Die Custerye in de Grote Kerk (15e en 16e eeuw) PEEL EN MAAS donderdag 10 mei 2001 - Pagir EL In vrijwel alle kerken was vroe ger een koster een onmisbaar per soon zonder welke de eredienst in het algemeen niet mogelijk was. Door Louis Rutten. Het woord koster is afgeleid van het Latijnse woord 'Custos', dat bewaker betekent. In het kerklatijn komen wij ook wel eens het woord 'sacrista' tegen. De koster was in eerste instantie belast met de zorg voor het kerkge bouw en de inventaris daarvan. Daarnaast was hij verantwoordelijk yoor de voorbereidingen en het ordelijk verloop van de kerkdienst. In concreto was hij belast met de aanmaak van kaarsen (bijenwas), de levering van het 'brood' en de wijn, het halen van de heilige olie bij de landsdeken, het aflezen van de namen uit het jaargetijdenboek op de preekstoel, het samen met de pas toor visiteren van sommige graven, maar ook het verzamelen van leien, die van het dak van de kerk waren afgewaaid. Omdat wij vermoeden dat de werkzaamheden van zulk een belangrijk dienaar in de kerk ergens geregeld waren, zijn wij op zoek gegaan naar zijn taakomschrijving. Tot onze grote verrassing vonden wij een document uit de 16e eeuw, waarin zeer gedetailleerd zijn taak omschreven werd (1). Aanleiding tot deze taakomschrijving was de aanstelling van een nieuwe koster. Het is niet uitgesloten dat er proble men met de vorige koster waren geweest. In 1568 komen dan de geestelijke en wereldlijke vertegen woordigers bij elkaar om dienaan gaande hun gedachten op papier te zetten. Deze bijeenkomst wordt afgesloten met de benoeming van de nieuwe koster. In verkorte en enigs zins aangepaste vorm willen wij u van de inhoud van dit document kennis laten nemen. DE TAAKOMSCHRIJVING 'Voirwaerden geordent ende gemackt opten sesten dach des maents february in den jairen vieft- hienhondert achtendsestich door de Pastoer, gemeyne schepenen en kerckmeisters tot Venraedt, belan gende en betreffende die custery. De custer oder pachter sal sich hal den by den pastoer oock mytten naburen in aller formen, voegen, manyren articulen ende punckten als volgt: De custer sal sich halden by den pastoer in de Vigiliën en helpen bij het singen, waar hy loen af krygt. De custer sail oick die graften (gra ven) helpen visiteren mytten pas toer, dair de custer testamentswys van erkant is en wierdt. Vorts het luyen des somers 's morgens toe vier uren ende nae allre Heyligen 's morgens toe seste half uren, alle nae gelegenheyt. Voor het sluyten en het opendoen van de kerck, die sleute len toe verwaeren, nach en dach, dat daer geen versyum durch geschiet. De custer sail vorts luyen t'allen tyden, als sich dat eyget (voordoet), behoert ende gebruyck is. 'De custer sail in de kercke sorgen vur wyn Opvallend is, dat in Venray de kos ter geen les geeft aan de Duytsche Schol, maar een van de kapelaans of ook wel eens professoren van de Latijnse School (na 1653), die er nog wat bij wilden verdienen. Ook gecontracteerde leken kwamen voor (Adam Holthuysen aus Köln). Een mooi voorbeeld van een clericus conjugatus vonden wij in het archief van de pastorie van Sevenum (2). Dankwij onze genealogische naspeuringen kwamen wij in con tact met pater Raets die nog familie is van de Raetsen uit Venray (de Clockert). Ik ruik nu nog de muffe geur in de geopende kluis van de pastorie. Maar wat daar uit kwam was een verrukkelijk document, niet alleen voor de geneaoloog van toen, maar ook voor de historicus van nu. Wij willen u ook deze keer weer mee laten genieten van de oorspron kelijke en door Pater Raets (t) getranscribeerde tekst: 'JHS. IN nomine Domini Amen. In het jaer ons Heren Cristi nae Godts geboert duysent vyftienhon- dert een en veertigh op onser Lieve Vrouwen avent de geboert omtrynt tussen tweeen en riryen uren nae middaghe in tegenwoirdigheit des weerden heiligen sacraments en de Heren Jan Rutten, priester, in stalt (in plaats) vande vicarius; Jan Rutten, de coster der tyt (op dat moment), Jan Scutten, 'Peter Spijkermans, heeft Geryt Scutten ende Alyt syne echte huysvrou openbairlick hoen testament gema- eckt, doen sy noch verstant hadden ende hoers goets wael mechtig wae- ren met hoeren eygenen bedacht, wyl sy beiden syn gegaen op des Herenstraet (openbare weg) Geryt en Alyt selvige, aengemerckt hoer krenckte (ziekte) ende hoer beyder staet (enigszins ingekort en aange past). Uit andere bronnen, zoals de zogenaamde