Derkx en G. van Gassel daar er al niet meer zo heel veel te vinden was was er al spoedig de aardigheid af ook ai doordat het zeer glad was geworden. Opeens kreeg iemand een knaiidee. Hij had nog een laatste sneeuwbal en maakte daar een handgranaat van. Hij liep hiermede naar het dichtstbijzijnde huis. Hij mikte en met een doffe klap kwam hij tegen de voordeur, dus een voltreffer. Reactie hierop kwam zeer snel. De deur vloog open en de eigenaar des huizes stormde naar buiten de rustverstoorders tegemoet. Deze wachtten echter de gevolgen niet af en kozen het hazenpad. Bang vooreen originele handgranaat schoten de rustverstoorders bij v. Gassel achter het huis terwijl de achtervolger, die met de terreinomstandigheden goed op de hoogte was, koos voor de kortste weg om de belhamels in de luren te leggen. Maar onze jongens ook niet mis hadden hun ogen ook niet in de zak en zagen op een gegeven moment een gestalte van een persoon in het donker en maakten rechtsomkeert terwijl zij de snelheid opvoerden. Het ging in vliegende vaart in de richting van Spreeuwenberg. Hun achtervolger welke ook reeds had overgeschakeld in de derde versnelling maar wiens motor een dagje ouder was kon niet op de verlangde toeren komen. Teneinde raad zag hij zich genoodzaakt om zich van zijn voetencasourie te ontdoen en doordat het karweitje nogal wat tijd kostte zagen onze vrienden de kans om wat meer voorsprong te verkrijgen en ongemerkt bij Teng Aarts achter de heg te vluchten. Hier hadden zij de kans om als hij hun niet had zien verdwijnen, hun achtervolger in volle vaart te zien voorbij snellen. En jawel hoor. Amper had men de schuilplaats bereikt of zij zagen een gestalte op sokken in razende vaart voorbijsnellen welke nog steeds de hoop koesterde de belhamels in te halen. Dit deed hij ook inderdaad maar niet zoals hij verwachtte. Onze vrienden lagen intussen achter de heg met de zakdoek voor de mond om smakelijk te kunnen lachen en tevens om hun prachtige schuilplaats niet te verraden. De achtervolger vervolgde zijn weg tot bij v. Staveren, alwaar hij een fietser tegenkwam en aan deze de vraag stelde of deze niet enkele hardlopers had gezien. Het antwoord luidde 'Neen, ik heb niemand gezien.' Onze jongens waren intussen behoorlijk uitgerust en hun achtervolger vond het toch maar verstandiger om weer de terugtocht te aanvaarden al was het dan ook om zich met de tong op de sokken terug te trekken op zijn uitgangsbasis. Intussen had hij koude handen gekregen van het dragen van zijn klompen. Hij heeft nadien nog enkele dagen des 's-avonds gepatrouilleerd maar zonder resultaat. Volgende week het eerste deel van de brief over februari 1950. Gerrit Reintjes

Dorpsblad Leunen-Veulen-Heide | 2000 | | pagina 17