Gewoonten en gebruiken rond 19ÖÖ - deel 21
rouwtijd een half /aar, dat eindigde dan 27-06 1932, net na die bruiloft.
Te veel aardbeien eten had tot gevolg dat het kind een grote moedervlek in de vorm van een aardbei
zou krijgen. Het kijken naar een dode had een bleek uitziende baby tot gevolg. Te hoog reiken was
funest, want dan zou het kind geboren worden met de navelstreng om de schouders of de hals. Zwaar
werk doen was uit den boze en de vrouw moest zich zo min mogelijk verschonen en haar lichaam
wassen, zou eveneens niet goed zijn voor het kind.
Moest de vrouw bevallen, dan werd meestal eerst een buurvrouw gewaarschuwd. 'NaoberplichL of
burenhulp was vroeger heel gewoon. Als iemand door ziekte of anderszins zijn werk op de boerderij
niet kon doen, werd dit door de buren gedaan. Men kende toentertijd nog niet zo'n uitgebreid
verzekeringenstelsel. Bij sterfgevallen, geboorte, huwelijken, jubilea e.d. was de buurt present. Zo'n
buurt was eigenlijk één grote familie. Daar kwam net als bij elke familie ook wel eens onenigheid
voor, maar als iemand in moeilijkheden verkeerde stond de buurt altijd klaar en deed ieder zijn
burenplicht.
Vlak voor de geboorte waarschuwde de man de 'wiesvrow', de vroedvrouw ('wies* en 'vroed' komt
van wijs, verstandig). Dikwijls deed dat ook de 'dönste naobere'. Hij reed dan met een rijtuig, of als
dat er niet was met een kar, naar de vroedvrouw. De vroedvrouw moest dan op een stoel op de kar
gaan zitten en na de bevalling werd ze ook zo weer door de buurman naar haar huis terug gebracht.
Voor mensen die veraf w oonden, was dat door de soms zeer slechte wegen een hele klus. Later
gebeurde het vervoer per fiets. Overdag fietste de vroedvrouw alleen, maar "s avonds werd ze
vergezeld door de 'dönste naobere'.
Intussen was de naaste buurvrouw al volop in de weer. Zij moest voor alles zorgen wat er bij de
bevalling nodig was. Ook nam ze, soms geholpen door een andere buurvrouw, de zorg voor het
gezin en de kraamheer op zich. Voor het vee werd door de buurmannen gezorgd. Zolang de
kraamvrouw het bed moest houden, was ze verzekerd van de hulp van de buurt. Die deed haar
'naoberplicht'.
Kwam het kind niet precies op tijd, dan zei men: *"t Waacht öp de volle maon."
Tot de 20e eeuw vond de bevalling plaats op een tafel, in het bed of op een stoel. Nog vroeger
gebeurde dat vaak op het stro. Bevallen in bed was door de vele bedsteden niet erg praktisch, men
kon er niet bij. Daarom gebruikte men de tafel of een stoel.
Bij de bevalling waren aanwezig de man, als hij tenminste durfde: de moeder van de kraamvrouw,
die dikwijls inwoonde; de vroedvrouw en de naaste buurvrouw. Deze laatste moest voor alles
zorgen, vooral voor veel warm water. Ook voor de kruiken die de baby en misschien ook de
kraamvrouw nodig had. Verder zorgde ze voor lakens, handdoeken, e.d. en natuurlijk ook voor de
koffie. Tijdens de bevalling werd ook een kaars ontstoken. Deze was gezegend en gebruikt bij een
eerdere gelegenheid, zoals kerstmis of Maria Lichtmis. Om een voorspoedige bevalling te
verkrijgen, gebruikte men al lang van tevoren allerlei religieuze middelen. De zwangere vrouw
droeg medailles van O.L. Vrouw, van Gerardus Majella en van andere heiligen die haar zouden
kunnen helpen. Ook droeg ze een scapulier om haar hals. Dat was een dubbel lapje, waaraan men
geestelijke krachten toekende, mits men ook bepaalde verplichtingen nakwam. Samen met haar man
of andere huisgenoten hield ze een noveen (negen dagen een gebed in de kerk om een gunst te
vragen) ter ere van Maria, of ze bezocht negen keer een bedevaartplaats. Sommigen legden de
gelofte van goede werken af of staken kaarsen op in de kerk of in een kapelletje. Soms werd ook de
huiszegen gebeden, had men een prentje met een gebed voor een voorspoedige bevalling, of werd
Lourdeswater gedronken. Dat was niet alleen in Lourdes te krijgen, maar ook in Tienray.
Men gebruikte ook niet-religieuze middelen, zoals hete, sterke koffie zonder melk en wonderolie,
want 'dan schoot alles veel beter'.
Was het kind geboren, dan werd het door de vroedvrouw gewassen en verzorgd. Vervolgens werd
het eerst naast de moeder in bed gelegd en daarna met een paar warme kruiken in een bedje of in de
wieg gelegd. De afgeknipte navelstreng en de placenta werden in de tuin begraven of in de beerput
gegooid.
Men was van mening dat een kindje dat met de vliezen over het hoofdje geboren werd veel geluk in
het leven zou hebben en over bijzondere gaven beschikte.
1 1