natuurwetenschap en door uitvindingen als de microscoop, de telescoop, de thermometer, de barometer en het slingeruurwerk. Zaakvakken als natuurkunde, biologie en aardrijkskunde komen volop in de belangstelling te staan. Het onderwijs wordt voortaan in de moedertaal gegeven en er komt naast het godsdienstonderwijs meer aandacht voor het lezen. Dat laatste bestaat dan dikwijls uit het lezen van het Onze Vader, het Ave Maria, de Tien Geboden, de Twaalf Artikelen van het Geloof en een aantal andere godsdienstige gebeden. In de 18e eeuw genieten kinderen uit de gegoede stand nog huisonderwijs van een huisonderwijzer die op bezoek komt, of van een gouvernante of gouverneur die in huis woont. Soms worden ze ook naar een internaat of kostschool gestuurd. Voor de armere stand geldt nog steeds dat het lager onderwijs het over het algemeen moet doen met leerkrachten die zeer geringe onderwijskundige en opvoedkundige kwaliteiten bezitten. Bij het minste of geringste slaan ze er als een dolle op los en menige leerling loopt dan ook met blauwe plekken rond. Wanneer de Fransen in 1795 naar ons land komen, wordt het onderwijs niet meer afzonderlijk, maar meer centraal vanuit Den Haag aangestuurd. Met de eerste minister van onderwijs verschijnen ook de eerste nationale schoolwetten. Ook na de Franse inmenging blijft het onderwijs geregeld vanuit Den Haag. Zo neemt in de 19e eeuw de kwaliteit van het onderwijs zienderogen toe en wordt er ook meer aandacht aan kleuters besteed. Zelfs wordt de vraag gesteld, of het onderwijs uitsluitend openbaar moet zijn. Of heeft ook het, vooral op de godsdienst gestoelde, bijzonder onderwijs bestaansrecht? Men ziet in de 19e eeuw voor het onderwijs grote mogelijkheden weggelegd om de bevolking op een hoger plan te brengen. Er komt meer eenheid in het onderwij sgebeuren en in de schoolwetgeving. In de schoolwet van 1806 wordt bepaald dat onderwijzers eerst een examen moeten afleggen en er worden schoolopzieners aangesteld. Ook mogen de klassen niet groter zijn dan 70 leerlingen. Vanaf 1857 wordt een akte van bekwaamheid voor de onderwijzer verplicht. Voor die tijd gaat het beroep vaak over van vader op zoon. Je wordt onderwijzer voor T leven en je kunt tot op hoge leeftijd lesgeven. Meestal krijgt de onderwijzer maar een mager salaris en daarom heeft hij verschillende bijbaantjes, zoals koster, organist e.d. Het is zelfs zo, dat dit dikwijls het hoofdberoep is en onderwijs er slechts 'bij gedaan' wordt. Moet de onderwijzer verstek laten gaan door verplichtingen aan de bijbaan, dan neemt zijn vrouw of een ander gezinslid de onderwijstaak over. De vrouw schilt dan tevens de aardappelen, naait of doet ander huishoudelijk werk tijdens haar onderwijstaak. De leerlingen worden aan hun lot overgelaten. Tot zover een beeld van het onderwijs tot ongeveer 1850. Er is dan nog geen leerplicht in ons land. Die wordt pas in 1900 ingesteld. Volgende week krijgt u een aantal bijzondere feiten over de onderwijssituatie in Castenray vanaf 1800. LAATBUU nr 0478 550150 «r grafenis en crematie onderneming Venrayseweg 104 5961 /VJ Horst telefoon 077 398 70 99

Castenrays dorpsblad De Schans | 2005 | | pagina 21