De leden van het heemkundig genootschap wensen iedereen een Zalig Kerstfeest toe -23- Ik vond dat Maria een wel erg jong meisje was en dat Jozef, de voedstervader, zoals ik later leerde, een oude opa was. Ik vond dat die niet bij Maria paste, maar naar mijn mening werd niet gevraagd. Trouwens ik kende toen zijn taak nog niet. Even buiten de stal kwam een kameel met grote stilstaande passen naar de kribbe toe met de drie koningen, waarvan er een 'n zwart gezicht had. "Ze heten Melchior, Balthazar en Caspar en ze gaan goud, wierook en mirre aan Jezus schenken", vertelde vader. "Maar dat gebeurt pas op het feest van Driekoningen." "Dan zijn ze wel goed op tijd", dacht ik nog. "Maar er is misschien wat te halen, wie weet." Ik vond Jozef eigenlijk maar een sufferd, dat hij geen betere plaats had weten te vinden voor Maria en het kindje Jezus. Dat kindje lag daar, voor mij onbegrijpelijk, nagenoeg naakt in het stro van het kribke. Waarom zou moeder Maria het kindje niet in een dekentje of iets anders warm hebben ingestopt, zoals mijn moeder bij ons altijd deed? Ek durfde het bijna niet te denken, maar ik vond het eigenlijk maar een dom stelletje. Ik vroeg aan vader of het kindje het niet koud had, want de grote mensen hadden wel allemaal jassen aan. Ik weet nog dat vader zei, dat hij dat ook niet wist. Boven de kribbe zag ik een engel aan een ijzeren draad hangen met de mond open, net of hij of zij iets wilde vertellen of zingen. Hoelang ik ook luisterde, er kwam geen geluid uit die mond. Die zal wel pijn aan de rug hebben van het hangen. Hoewel het niet waaide, wapperde er boven de engel een lang lint, waarop, zoals mij werd verteld, stond geschreven: "Gloria in Excelsis Deo". Wat dat betekende, wist mij niemand te vertellen. Ik heb daar een lange tijd naar dat armoedige doch aangrijpende tafereel staan kijken. Het geheel kwam in mijn fantasie tot leven. Ik zag dat een herder met een beschadigd been tegen een soort hekwerk stond. Ik werd door vader uit mijn gedachten opgeschrikt. Het was tijd om te gaan. We zouden immers nog even naar familie in het dorp gaan, waar we een glaasje limonade zouden gaan drinken. Thuis gekomen, vroeg ik aan vader wat de herder aan zijn been had en waarom die niet naar de dokter was gegaan, maar dat wist vader ook niet. Nadat we onze warme chocolademelk hadden opgedronken, gingen we naar bed en fantaseerden we verder over ons bezoek aan het kerstkribbe. Ik ben mijn ouders nog steeds dankbaar dat zij het mogelijk hebben gemaakt dat ik na zoveel jaren nog zulke fijne herinnering bewaar aan mijn eerste bezoek aan de kerstkribbe in de kerk van Casele, mijn geboortedorp. Zalig Kerstfeest. De kerststal anno 2004 in onze parochiekerk.

Castenrays dorpsblad De Schans | 2005 | | pagina 23