vol en vliegt dan naar zijn bij-en-hol. Bloem-pje vouwt zijn blaad-jes toe het is zo moe, zo moe. y J y j. i j J i J i j 1 j. 'M I" P ...I r- i FF'1 cd Ej ...4 9 y S-j FJFd i. K I ■A Het versje dat we leren: - Klein, klein kuikentje waar kom jij yandaan? ik kom gekropen uit een ei, toen dat was stuk gegaan Klein, klein kuikentje waar ga jij naartoe? Ik ga vlug naar de witte kip want dat is mijn Moe! Klein, klein kuikentje waar slaap jij nu vannacht? Onder mijn moeders vleugeltje, daar lig ik warm en zacht - Naar aanleding van dit project gaan we - een lentewandeling maken - zaad laten ontkiemen - Kleutertuintjes maken - Paasbrood bakken. Ook dit jaar hebben we weer kuikentjes in de klas (van 5 j'~~. jsl." i Ei, ei. ei Een bloem en een bij. üe bloem be- gint le wie- gen. wie- ge, wie ge. wie- gen De bij be- gint te vlie- gen vlie ge. vlie- ge. vlie- gen. en zet zich op de bloem. Mag ik van je ho ning proe- ven lie- ve bloem Jij mag van mijn ho- ning proe- ven bij- tje zoem. - Bij- tje zuigt zijn buik- je vol en vliegt dan naar zijn bij- en- hol. Bloem- pje vouwt zijn blaad- jes toe het is zo moe. zo moe. i ir.V. j J. i J y j yy jei|jy j y\y j. 1J y J >1 n m -sief ilffi i i r I f1 r Ëfc EÊi j: J

Oostrum's Weekblad | 1990 | | pagina 10