Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 48
Vandaag, op Aswoensdag, begint de veertigdaagse vasten. Op deze dag was het vasten- en onthou
dingsdag, zoals de pastoor vroeger vanaf de preekstoel aankondigde. Vroeger was Aswoensdag een
zeer strenge vasten- en onthoudingsdag. Het tegenwoordige 'hérringschélle' zou daarbij zeer
ongepast zijn. 's Morgens ging iedereen naar de kerk om een askruisje te halen. Dat werd door de
priester op het voorhoofd gezet met vochtige as van verbrande palmtakjes van de vorige Pasen.
Kinderen probeerden het askruisje zo lang mogelijk op het voorhoofd te houden.
In de eerste volle week van de vastentijd waren de quatertemperdagen. De woensdag, vrijdag en
zaterdag waren vastendagen. In de daarop volgende weken was het alleen op vrijdag verplicht te
vasten, behalve in de Goede Week, dan waren woensdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag vasten
dagen. In 2005 hebben de Nederlandse bisschoppen besloten de quatertemperdagen opnieuw in te
voeren, maar nu alleen op een woensdag. Het zijn gebedsdagen voor de eenheid onder de christe-nen,
voor de geestelijkheid, voor de oogst en voor de vrede.
Op Paaszaterdag kwam er om 12.00 uur een einde aan de vasten. Op Goede Vrijdag bestond het eten
uit brood zonder melk of vet en besmeerd met stroop, 's Middags werd er gistpannenkoek gemengd
met water gegeten. Melk was helemaal verboden. Degenen die zware arbeid moesten verrichten of
ernstig ziek waren, mochten met toestemming van de pastoor melk drinken en wat beter eten, maar
ook voor hen bleef vlees verboden.
In de vasten ging men meestal dagelijks naar de kerk. Op de vrijdagavonden was het extra druk,
omdat dan de kruisweg werd gebeden. In de vastentijd werden er geen huwelijken gesloten en er
waren ook geen andere feesten. De verloofden kwamen niet bij elkaar, behalve met Halfvasten of
anders pas op Paasmaandag. Dan was de jacht ope\ zoals men schertsend zei, ook voor jongelui die
nog verkering zochten. Een gezegde uit die tijd was: 'Mit Halfvaste is *t goed ien 't haolt' Als een
jongen in de vastentijd toch zijn meisje bezocht, dan werd hij er door de pastoor zeker op aange
sproken. De pastoor had daar voldoende gezag voor.
Zo 'n pastoor met gezag was pastoor Richard Verheggen, die we op de foto van vandaag zien. De foto
is genomen vóór de Tweede Wereldoorlog, zo rond 1937. Dat is goed te zien aan de toren die voor en
achter drie galmgaten telde. Op 13 november 1944 bliezen de Duitse bezetters 's morgens om 6 uur de
toren op en daarbij werd de kerk, op het historische priesterkoor na, geheel verwoest
Foto's
Onlangs hebben we weer een groot aantal familiefoto's mogen scannen van het gezin van Piet Duijkers
(Hoenderhof Zeldenrust Horsterweg) en het gezin van Tinus Knijpers. Mia (87 jaar) en Jet Duijkers,
dochters van Piet, hebben voor de camera uitgebreid verteld over vroeger. Beide families zeer bedankt
voor het lenen van de foto's. Kijk ook eens op www.roovnet.nl Daar vindt u oude foto's van Castenray.
De dode kreeg het hemd aan, waarin hij of zij getrouwd was. Dat had jaarlijks een wasbeurt gekregen en
was vervolgens weer schoon teruggelegd in de linnenkast. Als een vrouw vroeger ging trouwen, moest
zij bij de uitzet zorgen voor een doodshemd voor haarzelf en voor haar man. De voorletters en het jaartal
van trouwen waren op het hemd geborduurd. Als doodsmantel dienden vaak de lakens van het bruidsbed
die om het lichaam werden vastgemaakt. De doodskleding was wit, hetgeen de oude doods- en
rouwkleur was.
De dode werd opgebaard in het sterfbed of op een lange tafel en de buren, vrienden en kennissen
brachten hem een laatste bezoek. Voordat men het huis binnenging, knielde men eerst op de stoep om
een Onze Vader en een Wees Gegroet te bidden. Bij binnenkomst nam men een gereedliggend
palmtakje, doopte dat in het wijwater en zegende daarmee kruisgewijs de overledene. Daarna knielde
men neer en werd er gebeden voor de zielenrust van de overledene. Vlak voor de begrafenis werd de
dode gekist. Daarvoor zorgden meestal weer de naaste buren. De buurt had het druk met een sterfgeval.
Men kwam nogmaals bijeen om de rozenkrans te bidden. Dat gebeurde elke avond zolang de dode niet
begraven was. Drie rozenhoedjes, zijnde vijftien tientjes en aansluitend de litanie van Onze Lieve
Vrouw. Op de eerste avond werd ook bepaald wie van de buren de overlij densaangifte op het
gemeentehuis zou doen. Ook werden de dragers bij de begrafenis aangewezen, evenals de grafdelvers.
Er werden nog meer taken aan de buurtgenoten toebedeeld, zoals het luiden van de klok, het vervoer van
de overledene met paard en kar, het verzorgen van de koffietafel en het uitnodigen van familie en
bekenden. Het waren allemaal taken voor de buurt.
11