Onderduikers in 't Broek
breed en bochtig was, door de afstandrijders. Daar werden ook de slingers gemaakt, die door de
kopman op onverwachte momenten werd afgestopt en wie achteraan hing kreeg dan flink vaart en
daar moest je zoveel mogelijk van profiteren. De rustig schaatsende paartjes hadden daar een
vreselijke hekel aan, want het ging er nogal eens lomp aan toe. De echte helden waren Heintje
Steeghs en Herman Dinghs(Azn.), die op T Broek oefenden voor de Elfstedentocht. Ik weet niet
zeker of zij al op Noren reden. Praktisch iedereen reed toen nog op Friezen, of had kunstschaatsen of
rondrijders. Die waren ook het geschiktst voor ijshockey, dat we speelden met knuppels waar een
bocht in zat. Ook daar ging het er ruig aan toe. De leerlingen van het gymnasium van de Franciscanen
in Venray, allemaal jongens, en de meisjes van Jerusalem, een MMS en gymnasium, kwamen in
Castenray schaatsen met een bus van garage Derksen, maar niet op dezelfde dag!
De poort naar de schuilhut herinner ik me wel, die was door het jaar afgesloten met een hangslot,
zodat we niet droogvoets op het eiland konden komen.
Het dichtbegroeide moerasgebied heeft in oorlogstijd tijdelijk aan enkele mensen een veilig, maar
zeer koud en nat onderkomen geboden.
Peter van de Pasch: "Mijn grootvader vertelde dat in de Eerste Wereldoorlog 1914-1918) 'Hub van
Y Zoontjeuit Venray vogelvrij verklaard werd. Hij vluchtte Y Casels Broek in en verstopte zich
diep in het struikgewas op een heuvel. Daar bouwde hij een hutje, waarin hij enkele jaren gewoond
heeft. Het was er natuurlijk niet prettig toeven. Zijn zoon, die ook Hub heette, is een soort boswachter
geweest. Hij heeft na de Tweede Wereldoorlog nog in het Wehrmachthuisje aan de Pauwweg in Oirlo
gewoond.
Van Jan Arts, wonend aan de Venrayseweg, vernam ik eveneens dat zijn vader hem ooit verteld had,
dat een of andere misdadiger zich ver voor de Tweede Wereldoorlog in T Casels Broek verstopt zou
hebben. Het gaat hier wellicht over dezelfde persoon als waarover Peter van de Pasch vertelde.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd aan de andere kant van het grote schaatswater, dus over de
Lollebeek, het Castenrayse moerasgebied ook gebruikt door onderduikers. Over de Lollebeek lag een
brug, waarvan de betonnen steunbanden, waarop de planken aan weerszijde rustten, nu nog te zien
zijn. Ze liggen langs de droge, voormalige bedding van de beek.
Over wat er precies met de planken van de brug gebeurd is, lopen de meningen nogal uiteen.
Volgens Peter van de Pasch sloopten de onderduikers de brug, zodat het voor de vijand nog
moeilijker was in het gebied door te dringen.
Peter van de Pasch: "De Moffen hadden Y niet zo met Y moeras. Het sloophout van de brug werd
door enkele onderduikers gebruikt om een schuilkelder of schuilhut te bouwen.
Jaer van de Munckhof van De Nieuwe Lind in Horst had 'd'n aide Dondersuit Castenray horen
vertellen dat de Duitse soldaten de balken van de brug hadden meegenomen.
Hay en Piet Dinghs vertelden dat Hein Emonts de brug had afgebroken en weer een andere versie
luidt dat de Duitsers de brug lieten springen.
Wiel Smits weet vrijwel zeker dat het hout van de brug door het groepje onderduikers gebruikt is, om
een schuilplaats te bouwen "Over de eenvoudige en lage houtconstructie werd een zeil gespannen en
daar zaten de onderduikers onder. Het geheel werd met wat takken gecamoufleerd. Onder het zeil lag
wat beddengoed, waaronder de onderduikers konden slapen. Ze hebben er nog geen twee weken
gezeten, want toen werden ze door de Duitsers ontdekt.
Hoe dan ook, de bruggenhoofden zijn nog duidelijk zichtbaar en een eind verder liggen nog enkele
bielzen langs de oude bedding van de Lollebeek. Hier was een brug naar het augurkenveld van
Gellings.
Volgende keer vervolgen we het verhaal over de onderduikers. Graag uw reactie, correctie of
aanvulling naar tel. 571677, of e-mail: jan.strijbos@hetnet.nl