Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 44 werden ook Nederlandse militairen ingezet en een van hen was Toon Stiphout uit Castenray. We zien hem rechts op de foto. Om een dergelijke ramp voortaan te voorkomen werd het Deltaplan ontwikkeldwat onder meer de afsluiting van enkele zeearmen inhield. Zo'n Agnus Dei was een door de paus gewijd, ovaal plaatje dat in stof werd ingenaaid. Op dit stof waren een kruis en de letters IHS geborduurd. IHS is een Latijnse afkorting en is voluit: 'in hoe signo' (vinces). Het betekent: In dit teken (van het kruis) zult gij overwinnen. Bij de wijding werden allerlei wensen, ook die van de kraamvrouw en het kind, ingesloten. Ook deed men beloften, zoals het steunen van de armen en het offeren van geld voor goede doelen. Bood dit alles geen uitkomst, dan was het Gods wil geweest dat de vrouw kinderloos bleef. Een echtpaar dat kinderloos bleef, werd vaak betreurd, omdat men bij het ouder worden niet kon rekenen op de hulp van de kinderen. Verzorgings tehuizen waren er op het platteland niet. Vroeger kregen de vrouwen meestal veel kinderen. Ze waren vrijwel voortdurend in verwachting. Kwamen er te veel kinderen, dan ging men gescheiden slapen. Ook bad men de huiszegen of men ging ter bedevaart. Een veel gevolgde methode was het voor het bed staan springen van de vrouw na de gemeenschap. Het zaad zou dan omlaag zakken en de baarmoeder niet kunnen bereiken. Ook liet men een kind zo lang mogelijk zogen om een nieuwe zwangerschap te voorkomen. Zo had ieder zijn zorgen en problemen, waarbij een sterk geloof in God en de kerkelijke leer een belangrijke rol speelden. De dood en de begrafenis 'Gedenk dat gij van stof zijt en tot stof en as zult wederkeren. Met dit gezegde krijgen we op Aswoensdag een askruisje toegediend met de as van de gezegende en verbrande palmtakjes (van de buxusstruik) die op Palmzondag het jaar daarvoor zijn overgebleven. Het askruisje op ons voorhoofd moet ons even doen stilstaan bij de dood en de tijd na de dood. Wat staat ons dan te wachten? Hoe hebben we geleefd en hoe worden we voor onze daden op aarde afgerekend? Deze vragen stelden de mensen zich vroeger ook al. Vroeg of laat wordt iedereen geconfronteerd met de dood en dan komt automatisch de vraag of we er op voorbereid waren; of we er klaar voor waren. Een plotselinge dood was vroeger voor de mensen een waar schrikbeeld. 'Van een haastige dood, verlos ons Heerbad men in de litanie van alle heiligen. En deze smeekbede stond tussen een reeks van andere smeekbeden om verschoond te blijven van onheil; van oorlog en hongersnood; van de pest en andere zaken, waarvoor men vroeger zeer bevreesd was. En de onverwachte en plotselinge dood werd gelijk gesteld aan het ergste onheil wat een mens kon overkomen. Vroeger zagen de mensen in veel zaken voorboden van de dood. Deze manifesteerden zich vooral 's avonds of 's nachts. Een roepende uil op het dak of huilende honden betekenden dat er binnenkort iemand in de buurt zou sterven. Zelfs het kraken van het meubilair in de stilte was een voorbode dat er iemand in huis zou sterven. Ook gebruikte men rond de dood tal van gezegden: Dén ruukt nor de schup; Dén hit nie veul mér bij te zette; Dén hit de piep leeg; Dén zal nie veul potjes mér braeke; Dén hit de piëp weggeleed; Dén hit de piëp an Tinus gegaeve; Dén göt nor 't piërekuleke; Dén göt 't huukske um; Dén lit mit de neus nor de högt; Dén kumt van 't bed óp 't ströj (Vroeger werd een dode op het stro gelegd.); Dén hit de soeplepel nérgeleed. Was er iemand ziek en aasde familie op de bezittingen, dan zei men: "Dor hoëve ze nie óp te raekene, went gaer doeëd sterft nie." Op elk kerkhof was vroeger een apart gedeelte met ongewijde aard. Daar werden degenen begraven die zich opgehangen hadden of op een andere manier zelfmoord gepleegd hadden. Lijken die men vond en die men niet kon identificeren, zoals heel vroeger nog weieens voorkwam, vonden daar eveneens een plek. Ook begroef men er doodgeboren, ongedoopte kinderen. In Oirlo lag de begraafplaats voor doodgeboren kindjes tussen de pijlers aan de buitenkant van de kerk. Het lijkje werd daar 's avonds door een buurman naar toe gebracht. Na de Tweede Wereldoorlog werden dit soort graven in ongewijde aarde meestal afzonderlijk gezegend. Tegenwoordig worden op veel plaatsen monumentjes opgericht om deze doodgeboren kindjes te gedenken, zoals in Venray bij de Grote Kerk. Daar is een aparte hoek ingericht met een monument voor deze kinderen. Het is gemaakt door de Venrayse keramist Piet Hermans. Knuffels, speelgoed en bloemen bij het monument zijn tekens dat het veel bezocht wordt door ouders die daar troost vinden. 15

Castenrays dorpsblad De Schans | 2009 | | pagina 15