ontwikkelde zich in korte tijd tot de productiefste van Europa en in sommige sectoren tot de
productiefste van de wereld. De kleine gemengde bedrijfjes verdwenen om op onze zandgronden
plaats te maken voor gespecialiseerde varkens, kippen en runderbedrijven. Door de rationalisatie
vertrokken eerst de knechten en later de boerenzoons. Machines namen hun werk over. Het ging
goed totdat de mest over de schoenen begon te lopen en door overproductie termen als melkquotum
en boterberg ontstonden. Het milieu werd steeds zwaarder belast. Het aantal boerenbedrijven is ten
opzichte van vijftig jaren geleden geminimaliseerd. Veel minder boeren zijn veel meer gaan
produceren en het platteland heeft een totaal ander aanzien gekregen. Denk daarbij aan de
ruilverkaveling, de grote stallen en de foeilelijke loodsen. Landbouwweggetjes, kronkelende beekjes,
houtwallen en nog meer ander moois verdween. Anno 2008 probeert men weer iets van het oude
landschap terug te brengen. Met nostalgie bekijken we oude foto's, zoals deze foto uit 1936 van
Teng Duijkers en zijn vrouw Marie Rambags, bezig met het verzorgen van hun kleine veestapel in
een huiswei die rijk was aan fruitbomen. De vredigheid straalt er vanaf!
Gewoonten en gebruiken rond 1900 - deel 17
Huisslachtingen werden ook gedaan door de vilder. Hij dankte zijn naam aan het feit dat hij
gestorven dieren van hun huid ontdeed. Soms nam hij een bout mee naar huis. In Holland noemde
men de vilder de 'koudslachter', omdat hij vlees van gestorven dieren verkocht, nadat hij er eerst
zijn honden enkele dagen van had laten eten. Als ze niet ziek werden, kon het vlees verkocht
worden. De gestorven dieren werden vroeger nog niet opgehaald door de destructor, maar ter plaatse
begraven. Dikwijls gebeurde het dat de beste stukken vlees er eerst werden afgesneden. Om dit te
voorkomen, kwam er een gemeenteverordening waarin bepaald werd dat kadavers onder toezicht
van de gemeenteveldwachter begraven moesten worden. De veldwachter goot een hoeveelheid
petroleum over een kadaver, waarna de kuil werd dichtgegooid.
Met Sint Andreas (Sinten Dries) op 30 november moesten de pachters van boerderijen hun pacht
betalen. Veel boeren moesten ook erfpacht betalen aan de kerk of aan de pastoor, aangezien anders
de kerk en de geestelijkheid een te laag inkomen hadden. Deze erfpacht werd vroeger naar
draagkracht gesticht en dit stond in Roermond beschreven. Als een boerderij werd verkocht of
gedeeld, dan ging de erfpacht mee over. De erfpacht kon ook afgekocht worden. Men kon bij de
verkoop van boerderijen in de krant lezen of ze vrij waren van erfpacht. Er werd in geld of in
goederen betaald. De grote boerderijen betaalden ten hoogste zestig gulden per jaar. Ook werd wel
in rogge betaald. Geld en goederen werden door een kerkmeester met zijn knecht met paard en kar
jaarlijks opgehaald. Voor het meten van de hoeveelheid rogge stond er een vat op de kar. Deze vaten
waren eerst van eikenhout en later ook van ijzer of van zink en ze hadden een doorsnee van 40 cm.
De inhoud bedroeg 18 kg rogge. Nadat de rogge door middel van het vat was gemeten, werd hij in
zakken geladen. De koster ging ook met de kerkmeester mee. Voor de werkzaamheden in de kerk
werd hij door de parochianen betaald. Tegelijk met het innen van de erfpacht kreeg ook de koster
zijn deel. Dit varieerde van 30 cent tot 120 cent per gezin.
December
Op 6 december vierde men Sinterklaas, 's Avonds van tevoren of enkele dagen eerder kwam de Sint
met Zwarte Piet bij veel gezinnen thuis. Hij vroeg dan of de kinderen braaf waren geweest en of ze
op school goed hun best deden. Meestal deelde hij dan al wat snoep uit. Zwarte Piet had een juten
zak en een rammelende ketting bij zich. De kinderen werden bang gemaakt en ze kregen te horen dat
stoute kinderen in de zak zouden worden gestopt om meegenomen te worden naar Spanje. Door de
ouders werd Zwarte Piet vaak als boeman gebruikt om de kinderen te laten gehoorzamen.
In Oostrum, Oirlo en Castenray kwam vóór 1900 'Sinterklaos mit zien vrow', gehuld in donkere
kleren, met hoed en op de klompen. Hij had geen Zwarte Piet bij zich, maar zijn vrouw. Meestal was
dit een man in oude, versleten vrouwenkleren. Zijn tweede knecht zag er zwart uit. Ook hij droeg
oude kleren, klompen en een pet of muts. Hij had een zak bij zich voor de stoute kinderen, een roe
en een koeketting. Hij voerde de duivel met zich mee. Deze was ook zwart en had een stel
koeienhorens op zijn hoofd. Deze duivel maakte veel herrie door te schreeuwen en te rammelen met
de ketting.
13