GEBED OM VREDE Al dat geld God dat we nu aan wapens uitgeven zouden we dat niet beter kunnen besteden? Aan de natuur bijvoorbeeld, om nieuwe bomen en struiken te planten om te voorkomen dat de dieren uitsterven. Wat zou de wereld dan een heerlijke tuin worden, God. Soms droom ik yan zo'n tuin. We hebben thuis een auto, God. Da's erg gemakkelijk. Maar eigenlijk hebben we 'm niet nodig. Als we al die overbodige auto's nu eens verkochten, God. Wat zou het dan rustig worden in de stad, je zou fijn kunnen spelen op straat. Het zou ook niet meer zo naar benzine stinken. En van het geld dat we overhouden zouden treinen kunnen rijden. Wist U, God dat treinen heel gezellig zijn, veel gezelliger dan auto's? Je komt er iedereen tegen, je kunt zomaar met iemand praten of een spelletje doen. Je hebt er veel meer ruimte. Soms droom ik er van. Ik ben dol op haring, God, U misschien ook wel. Maar ik heb gehoord, dat de haring bijna uitgestorven is op zee. De vissers hebben teveel gevist en wij hebben teveel gegeten. Het kan best een beetje minder, God. De zee wordt ook steeds vuiler. Laatst zag ik een vogel; hij zat helemaal onder de stookolie. Hij leefde nog wel maar hij zou vast dood gaan. Van zo iets droom ik liever niet, God. Ik droom liever dat ik in een zeilboot op zee vaar. De zon schijnt. Er vliegen zeemeeuwen rond de boot. Mijn dromen zijn toch geen bedrog, God?

Oostrum's Weekblad | 1980 | | pagina 4