Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 25
Dit soort familiefoto 's zoeken we nog meer om te digitaliseren, zodat de foto 's voor Castenray
bewaard blijven. Dat kan alleen met uw hulp en daarom vragen we u uw oude foto *s eens op te
zoeken en ze ons te laten scannen.
In vroegere tijden bestonden er veel gewoonten rond het dagelijks leven op het platte land. Vele
vinden hun oorsprong in de gebruiken bij de godenverering door onze voorouders, de Germanen.
Al die gebruiken gingen over van vader op zoon, van moeder op dochter. Het waren ongeschreven
regels, waarvan niet mocht worden afgeweken. Die gebeurtenissen binnen het huwelijk, binnen het
gezin op de boerderij, speelden in die tijden een grote rol. Zo ook bij de geboorten van kinderen.
"Ik weet nog vertelt Truuj van Wismans Kuuëb, de vrouw van Har Cremers, "hoe dat er vroeger en
ook nog bij ons in die tijd aan toeging.
Als er een kind geboren werd, dan diende dat als het even kon nog dezelfde dag gedoopt te worden.
Bij de geboorte was dan de vroedvrouw of de dokter, die bijgestaan werd door een kraamhulp. Deze
laatste bleef dan tot negen dagen na de geboorte in huis, van 's morgens 9 uur tot 's avonds 5 uur, om
het huisgezin te verzorgen. Haar belangrijkste taak echter was het verzorgen van de kraamvrouw en
het kind.
Als het een gezond kind was, werd het in de parochiekerk gedoopt. De vrouwen van de 'doonste
naobere de meest dichtbij wonende buren, droegen de boreling. Zij waren dan in gezelschap van de
peetoom en de peettante.
Met zijn vieren ging het dan te voet naar de kerk, waar het kind aan de pastoor ten doop werd
aangeboden. Was de afstand te groot dan werd het paard, als men er een had, voor de kar of voor een
rijtuig gespannen.
Har Cremers vertelt: "Toen mijn jongste broer Toeën gedoopt werd, moesten we nog naar de kerk in
Oirlo. Omdat dat te ver was om een kind te dragen, werd er bij Driek Strijbos, Tummans Driekske, een
rijtuig geleend. Ons vader reed met het rijtuig, waarop de dopeling op de schoot van de buurvrouw
lag, naar de kerk Hij bond het paard aan de 'lektrische 'paal vast en hing hem de kopzak om. Toen hij
na het doopselgebeuren weer buiten kwam, bleek het paard weg te zijn. Achteraf werd duidelijk dat
het paard geschrokken was van een opwaaiend stuk papier. Het dier had zich losgerukt en was op hol
geslagen. In volle vaart galoppeerde het huiswaarts. Toen het daar tot stilstand was gekomen, bleek
van het hele rijtuig geen spaan over. De weg van Oirlo naar ons huis lag vol met delen van het rijtuig.
Zelfs de wielen waren er onderuit gerukt. Er bleek weinig van het voertuig over gebleven te zijn.
Ten einde raad zijn de doopgangers te voet naar huis gelopen. Vader zal het wel met Tummans
Driekske 'gemókthebben.
Truuj vervolgt:
Tijdens de doop kreeg het kind dan onder het prevelen van de doopgebeden een flinke scheut vrij koud
water over het hoofdje gegoten, waardoor het soms begon te huilen. De peetoom en de peettante
moesten tijdens het dopen de doopdoek vasthouden. Het was een grote eer peter of meter te zijn. Het
kind kreeg dan immers hun naam.
Was het kind niet voldragen of om andere reden niet voor lang levensvatbaar, dan werd het direct na
de geboorte ter plekke door de vroedvrouw gedoopt. Een van de grootste angsten van de kraamvrouw
was, dat een kind ongedoopt zou sterven. Het zou dan nooit zalig worden en God zien, maar eeuwig in
het voorgeborchte moeten verblijven. Het voorgeborchte was het voorportaal van het vagevuur.
Gelukkig ging het niet naar de hel.
Doodgeboren kinderen kregen geen doopsel toegediend. Die werden in een meestal zelf getimmerd
houten kistje gelegd en door de vader op het kerkhof in ongewijde aarde begraven.
Het moet voor de vader een moeilijke taak zijn geweest om in zijn eentje een graf voor zijn kindje te
graven, het kistje erin te leggen en het graf weer dicht te gooien.
Het moet voor de moeder een groot verdriet zijn geweest, te weten dat hun dode kindje voor altijd
ongelukkig zou zijn. Wat kon zo 'n onschuldig kind daar aan doen?
Bij navraag blijkt dat een gevolg te zijn van de erfzonde. De zonde die Adam deed door van de appel
die Eva hem aanbood te eten. Ga er maar aan staan.
Tegenwoordig wordt die kerkdwaling erkend en zo mogelijk hersteld. In bijna elke gemeente zijn
daartoe monumentjes geplaatst. (In Venray is rechts van de ingang van de Grote Kerk een mooi
monument geplaatst van de hand van de vorig jaar overleden kunstenaar Piet Hermans.)
15