Weilanden.
Vooral de weilanden, die reeds enkele jaren niet meer in gebruik
zijn, zijn tamelijk interessant. -
In de vochtigere delen komt het Dotter-verbond (Calthxon palustrxs;
voor met soorten als Dotterbloem "(alleen nog in het Castenrays
Broek), Moerasrolklaver, Tweerijige zegge, Veelbloemige veldbies,
Koekoeksbloem en Veldrus.
Ook het Moe ras spirea-verbond is in sommige oude hooilanden aan
wezig. In~I967 was mij in zo'n weiland een groeiplaats van de
Gevlekte orchis (Orchis maculata) bekend. De orchideeen werden op
den duur echter verdrongen door bramen en brandnetels.
Een ander weiland, gelegen bij de Lollebeek is voor een groot deel
begroeid met Pijpestro. Hier groeiden in 1972 nog 16 Gevlekte or
chissen: in 1973 was dit aantal reeds tot 12 gedaald. Deze plaats
wordt namelijk bedreigd door v/ilgestruikeneikenopslag en bramen.
In het uiterste zuiden van het Groote Broek groeien bij een zand-
afgraving vele planten van de Zandblauwt jes-ordeWitte klaver,
Zandblauwtje, Zandraket, Reigersbek, Vroeghaver, Smalbladige wikke,
Buntgras, Éénjarige hardbloem en Heidespurrie
Ook vele akker onkruiden komen hier voor,o.a. Akkerviooltje, V.xna-
halm, Zwaluwtong en Akkermunt.
FAUNA-•
Avifauna.
In de Castenrayse Vennen werden ongeveer 90 vogelsoorten waargeno
men, waarvan er e&geveer 60 tot de broedvogels gerekend kunnen
worden.
Hieronder volgt een aantal bijzonderheden van een aantal minüer
algemene soorten. ov.
De Dodaars broedt jaarlijks met I of 2 paar xn het SchaatoWater.
Op 19 maart 1968 bespiedde ik in een van de rietvennen een Roer
domp. In datzelfde jaar nam de bewaker er 2 keer een waar. De neer
Classens uit Horst zag er op 14 februari 1970 een in de sneeuw, v',. -
bij de Lollebeek. Op 24 februari^1973 zagen M.Droesen en xk een exem
plaar opvliegen bij de Paddenpoel.
De Blauwe reiger is een algemeneverschijning in het reservaat. In de
afgelopen jaren werden maar liefst 5 dode reigers in en om het reser
vaat waargenomen. hc*>,
De Winter- en Zomertalingen broeden meestal met resp. 5 en 2 paar.
In de Castenrayse Vennen werden 5 soorten dagrooivogels waargeno
men, t.w. Sperwer, Buizerd, Blauwe kiekendief, Boomvalk en Toren
valk, waarvan alleen de laatste broedvogel is.
De Waterral broedt met I 2 paar in de vennen, de Meerkoet met
2 en het Waterhoen met 10-15 paar.
De Ransuil broedt jaarlijks in de dennebossen van het Groote Broek,
vlakbij de Grensweg. In 1972 werden 4 jongen grootgebracht. In 1969
vond ik een dood exemplaar in de Lollebeek.
In 1968 trof ik ten zuidwesten van het Groote Broek een dode Velduil
aan in het prikkeldraad: de vogel was juist met het topje van de
vleugel aan het prikkeldraad blijven haken.
Steenuil en Bosuil werden slechts een enkele keer opgemerkt.
De Ijsvogel wordt af en toe boven de visrijke Lollebeek waargenomen.
In 1968 en '69 werd deze vogel meerdere malen boven de Diepe Leng
gezien.
De Watersnip broedt jaarlijks aan de rand van de rietkraag van het
-5-
ruf.n