Op een morgen stevenden enkele Duitsers op onze voordeur af. Dit keer ging het hen niet om
mannen voor 'Schanz-Arbeit', zoals het graven van loopgraven, schuttersputjes en tankgrachten. Zij
kwamen ons huis vorderen. Moeke maakte open en antwoordde dat we al inkwartiering hadden. Een
officier kwam naar voren en vroeg het drietal te spreken. Daarna hebben we ze niet meer terug
gezien. Later vertelde diens oppasser, die nauwelijks ouder was dan ik, dat het deserteurs waren.
Eigenlijk hadden ze ter plekke gefusilleerd moeten worden, maar gezien de situatie had de officier
hen gratie verleend. Dat betekende dat ze voor straf meteen op transport werden gesteld naar het
oostfront, wat vaak doodstraf op termijn betekende. De officier, die zich voorstelde als de nieuwe
Ortskommandant, was een Oostenrijker. Misschien omdat hij een collega van vader was, had hij
mijn ouders op hun dringend verzoek toegestaan in huis te blijven. Ze kregen de huiskamer en hun
slaapkamer toegewezen. Wij, de kinderen, moesten het huis uit. Pastoor Rieter moest ons in huis
nepien. Weigeren zou betekenen dat ook de pastorie werd gevorderd.
Omdat Moeke in huis niet terecht kon, deed ze de was in het kippenhok. Daar was geen
water en de oppasser, die hiervoor al genoemd is, sleepte voor haar de emmers water aan. Ze wilde
van die jongen ook later geen kwaad horen. Ze had met hem te doen. Hij kwam uit Düren bij Aken
en klaagde zijn nood bij haar. Rond Aken werd zwaar gevochten, zei hij en Düren was al
herhaaldelijk gebombardeerd. Al weken had hij niets meer van zijn ouders gehoord en hij was daar
erg ongerust over. Van zijn baas had vader gehoord, dat hij hem begin september in shock had
aangetroffen langs een weg in de buurt van het Albertkanaal in Noord-België. Hij was de enige
overlevende van zijn compagnie. Daarom had de officier zich over hem ontfermd en als zijn
oppasser bij zich gehouden.
In de bijkeuken huisde Wolf, een 'Fallschirmjager', afkomstig uit Leipzig, die in april 1941
als parachutist boven Kreta was gedropt. Hij was erg trots op dat wapenfeit. Hij had nu in deze
frontsector de zorg over de telefoonverbindingen. Hij beschikte daarvoor over een aggregaat om
accu's op te laden. Bij zijn spullen stond een nieuwe damesfiets en een spiksplinternieuwe lichte
motorfiets, een zwarte DKW. Elke keer als ik in de bijkeuken kwam, moest ik er naar kijken en
stiekem hoopte ik dat Wolf hem moest achterlaten. Ik vermoedde, dat hij die onderweg gepikt had.
Aan Wolf, de enige Duitse soldaat die ik bij naam heb gekend, bewaar ik vooral goede
herinneringen. Ik vind het nog altijd jammer, dat ik zijn adres niet heb gevraagd, maar dat deed je
destijds niet. Voor je gevoel was dat landverraad, want ook een goede Duitser bleef een vijand.
In de week dat ik met mijn zusjes Riet en Henriëtte bij pastoor Rieter op de pastorie
'logeerde', startten de Engelsen hun offensief, nadat eerder de Amerikanen al vijf dagen vergeefs
geprobeerd hadden bij Overloon een doorbraak te forceren. Het offensief van de Engelsen startte op
12 oktober met een vernietigend artilleriebombardement op Overloon, gevolgd door het
bombardement op Venray. Ik hoorde tegen het middaguur in de richting van Venray vliegtuigen. Het
bleken 3 formaties 'Martin Marauders', twee-motorige Amerikaanse bommenwerpers. Ik rende tot
voorbij Heilegers, waar je vrij zicht op Venray had en zag de bommen vallen, toen het eskader voor
de tweede keer over het doel vloog. Ademloos stond ik te kijken naar de in de zon blinkende
bommen, die eerst als het ware nog het vliegtuig volgden, afbogen en tenslotte recht omlaag vielen.
Toen ze de grond bereikten, ging Venray plotseling schuil achter tientallen meters hoge wolken van
stof en rook, waartegen het rode dak en de blauwe torenspits van de Paterskerk scherp afstaken. Het
flitste door me heen dat Teng van den Heuvel, die aan de Leunseweg woonde, buiten het getroffen
gebied was gebleven, maar voor Piet Beerkens, die aan de Kolkweg woonde, vreesde ik het ergste.
Toen rook en stof in oostelijke richting wegtrokken en de Grote Kerk weer zichtbaar werd, was me
meteen duidelijk dat de bommen Venray in het hart hadden getroffen.
Het zou tot na de bevrijding duren eer we zekerheid kregen over het lot van de bevolking van Venray,
waaronder vele vrienden en de familie van vaders kant.
-7-