Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 35
Omdat enkele biljarters graag in competitieverband hun biljartkwaliteiten met anderen wilden meten
werd namelijk besloten een vereniging op te richten. Op 18 september 1948 ging men met 18 leden
van start Een maand later werd met één team in de A-Klasse deelgenomen aan de competitie. Het
jaar daarop werd met liefst vier teams in competitieverband gespeeld. Tot 1961 had de biljartclub
domicilie in café Verheijen. Toen werd het café voorgoed gesloten en verhuisden De Ketsers naar
café 't Doelhuis van de familie van Rhee in CastenrayAanvankelijk stond de biljarttafel daar bij de
ingangmaar na een verbouwing kwam het biljart achter in het café te staan.
In 1986 deden Hub en Trina van Rhee wegens gebrek aan opvolging het café over aan Ger en Ans
Zegers. Het kleine biljart van Hub en Trina van Rhee werd door Ger Zegers overgedaan aan zijn
schoonvader Handrie Wismans. Ger verbouwde het achtergedeelte en plaatste een groter
wedstrijdbiljart. Nog twee jaar kon de biljartclub in het café terechtmaar toen het door de familie
Noya, die het gebouw had overgenomenwerd omgebouwd tot friturezaak (een jaar later werd het
met weer een andere eigenaar oosters specialiteitenrestaurant)verhuisden De Ketsers in 1988 naar
het laatst overgebleven café in Castenraycafé *t Doelhuishet huidige café De Koster. De biljarttafel
verhuisde mee en tot op heden kunnen De Ketsers hun geliefde sport nog steeds in café De Koster
beoefenen. Het ouderenbiljart in gemeenschapshuis De Wis valt onder het bestuur van de KBO.
Op de foto van vandaag zien we de biljartclub in café van Rhee (rond 1980?). VLn.r.: Ger? Weijs
Mart Classens; Ger Houwen; Jeu Houwen; Henk Classens; Jos Duijkers; Hub van Rhee; Ruud
Künen; Jan Classens; Ruud van Rhee; Albert Drüggen; Toon Stiphout; Leo Cox; Wim Strijbos.
Bezoek aan museum 't Zonnelied Wanssum
Vorige week brachten we met onze partners een bezoek aan dit museum, dat een schat aan religieuze
zaken herbergt. Het echtpaar dat de enorme hoeveelheid devotionalia beheert, vertelde gepassioneerd
over hun collectie. Het was de moeite waard.
De dood en het huwelijk waren vóór en rond 1900 in het volksleven steeds nauw verbonden. Dat blijkt
ook uit enkele uitdrukkingen uit die tijd. "n Bloem bute d'n tied is 'n bruud of 'n liek.' Wanneer een
bloem bloeide buiten de periode dat ze normaal eigenlijk moest bloeien, duidde dat op een bruid of een
dode in de familie. Dat gold ook voor: 'As 't luujt tiggeliekertied mit 't slaon van de klok, is dat 'n
bruud of 'n liek.' Ook dromen over een bruiloft voorspelden een sterfgeval in de familie dacht men.
Stond het huwelijk vrijwel vast, dan werd er gesproken over de bruidsschat. De grootte hing uiteraard
af van de welstand van de ouders. Bij een boerenzoon werd alles nauwkeurig opgeschreven, want een
volgende zoon moest evenveel krijgen. 'Eiken héllege zien wés.' De boerenzoon bracht meestal wat
vee en landbouwwerktuigen in en de bruid de linnenuitzet. Naast deze spullen werd meestal ook nog
een geldbedrag meegegeven.
Het meubilair liet men meestal maken bij de plaatselijke timmerman. Een bed, tafel en stoelen en één
of meer kasten. Alles zeer eenvoudig en zo goedkoop mogelijk.
Voor het huwelijk volgden eerst nog de verplichte 'roepen' in de kerk. Men was dan 'onder de ruüp'
of 'ónder de geboje'. Deze kerkelijke verplichting werd al in 1215 ingesteld op het Concilie van
Lateranen.
De eerste roep had plaats op de vierde zondag vóór het huwelijk. Het aanstaande bruidspaar mocht dan
niet in de hoogmis zijn. Het voorgenomen huwelijk werd vanaf de preekstoel afgekondigd en iedereen
die bezwaren tegen het huwelijk wist, was kerkelijk verplicht deze te melden. Op drie opeenvolgende
zondagen kreeg het bruidspaar in de hoogmis een roep. Op de dinsdag na de roeploze zondag werd er
vervolgens getrouwd. 'Trowwe is rowwe' en 'As ge trowt, wert d'r 'n kér mit kruuskes vur ów deur
öpgeslage', waarschuwde men het aanstaande bruidspaar nog. Men wilde daarmee aangeven dat ze nu
op zichzelf kwamen te staan en ook de daarmee gepaard gaande zorgen zouden krijgen. Maar "De
liefde is bliënd", zaej de stier en hij kuste de koew dur 'n dorre hég hin', volgde daarop al gauw.
Op de zondagen vóór de bruiloft ging het aanstaande bruidspaar de gasten 'óp de brulleft nuuëje'. Men
ging op bezoek bij ooms en tantes en getrouwde neven en nichten en overal werd 'de koffie klaor
gemakt'. Ze kregen een koffiemaaltijd aangeboden. 'Ze kriëge de koffie uut', werd dan gezegd. Soms
gebeurde dat wel twee of drie keer op een zondag, want er waren meestal heel wat ooms en tantes en
neven en nichten.
13