- 7 - Bjgn gebed van ln. Afrijs a aa vo0r -e °Poratio). Heer over leven en dood, ik weet niet of Uw dood mij koude rillingen bezorgt» De dokter zegt dat ik erg laat gekomen ben met mijn blinde darm» Op de gezichten van de zusters lees ik geen vertrouwen» Heer, daar lig ik voor U, en ik schaam mij omdat ik al lang^srict meer zo gebeden heb als vandaag» Dat ik maandenlang niet meer gebeden heb of waren het zelfs jaren Heer, ik vertrouw U. Ik duw alle twijfel weg uit mijn verstand, alle hoogmoed uit mijn hart» Ik wou zo graag kunnen bidden als mijn vader doet, ik wou U zo graag vertrouwen, zoals ik mijn moeder vertrouwd heb» Heer, blijf met Uw genade bij mij» anders kan ik niet bidden» Dit verstand van mij zegt, dat ik aan de dokter ben over geleverd, Heer. Maar ik zog daar tegenover! ik ben in Uw hand» Daar is de spuit van de dokter. Als hij mij de vloeistof in de ader spuit gehoorzaamt mijn lichaam mij niet meer. Hoer. als U Uw adem van mij wegneemt, dan ben ik weer leem» En mijn verstand valt in het niets» Mijn zinnen maken nog een stuiptrekking, en zijn er niet meer. De dokter heeft to maken met mijn lichaam maar U met alles wat ik ben. Heer, ik heb geprobeerd me in te stellen op het niets. Ik wilde het, maar ik kan het niet. "De Heer bestaat, de Heer is er", roept het in mij. Het lichaam hangt sterk aan de aarde, maar mijn geloof stijgt op tot U. Na zeventig jaar zal ieder verstand U leven, maar Heer, ik zou graag nu al tot de mensen willen behoren die U ver trouwen. Ik ben niet bang voor de operatie ik ben niet bang voor de pijn. Ik ben bang voor de dood. Heer, ik wou dat ik zeggen kan -net zoals de mannen in de psalmen- U kent mij tot op de nieren. Heer, hier ben ik, alleen. Geen vrienden bij mij. De familie weet niet dat ik ziek ben. Ze kunnen niet \roor mij bidden.

Oostrum's Weekblad | 1979 | | pagina 7