RESTAURATIE KERKGEBOUW
-18-
er$6estuur Castenray
Naar aanleiding van de restauratie van onze kerk een leuke anekdote, verteld door Jan Vissers zaliger
en op schrift gezet door heemkundelid Toon Kuijpers. Vanwege de lengte van het verhaal wordt het
in vier afleveringen gepubliceerd.
De Caselse kerktoren beklommen.
Op een mooie, zonnige zondagmiddag, het zal in het midden van de dertiger jaren zijn geweest, klom
Sjaak van Rhee, alias Vrieës Sjaak, de Caselse kerktoren in.
De toenmalige pastoor Verheggen, wist uiteraard niets van de snode plannen van Sjaak, hij zou het
hem zeker verboden hebben. Daarom vroeg Sjaak ook niet om toestemming.
Sjaak was een rustige, ondernemende jonge vent, die veel durfde. Al vaak had hij, staande voor zijn
huis, met de handen diep in de zakken van zijn korte broek, naar de hoge toren gekeken en zich
afgevraagd, hoe het er daar boven uit zou zien. Hij wilde wel eens weten wat zich daar in die hoge
toren afspeelde. Niet dat hij op die leeftijd nog geloofde in sprookjes of zelfs spoken, maar toch. Hij
woonde op slechts enkele 1 O-tallen meters van de kerk vandaan. Hij vond dat hij in de toren moest
klimmen. Het Lof, een eredienst, die elke zondagmiddag om drie uur in de kerk plaats vond, was
beëindigd, de mensen waren naar huis. Weer stond hij naar de hoge toren te kijken. Toen pakte hij al
zijn moed bij elkaar en ging de kerk in.
Door de zware eikenhouten voordeur, die in die jaren overdag nooit op slot was, kwam hij in het
portaal. De deur sloeg met een doffe dreun achter hem dicht. Hij was er van overtuigd, dat niemand
hem de kerk had zien binnengaan. Even voelde hij zich eenzaam in deze donkere ruimte.Hij rook de
laatste resten van de tijdens de dienst gebrande wierook nog. Na enige tijd, gewend aan het
geheimzinnige schemerdonker, ontwaarde hij rechts van hem de deur naar boven en ook die bleek
gelukkig niet op slot. Via de ronde, gemetselde trap, die zich rechts tegen de kerk in een afzonderlijk
torentje bevond, kwam hij op het oksaal, waar de zangers op zondagen en andere hoogtijdagen de
diensten met hun gezangen opluisterden. Toen hij daar wat had rondgekeken en het harmonium met
blaasbalg, die een persoon met de voet moest trappen teneinde lucht in het instrument te persen, had
bewonderd, vervolgde hij de ronde stenen trap hogerop. Daar aangekomen, hoorde hij trage, zware,
monotone tikgeluiden. Tiktak, tiktak. Hij was op de klokkenzolder beland. Hij ontdekte daar een
imposant uurwerk, ononderbroken traag en luid de tijd wegtikkend. Hij had een aangeboren liefde
voor alles wat met techniek te maken had en stond met bewondering naar het mechanisch
klokkenwerk te kijken. Hij wist dat de koster, tenminste één keer per week de toren inklom, om het
uurwerk op te draaien met een grote zwengel en zonodig te smeren en bij te stellen, als de klok iets
voor of achter liep. De zwengel hing aan de muur en het "smaerkénneke" stond op de grond. Hij
genoot van het rustgevende schouwspel, de traag heen en weer zwaaiende lange slinger met zijn ogen
volgend. Lange tijd stond hij met open mond vol bewondering naar dit indrukwekkend instrument te
luisteren en te kijken. Het maakte op hem een enorme indruk.
In de hoek van de klokkenzolder ontdekte hij een houten ladder, die weer hoger de toren in voerde.
Hij beklom deze en bereikte de galmgaten. Drie naar elke windrichting. Van hieruit had hij een
prachtig uitzicht over het dorp. Wat kon hij hier ver kijken.
Hij genoot van het uitzicht en volgde aan de westzijde de 'Caselse Straot', de kronkelende grintweg,
die richting Peel voerde en in de verre horizon als zandweg in het niets verdween. Op die
eeuwenoude zandweg bemerkte hij in de verte enkele paarden met rijtuigen, voorthotsend door de
door karwielen in de zandweg uitgesleten gaten en kuilen. De boer en zijn vrouw, al of niet in
ticfjtmg fjeem&unSig 6«nootscfia:
Castenrcrp