-19- - weg naar Wuppertal. Mijn eerste treinreis, maar het had ook mijn laatste kunnen zijn. Op een gegeven moment hoorde ik mannen roepen dat er vliegtuigen in de lucht waren. Het waren de geallieerden die ons beschoten. We konden niet uit de wagons. Om ons zo klein mogelijk te maken, gingen we op de vloer liggen. Omdat er zoveel mannen waren, lagen we 3 a 4 dik in de wagon. We waren stijf van de schrik, wanneer telkens een volgend vliegtuig zijn kogels over de trein uitspoot. De wagons werden vol kogels geschoten. Korte tijd later kwamen er weer een aantal vliegtuigen. Deze keer konden we uit de trein het bos invluchten. Enkele mannen hadden na de eerste keer de hendels aan de buitenkant van de trein losgemaakt, zodat we van binnenuit de deuren van de wagon open konden maken. Iedereen vluchtte de wagons uit, dook de greppel in langs de spoorlijn en daar lagen ze dan ineen gekropen van angst en van spanning te wachten op de dingen die er zouden gebeuren. Je lag daar en dacht van alles en niets. Je dacht aan je gezin thuis en hoe het daar verder zou gaan. Klein Oirlo leek zo heel ver weg. Veel mannen werden door kogels geraakt en er vielen zelfs verschillende doden. Bij het beschieten van de trein renden er veel mannen zo ver mogelijk van de trein weg. Ik rende samen met Gerrit Philipsen en nog enkele andere mannen de bossen in. We renden zo hard mogelijk op onze klompen, als we konden. We bleven doorrennen, tot we heel ver van de trein verwijderd waren en doken in een greppel om te rusten. Met z'n zessen lagen we daar hijgend, puffend en niets zeggend bij te komen. We hebben lang in de schemering door bossen en struiken, over velden en door weilanden gelopen. We wisten niet waar we zaten. Drie keer zijn we tankgrachten overgestoken. Die tankgrachten waren vier meter diep en drie meter breed en soms stond er wel 50 centimeter water in. Daar moesten we met onze klompen doorheen. Ik ben toen in een van die tankgrachten gevallen, vier meter diep. De mannen hebben me uit de tankgracht gehaald en op de kant gelegd. Ik ben een uur bewusteloos geweest, maar daar weet ik niks meer vanaf. Ik ben toen langzaam bijgekomen en achter Ger aangelopen richting de grens. Het was zondagmorgen om 7 uur, toen we in Belfeld aankwamen. We kwamen terecht bij een boer. Hij zei tegen ons dat we maar binnen moesten komen, want hier zaten overal Duitsers. We kregen daar eten en mochten op het stro slapen. Bij die boer zaten ook Venlose evacuées. We gaven een van hen een briefje mee naar Tegelen, waar mijn vaders broer woonde. Die zijn ons toen komen afhalen en hebben ons bij hen thuis ondergebracht. Ger is toen naar zijn familie in Tegelen gegaan, waardoor ik hem niet meer heb gezien. Enkele dagen later moesten we van de Duitsers het huis uit en werden we op een andere plaats in Tegelen ondergebracht. Daar heb ik de hele winter van 1944/1945 doorgebracht en dus ook de hongerwinter. Daar heb ik met 5 mannen onder de vloer geslapen. De ruimte was er eerst 40 centimeter diep, maar die hebben we uitgegraven tot 1,50 meter, zodat we er gemakkelijker in konden leven. We hadden daar een radio staan, zodat we naar de Engelse zender 'Radio Oranje' konden luisteren. Als de Duitsers die radio te pakken hadden gekregen, hadden we het waarschijnlijk niet overleefd. Op 2 maart hoorde ik dat er in Steyl een bootje in de Maas lag, waar je mee kon overvaren. Omdat ik ook graag naar huis wilde, ben ik op 3 maart naar Steyl gelopen, om te kijken of voor mij de mogelijkheid bestond om mee te varen naar de overkant. Ze waren inderdaad mensen aan het overzetten en ik ging dus ook in de rij staan. Toen ik bijna aan de beurt was, kwamen er een paar mannen de boot aan de ketting leggen. Het waren mannen van de NSB. Op 13 maart lukte het mij eindelijk om de Maas over te steken. Vanuit Tegelen gingen iedere morgen groepen mensen met militaire vrachtauto's de Maas over, om tussen Grubbenvorst en Horst, jerrycans olie en benzine te lossen. Met die transporten ben ik meegegaan. Toen de vrachtwagens op hun eindbestemming stopten, was ik er het eerst af. Ik liep gewoon weg, net alsof ik er niks mee te doen had. Een korte tijd later heb ik een lift gekregen en ben ik bij de Castenrayse kerk afgezet. Toen ben ik verder naar Klein Oirlo gelopen. Mijn vader en moeder en ook mijn zussen waren dolblij dat ik na 4 maanden gezond terug was. Mijn broer Teng is op 5 mei 1945 thuisgekomen. We nodigen iedereen uit voorde Herdenkingsdienst op zaterdag 20 novem6er om 19.00 uur. Aansluitend vindt op het dorpsplein de onthuflingsceremome plaats en daarna is er gelegenheid tot napraten in het gemeenschapshuis, waar ooh^een hjeine expositie te óezichtigen is.

Castenrays dorpsblad De Schans | 2004 | | pagina 19