Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 52
Woensdag 22 april: Informatieavond over de Diepeling.
Aanvang 19.30 uur in gemeenschapshuis De Wis.
Op de trouwring na werden in de rouwperiode ook geen sieraden gedragen. Sommigen kochten
speciale rouwsieraden, zoals oorhangers en een dubbele ketting met een kruis, gemaakt van een soort
eboniet, een zwartglimmende harde stof van gevulkaniseerd rubber, of van bakeliet, een kunsthars.
Dat de mensen vroeger zwarte rouwkleding droegen, had zijn oorsprong in het bijgeloof. Vroeger
bestond de angst dat doden je bij het graf konden beetpakken om je in hun dodenrijk te sleuren.
Zwart was dan de minst opvallende kleding en daarmee verkleinde je dat gevaar.
Om dezelfde reden kozen mensen een grafsteen. Die zware steen diende om de doden in hun rijk te
houden.
Al bij haar trouwen zorgde een vrouw bij de uitzet voor haarzelf en voor haar echtgenoot voor een
doodshemd met de voorletters en het jaar van trouwen erop geborduurd.
De mannen droegen bij de uitvaart hun zwarte trouwpak met de hoge hoed of een bolhoed.
Welgestelde mannen droegen een zwarte mantel of een zwarte cape. In plaats van een gouden of
zilveren horlogeketting droeg men een zwarte ketting. De jongere verwanten droegen een rouwband
om de linker arm.
Zolang de dode 'boven de aarde' stond, moest er 's nachts bij gewaakt worden. Oorspronkelijk was
dit een Germaans gebruik om de boze geesten te weren. Het waken gebeurde bij toerbeurt door de
buurtgenoten. De kist was open met aan het hoofd- en het voeteneinde enkele brandende kaarsen. Om
de zenuwen de baas te blijven, nam men van tevoren een borrel. Ook tijdens het waken hadden de
mannen een fles jenever binnen handbereik, 's Morgens was de fles meestal wel leeg.
In sommige buurten was het waken een taak voor de jonge meisjes uit de buurt. Wanneer iemand in
de namiddag of 's avonds overleden was, dan was het dode lichaam soms drie nachten in huis en
werd er ook drie nachten gewaakt. Dit gebeurde door telkens drie meisjes uit de buurt. Rond acht urn
's avonds gingen de meisjes naar het huis van de overledene. Hier kregen ze instructies voor het
geval er iets mocht gebeuren, bijvoorbeeld als de kinderen wakker zouden worden of als er iets op
stal gebeurde. De meisjes baden de rozenkrans, tenminste drie keer vijf tientjes, voor de dode,
waarbij de kaarsen brandden en na middernacht dronken ze koffie. Tot het ontwaken van de
huisgenoten bleven ze waken. Zodoende konden dezen rustig blijven slapen. Wanneer twee mannen
bij de dode waakten, werd er vaak jenever gedronken, wat wel eens in een dronken bui ontaardde.
Het waken gebeurde niet bij iedere dode. Dien Rongen-Strijbos vertelde dat bij haar vader, die in
1904 overleed, niet gewaakt was. Haar moeder vond het niet nodig en ze wilde de buurtgenoten, die
toch al genoeg werk hadden gedaan, niet nog meer belasten. Sommige mensen stonden er echter op
dat er gewaakt werd.
Als er een ongehuwde overleden was, vlochten de buurmeisjes een krans van palmtakjes. Later deed
men dit alleen nog voor kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de gevlochten krans vaak
gekocht bij een bloemist.
Meteen na het sterven werd door een van de buren de pastoor gewaarschuwd. Vervolgens ging men
naar de koster die de doodsklok ging luiden. Alle mensen in het dorp wisten dan dat de dood was
ingetreden. Men bad dan: "Hieër, dor wert owerluujd 'n liek. Gef 'm (of eur) 't hemelriek. Gef 'm
kracht en macht, dat ie ien d'n hemel vur ös bidde mag.
Rond het sterven hing een waas van mysterie dat velen angst inboezemde. De dode lag daar in een
schemer van kaarslicht en men kende het dode lichaam nog bovennatuurlijke krachten toe. Had
iemand last van wratten of een andere huidziekte, dan moest hij die aan de dode aanstrijken. Deze
zou ze dan meenemen in het graf. In 2005 vertelde iemand mij dat hij op die manier had geprobeerd
van zijn wratten af te komen. Zelfs toen gebeurde het 'aanstrijken' dus nog.
Afhankelijk van de toestand van het lijk werd het dode lichaam op de dag van de begrafenis of eerder
'gekist', in de kist gelegd. De uitdrukking 'Lót öw nie kieste' stamt van dit gebruik. Ook hier waren
het weer de buurtgenoten die zorgden voor het in de kist leggen.
13