Judas trad op Jözus toe er. omhelsde do Verlosser en zei:
Wees gegroet* -Jezus antwoordde Hoe is het mogelijk dat
je me verraadt met een kus, Toen vroeg hij aan de soldaten:
V/ie zoeken jullieZe antwoordden: Jezus van ïïazaretii*
Dat ben ik* Toen knielde ze voor Jezus neer* Hij liet zich
gevangen nemen Enkele leerlingen wilden hun meester ver-
e ddghgiio.ulctts 1 us sloeg een oor van Kalchus af haar Jezus
gebood hem het zwaard in do schede te doen* Hij meest zich
immers gevangen laten nemen*De leerlingen sloegen op de
vlucht. Haar Petrus en Johannes kregen spijt ever hun laf
heid en volgden Jezus van verre* Met de soldaten gingen
zo het paleis binnen en verwarmden zich aan het houtvuur*
Petrus werd herkend ever de poortwachstermaar beweerde
uit angst, dat hij Jezus helemaal niet kende*
Een ->:>os later zeiden een paar soldaten dat ze aan zijn
taal hoorden, dat hij een leerling was van Jezus* Haar
weer ontkende hij* V/eer kwam er iemand die hen herkende
Maar weer ontkende hij* Op dat ogenblik kraaide de haan
voor de tweede maal* Petrus hoorde het en plotseling dacht
hij aan de woorden van Jezus* Vvor de haan tweemaal
zul je lie driemaal verloochend hebben* Petrus sch.ro
strompelde naar buiten en barstte in snikken uit* Jezus
had dus wel gelijk gehad, wat was hij laf geweest* Hij had
hem in de steek gelaten* Dit gebeurde terwijl Jezus voor
een troep valse rechters stond, die niets anders wilden
dan de dood* Ze zaten in een halve kring om hem heen, ter
wijl de hogepriester Kaïfas hem ondervroeg* Zeg ons of u de
Messias bent de zoon van God* Jezus antwoordde: U hebt het
gezegd: Ik ben het* De valse Kallas scheurde hierop zijn
kleren* Het kleuren scheuren was een teken van rouw of
droefheid* Maar Kallas deed het uit huichelarij* Hij deed
alsof hij bedroefd was, omdat zoals hij zei: Hij God ge
lasterd had, door te zeggen dat hij zelf God was. Ei1 de
joden stond op Godslastering de doodstraf* Volgons hun
v/as de Verlosser de dood schuldig* Maar niemand kon hem
ter dood veroordelen zonder goedkeuring van Pontius rilatus
Daarom brachten ze hein daarheen* Pil at us was een 1 ai aard,
want hij wilde tegelijkertijd bevriend blijven met de
Romeinse keizer en de joden* De j .-den zeiden dar zo geen
be?acting moesten betalen van Jezus* Dit maakten ze Pilatus
wijs. En dat Jezus hun koning wilde worden. En de Romeinen
het land uit wilde verdrijven* Dit hadden ze vroeger alt.-je:
gehoopt, maar Jezus wilde niet hun aardse koning worden*
Toch beschuldigden ze hem er van* Ze dachten: Pilatus moet
-jo -
"J - n '-t i
l at.i w
i-0