Peeters de komende tijd door zou moeten brengen. Hij zat in een wagon met géén polizei (politie). In de wagon waar wel een groene polizei zat, gingen de deuren open, maar die bij Jan Peeters dus niet. Later ging die van hun wagon ook open. Er waren mensen die wilde ontsnappen, hoofdzakelijk tijdens de tramreis. Eén daarvan was Jan Maas. En als die mensen uit de tram waren en de Duitsers dat zagen, dan werd je doodgeschoten net zoals Jan Maas uit Blitterswijck. Maar ook tijdens de treinbeschietingen ontsnapten véél mensen. Jan Peeters kon niet ontsnappen, omdat hij opgesloten zat. Toen hij er eindelijk uit was, was de trein al omsingeld door politie. De meeste ontsnappingspogingen mislukten. Tijdens de treinreis moest je gewoon in je wagon blijven zitten, dan werd je ook goed behandeld. Als je maar in de wagon bleef zitten, dan was alles goed. Maar als je dat niet deed, dan deden ze niet aardig tegen je. Op 19 november 1944, op een zondag, kwamen ze aan in het doorgangskamp 'Am Giebel'. Am Giebel lag in Duitsland. Jan Peeters heeft in Duitsland niet in een fabriek hoeven werken, maar aan het spoor. Ze moesten een greppel graven voor de telefoonkabels. Het werken was alleen zwaar, als je er voor wou werken. "Maar we hadden een aardige man die toezicht moest houden", vertelde Jan. Als we maar in de greppel bleven was het goed. De eerste weken ging het werken snel, maar later werden wij ook zwakker en ging het werken dus steeds slechter en er kwamen ook meer rotsblokken, wat het werk zwaarder maakt. We haalden op het laatst maar ongeveer één schop zand per dag eruit. We moesten om ongeveer 8 uur 's morgens beginnen tot een uur of 4/5. In de winter mochten we wat eerder stoppen. En we kregen op zondag vrij. Op die zondag gingen we naar de kerk, want die was dichtbij. En als we dan in de kerk waren geweest, gingen we bedelen om een stukje brood. Jan Peeters zat opgesloten in een school van twee verdiepingen. Hij sliep boven in een klaslokaal. Op die school was géén bewaking. We waren gewoon vrij om te kunnen lopen, waar je wilde. Als je maar in Wuppertal-Varresbeck bleef. Wuppertal-Varresbeck is net zoiets als je nu Venray-Noord en Venray-Zuid hebt. Je kon ook alleen maar in Wuppertal-Varresbeck blijven, want alleen voor dat gebied had je een paspoort. We sliepen op een juten zak, die na een tijd natuurlijk vol met vlooien kwam. Een keer in de zoveel tijd werd je ontluisd. Dat gebeurde in een badhuis. En dan werden je kleren verschoond. Maar verder was er geen mogelijkheid om je te wassen. Het eten daar was ook niet lekker. Je kreeg iedere dag een stukje brood (kuch) van ongeveer 4 cm dik. Ook kreeg je koolsoep. Maar dat was meer water met wat kool. Vet werd je er niet van. We kregen met Kerstmis wat ander eten, namelijk aardappelen, saus en vlees. Dat was toen in de tijd dat wij daar zaten heel lekker. We hadden daar geen echte werkkleding aan, gewoon je kleren die je de dag aanhad, toen je aankwam met daarover een werkjas. Die kleding was totaal niet warm. We kregen geen zondagse kleding. In Wuppertal konden we geen brieven versturen en in Duitsland hadden we geen familie, vrienden of bekenden. Als we vrije tijd hadden 's zondags, gingen we vaak een stukje wandelen of bedelen om brood of iets anders. Het ergste wat ik in Duitsland heb meegemaakt, is dat ik een stukje van mijn vinger ben kwijtgeraakt. Hoe dat gebeurd is, komt nu: Hij (Jan Peeters) en nog iemand moesten balken op een kar leggen, eentje lag er schuin, dus die wou Jan Peeters goed leggen. Maar...toen werd er nog een balk opgegooid. Toen zag hij zijn eigen vinger verbrijzelen. Daar konden ze hem niet opereren, dat is pas gebeurd toen hij thuis was. De eerste dagen had hij er een beetje pijn aan maar verder niet meer. Op 13/14 april 1945 werd Jan Peeters bevrijd, maar naar huis kon hij nog niet. Of hij moest helemaal lopen. Hij heeft gewacht tot de militairen hem en de anderen op kwamen halen. Dat was op 7/8 mei 1945, toen hij in de Zinkstraat werd opgehaald. Hij is door de Amerikanen bevrijd. De Amerikanen kwamen met tanks binnen. Het Duitse leger was toen al verslagen. Er zijn bij ons geen granaten gevallen en er is ook niet gevochten, maar ik heb dat alleen van mensen gehoord, niet zelf gezien. De Duitsers hebben op het eind ook niet snel nog een paar dwangarbeiders doodgeschoten, in ieder geval niet wat ik gezien heb.Bij de bevrijding kregen wij geen schone kleren, wel werden we weer ontluisd. Het eten werd na de bevrijding wel wat beter, maar echt geweldig was het nog steeds niet. Toen we daar weg gingen, hebben we geen spullen meegenomen of gekregen. Mijn familie verwachtte wel dat ik gauw terug zou komen, omdat er al eerder mensen terug waren gekomen. Dan zou het toch wel niet heel lang duren, voordat ik terugkwam. Op 10 mei 1945 was ik dan eindelijk weer thuis. Het was prettig om iedereen weer te zien. Maar mijn broers, die ook gedeporteerd waren, die waren nog niet thuis. Zij kwamen twee dagen later thuis, dus op 12 mei 1945. Op hemelvaartsdag precies was er eigenlijk wel een beetje feest. Want toen waren veel mensen teruggekomen. Rond twaalf uur 's middags kwamen veel mensen terug. Vele mannen gingen toen naar het café. Thuis in Castenray waren ze al een halfjaar bevrijd. Ze hadden de hele tijd genoeg geld gehad. Bij ons thuis dan. We hadden thuis een boerderij, dus ik kon meteen thuis aan de slag. Als ik dat wilde. Mijn familie had zich wel zorgen gemaakt, want het was oorlog. Er gebeurde van alles. Er werd gevochten en van alles. Mijn familie had niets van mij gehoord in Duitsland, dus ze wisten ook niet hoe het met me was en of ik eigenlijk nog wel leefde.

Castenrays dorpsblad De Schans | 2004 | | pagina 4