van de epidemie maakte trouwens een behoorlijke
verpleging onmogelijk. In drie maanden tijds, van november tot
januari van het volgend jaar stierven 205 mensen, en dit op een totale
bevolking van nog geen driehonderd. Zo bliksemsnel als de ziekte had
toegeslagen, zo plotseling eindigde zij. Wie het overleefd had, was
blijkbaar voldoende immuun geworden. Merkwaardig is dat in 1636
in het grotendeels uitgestorven dorp, waar in normale tijden gemiddeld
slechts drie huwelijken per jaar werden voltrokken, niet minder dan
acht huwelijken werden ingeschreven. Men kan raden wat er gebeurd is*
Van de overgebleven gezinnen waren er vele onvolledig, en de over
levenden hebben bij elkaar steun gezocht. In het jaar daarop moest
de pastoor - Johannes Molitoris, zoals hij in de stukken heet,
maar Jan Mulders met zijn gangbare naam - de parochie verlaten, omdat
Staatse troepen het Maasgebied beheersten en de aanwezigheid van
katholieke priesters niet werd geduld. Het duurde tot 1639, toen na
het terugwinnen van Venlo en Roermond het Spaanse bestuur in Brussel
het Maasgebied grotendeels weer in handen kreeg, voordat hij terug
kon keren. Hij vond onder zijn parochianen drie gehuwde paren,
wier huwelijk hij niet had ingezegend. Hij had zijn twijfels over de
verklaringen dat hun huwelijk elders was ingezegend, en dacht aan de
strenge bepalingen van het Concilie van Trente. Wat hij uiteindelijk
gedaan heeft, zegt hij niet, maar vermoedelijk was hij wijs'en liet
hij de beslissing aan God over.
t
die in 1635 Oirlo trof; bijna niets dan namen en cijfers, maar deze
4
4 t