Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 37
onbegrip. De foto van vandaag toont de begrafenis van de 8-jarige Gerritje Steeghs. Op 5 mei 1934
verongelukte hij bij het oversteken van de Horsterweg te Castenray. In die tijd kwam er nog
nauwelijks een auto over deze weg en uitgerekend toen de kleine Gerrit wilde oversteken om naar
zijn vader en oom Antoon te gaandie aan de overkant op het veld aan het schoffelen waren, kwam
er een auto aan. Gerritje werd geschept en was op slag dood Hij werd begraven op de vijf jaar
eerder aangelegde begraafplaats bij de parochiekerk te Castenray.
Ter herinnering aan zijn dood werd in 1936 een wegkruis geplaatst, dat in 1964 bij de bouw van een
woning geruimd werd In 2005 heeft onze heemkundestichtmg het memorie kruis op de hoek van de
Lollebeekweg/Steegkamp herplaatst. In 1934, het jaar van het overlijden van Gerritjeis ook de kerk
vernieuwd Ér kwam een hoge toren met drie klokken van de firma Eijsbouts uit Asten. De grote G-
klok kreeg het opschrift: In piam memoriam Gerardi Steegs est nomen meum Gerardus*. Aan de
andere zijde kwam te staan: Onder den eersten Pastoor R.P.C.M. Verheggen werd ik bij de
verbouwing deser kerk gegoten in het heilig jaar 1934Tijdens de Tweede Wereldoorlog, om
precies te zijn op dinsdag 17 november 1942, werden de klokken door de Duitsers meegenomen en
omgesmolten voor de oorlogsindustrie.
Verder was het voor boerenmensen de meest geschikte tijd. Met Beloken Pasen werden gewoontege
trouw ook de dienstverbanden van de dienstmeiden en knechten beëindigd.
Ook op de trouwdag werd er al in alle vroegte 's morgens geschoten. De 'schieters' waren voor de hele
dag op de bruiloft uitgenodigd.
Wilde men op de bruiloftsdag goed weer hebben, dan moest de bruid de kat goed voeren. 'Ze hit de kat
nie gevoerd', zei men als het slecht weer was.
Wanneer het tijd werd om de bruid thuis bij haar ouders, waar meestal ook de bruiloft in de schuur
gevierd werd, af te halen dan ging de bruidegom op weg zonder en in latere jaren met bruidsboeket.
Daar zag hij zijn bruid voor het eerst in bruidsjurk. Die was meestal gemaakt door een naaister. Zelf
mocht een meisje dat niet, want dat zou een ongeluk kunnen veroorzaken.
De kleding van de bruid was veelal afhankelijk van de 'stand', waartoe men meende te behoren. De
'mindere stand' trouwde meestal in het zwart. De bruid met een lange of halflange zwarte jurk met
hoed of witte toer en de bruidegom in zwart kostuum met bolhoed of hoge zijden. Zij die meenden tot
een 'hogere stand' te behoren, droegen een lange, zwarte, zijden jurk met witte toer of sluier. De
bedoeling van de sluier was oorspronkelijk om de boze geesten op afstand te houden.
Sommige bruiden droegen alleen een kransje, dat gemaakt was of die men kant en klaar in een
modezaak kocht. De bruidegom droeg dan een lange slipjas met de 'kachelpiêp', de hoge, zijden hoed.
Wie zich nog wat hoger voelde, trouwde in een witte, zijden jurk met een witte sluier, de 'foeël' en een
mooie krans.
Het wit van het huwelijkskleed had in de oudheid de kracht om boze geesten te weren en de sluier had
de betekenis van de onderwerping aan de man. De krans was het symbool van de overwinning op de
maagdelijkheid. Met het wit gaf de bruid tevens aan dat ze als maagd het huwelijk in ging.
De wederzijdse familie verzamelde zich op de trouwdag bij het huis van de ouders van de bruid. Daar
stelde de bruidsstoet zich op om te voet naar de kerk te gaan met het bruidspaar voorop. Alleen de zeer
deftigen maakten gebruik van een rijtuig. Achter het bruidspaar liepen de getuigen en daarachter
volgden de ouders en de verdere fami lie.
De trouwmis was al om acht uur 's morgens. Later werd dat negen of tien uur. Vroeger gingen de
bruid en bruidegom op de huwelijksdag ook eerst nog naar de vroegmis om aansluitend te biechten,
want men mocht volgens de kerkelijke leer het sacrament van het huwelijk alleen maar ontvangen, als
alle doodzonden gebiecht en vergeven waren. Later biechtte men vlak vóór de huwelijksmis.
Wenste men in de kerk extra versiering en een groter aantal brandende kaarsen, dan kostte dat extra
geld, evenals het uitleggen van een loper.
Als de bruidegom lid was van het kerkkoor, dan werd de huwelijksmis opgeluisterd door het koor. Het
voltallige koor was dan aanwezig en was ook de hele dag voor de bruiloft uitgenodigd.
Wanneer het bruidspaar de kerk binnenschreed, dan liep de bruid rechts. Het paar nam geknield plaats
op de trappen van het priesterkoor, waarbij de bruid links van de bruidegom knielde. Ook de getuigen
namen plaats op het priesterkoor. Na de huwelijksinzegening gingen de getuigen in de kerkbanken
zitten.
13