ze weinig. Er waren ook nog de z.g doorlopers. Dat waren lange schaatsen als de Noren, maar dan
van hout met een glij-ijzer. Ze werden ook met koorden aan de schoenen vastgemaakt. De
kunstschaatsen werden met sleuteltjes onder hoge schoenen gedraaid, wat vaak ten koste ging van de
hak, die dan losliet van de schoen, met alle gevolgen van dien.
De grootste waaghalzen waren reeds aan het proberen 'wat ft kon lieje' als het nog maar enkele
nachten gevroren had. Het harde, zwarte ijs nodigde uit om er op te gaan. Na nog een paar nachten
stevige vorst droeg het dan. Als een lopend vuurtje ging het nieuws door het dorp. '"t les druugt",
werd er dan geroepen.
Vooral voor de schooljeugd was dit een geweldige ervaring. 'Schetse op 't Broek!'
Na schooltijd werd er spoorslags naar huis gerend, de schaatsen gepakt en uiteraard de stapel
boterhammen. Om vooral geen tijd te verliezen, werden deze laatste onderweg naar 't Broëèp' de
vuust' opgegeten.
Lange tijd om te schaatsen had men niet, want om 5 uur ft avonds was het donker en dan moest men
weer thuis zijn, vooral de meisjes. Gedurende enkele jaren, toen ook Hein Steeghs mede-eigenaar
was, werd er elektrische verlichting op de banen aangebracht, zodat men ook ft avonds, ja zelfs tot in
de nacht, kon doorschaatsen. Geweldig in die tijd, schaatsen bij kunstlicht op 't Broek en met muziek
van een grammofoon met luidsprekers.
Met al die jonge mannen en meiden bleef het natuurlijk niet alleen bij schaatsen. Er werd in de kou,
menig warm 'snuutje' gegeven en om bijvoorbeeld de handen te warmen, menig potje gevrijd in de
minder belichte gedeelten van ft Broëk.
Families met grotere gezinnen kochten bij Lambert van Rhee en later bij Thej Jakobs een
seizoenkaart. Dat was goedkoper en de kinderen die thuis soms geen geld hadden gekregen, hoefden
niet steeds stiekem door de controle te glippen, met alle risico's van dien. Jac Jakobs heeft vele uren
aan de entree gestaan, om kaartjes van ongeveer 25ct te verkopen. Hij keek dan quasi heel streng, om
zeggenschap bij de jeugd af te dwingen. Soms echter kneep hij wel eens een oogje dicht en liet hij
kinderen zonder te betalen op het ijs.
ft Zaterdags en ft zondags werd er de hele dag geschaatst. Dan was op de visheuvel het gebouwtje
open, waar we bij Jakobs Gon, bijgestaan door haar dochters Lies en Annie, lekkere warme
chocolademelk en een knapkoek en ander snoepgoed konden kopen.
Op die drukke dagen kwamen de schaatsliefhebbers van heinde en verre naar Casele. Heel veel
ouderen uit Horst en Venray en alle dorpen daartussen, weten zich de gezellige drukte nog te
herinneren. Onder de vele schaatsers bevonden zich ook paters Franciscanen uit Venray, die vaak met
een speciale bus naar de ijsvlakte werden vervoerd en daar op blote voeten in de sandalen over het ijs
zwierden. Ook waren er soms nonnen die genoten van dit ijs in de natuur. Vooral zij mochten niet
vallen. Stel je immers voor dat de beide benen in de lucht zouden steken met al die 'paterlijke' en
andere kijkgrage ogen. Wat zou Moeder Overste daarvan denken?!
In Venray was ook wel een ijsbaan. Die bevond zich op het z.g. vloeiveld. Een laagte waar de
riolering van Venray op uitkwam. Door dat ijs moest men daar vooral niet zakken, want dan stonk
men dagenlang.
Ook uit Horst kwamen hele horden jeugdigen die wilde komen genieten van de ijspret en alles wat
daarnaast gebeurde.
Als het in de weekenden mooi, zonnig vriesweer was, kwamen er meer dan duizend mensen naar ft
Casels Broëk.
Vooral in de jaren na de aanleg van de buitenste nieuwe baan, die de eigenaren hadden uitgediept.
Men kon daardoor lange banentrekken achter elkaar met de handen op de rug. Baan na baan. Dat
waren de lange afstandsrijders. Andere schaatsers die minder lucht in hun longen hadden, speelden
'spitsgert'. Dan stond een schaatser in het midden van het grote water en alle anderen moesten naar
de andere kant. Degene die hij dan aantikte, was erbij en die moest bij hem in het midden komen
staan en mee aantikken als de meute weer overstak. Degene die tot het laatste over was, had
gewonnen.