moeilijke, ongelukkige toekomst tegemoet zouden gaan. Na veel inspanning en offers konden zij drie jaar geleden in Chili een kind komen ophalen, 'n lief meisje: PUK geheten. Toet en Annemie hadden, toen zij met eigen ogen zagen hoe ellendig de kinderen in Chili er aan toe waren, liefst nog 'n tweede kind meegenomen. Maar ondanks al hun smeken lukte dat niet. Maar Toet en Annemie zijn doorzetters en enige maanden geleden konden zij toch 'n tweede kind in Chili komen ophalen, 'n jongetje en PIM is zijn naam. Het werd 'n hartveroverend welkom in Asselberghsstraat 1. Ik heb PUK en PIM verschillende malen samen gezien, ze schijnen het bijzonder goed met elkaar te kunnen vinden, ze zijn bijzonder lief voor elkaar. En PUK en PIM hebben nu bij Toet en Annemie werkelijk 'n stukje paradijs op aarde gevon den. PUK en PIM ervaren dat ze geliefd, bemind zijn en dat is juist datgene waar ieder menshart naar hunkert, wat een kind gelukkig maakt. Vanzelf sprekend willen zij hun kinderen het allerbeste, het meest waardevolle wat zij ook van hun eigen ouders hebben meegekregen, nu aan hun kinderen meegeven, en dat betekent voor Toet en Annemie: hun kinderen dicht bij God brengen door het doopsel, hun kinderen toevertrouwen aan de liefde volle handen van God. 6 November 1988, op de eerste verjaardag van PUK, hebben zij PUK laten dopen in onze kerk. En zondag j.l. 25 augustus is PIM gedoopt, natuurlijk met heel de familie er omheen, van groot tot klein, 'n Feestelijk samenzijn. In de doopliturgie, door Toet en Annemie zelf opge steld, stond ook (n heerlijk gedicht dat door Annemie zelf werd voorgelezen, en dat ik nu graag in z'n geheel hier laat volgen omdat ik het 'n heel fijn, veelzeggend en uit het hart gegrepen gedicht vind: "Mijn lieve vent als ik jou zo zie slapen zo heerlijk rustig onder je dekentje van dons Dan moet ik dikwijls denken aan de stakkers die het zoveel minder hebben, schat, dan jij bij ons dan zie ik ze voor me met hun bleke snoetjes dan zie ik ze voor me, met een ingevallen mond en ook hun bedje zie ik in gedachten wat vuile lompen op een koude, harde grond Mijn lieve vent, als ik jou zo zie slapen zo heerlijk rustig in je mollig warme bed dam dwalen mijn ogen af van jouw blozend snoetje in gedachten naar de plek waar je op de wereld werd gezet en dan voel ik opeens zo heftig dat er onrecht is in onze maatschappij, want er waren nog zoveel arme stakkers ook mensenkinderen, onschuldig zoals jij. Daarom, mijn lieve vent, ben je later eenmaal man geworden kijk dan nooit minachtend op een schooier neer maar vind in het steunen en het troosten der misdeelden 7

Oostrum's Weekblad | 1991 | | pagina 7