Pouillés van het Aartsdiakonaat Kempenland, weten wij dat Jan Rutten een clericus con jugatus was. Hij was dus getrouwd. Uit deze Jan Rutten is later de fami lienaam Custers in Sevenum ont staan. DE AANSTELLING VAN DE KOSTER De aanstelling van de koster was niet overal dezelfde. Bij de directe benoeming was meestal de pastoor betrokken, al dan niet ondersteund door de parochiegemeenschap. Bij de indirecte benoeming, zoals in de Grote Kerk het geval was, werd er eerst van buiten de parochie een voorstel gedaan. Bij de benoeming van de pastoor aan de Grote Kerk werd dit voorstel gedaan door de Munsterabdij in Roermond. Zij had dit voorrecht, ook wel ius collatio genoemd, gekregen van de Graaf van Gelre (1224). In een tijd, waarin geestelij ken ook wel eens in een harnas rondliepen (Köln en Luik), was het zaak dat men niet alleen met het zwaard maar ook via het kruis macht kon uitoefenen. Met dit voor stel ging men naar de aartsdiaken, in conjugatus. Blijkbaar was dit ambt onderwerp van een proces of twist geweest, want vlak achter het jaartal staat: litigiosa, wat zoiets betekent als omstreden of daar twist men nog over. Deze Petrus van de Grebben is daarbij ook nog vervanger van een niet nader genoemde 'verpachter'. 25 Jaar later, in 1510 dus. wordt het kostersambt waargenomen door magister Conderberch. De afkorting 'abs' doet al het ergste vermoeden. Hij is zelf afwezig en in dit geval heeft hij het weer aan Petrus van der Grebben overgegeven. Wat wij hier zien gebeuren, is een zeer veel voorkomen euvel uit die tijd inde katholieke kerk. Degene, die er vol gens de benoemingsbrief moet zijn, is afwezig en het ambt wordt aan een plaatsvervanger overgedaan (verpacht). Terwijl de vergever ergens ver weg een gemakkelijk leventje leidt, zit de deservitor (de eigenlijke bedienaar) aan het 'front'. DE OPBRENGST In 1485 bracht dit kostersambt, naast andere onregelmatige inkom sten, 30 malder rogge op. Dergelijke inkomsten waren ook aan het bezit van verschillende altaren in de kerk verbonden. In de Grote Kerk waren dat er op een gegeven moment wel 16. Dat moet toch wel een drukte van belang zijn geweest, als aan die altaren door verschillende geestelij ken de verplichte mis wordt gedaan. HET DERDE EN LAATSTE JAARTAL IN DE POUILLES (1566) Achter het jaartal 1566 staat geschreven, dat R. Joh. Langany het ambt van koster bezit, maar dat hij afwezig is en dat hij het overgedra gen heeft aan Anthonius N., conju gatus, dus geen clericus conjugatus, een getrouwde leek dus. Natuurlijk waren wij nieuwsgierig wie achter de naam in Venray schuilging. Omdat de drie in de pouilee's genoemde jaartallen (1485, 1510 en 1566) slechts momentopnamen zijn geweest, heb ben wij ook naarstig gezocht naar tussenliggende kosters. Onze chro nologische lijst komt er dan aldus uit te zien: DE CHRONOLOGISCHE LUST VAN KOSTERS I Petrus van de Grebben tussen 1485 en 1510(1513) II Colyn Clinck tussen 1513- 1526. Wellicht met zijn zoon als hulpkoster (veronderstelling) III Carel Colynsz, ook wel Carel Colyn genoemd, tussen 1526-1536. Overleden 1541. ende broet, soals, dat van alts 'gewoenlich is. De custer sail altyt, nae alden gebruyck, nae kerstmis of nae Daerthiennis (is de dertiende dag na kerstmis, dus Driekoningen) in de kerspel en het dorp omvaeren en mit sich brengen ein vaetgen, waarvan er 22 in een malder gaan, gelyck als ein alt gebruyck is en in verleden jaeren geweest is. En als men hem idt grote vat wil meten ende geven, dan hebben schepenen ende kerckmeisters het goet toe liden (goed vinden). Nadat de nieuwe coster kennis heeft genomen van deze voorwaar den wordt hem daags daarna het kerckengereeck (gerei) overhandigd (hierover later meer). DE STATUS VAN DE KOSTER In de hiërarchie van de bediena ren in de kerk kwam de koster op de laagste plaats. Vele jonge mannen, die voor het priesterambt gingen leren, bleven op de eerste treden van. hun opleiding (lagere wijdingen) hangen en gingen tot de lagere gees telijken behoren zoals de clericus conjugatus (gehuwd geestelijke), clericus viduus (geestelijke als weduwnaar) of clericus bigamus (geestelijke voor de tweede keer getrouwd). Zo hoorde de koster, zeker in de eerste tijden, tot de lage re wijdingen en mocht dus het gewijde 'gereeck' aanraken. Later zien wij ook leken in zijn plaats optreden. Op kleine plaatsen, zoals Leunen, Merselo, Oostrum en Castenray was de koster ook onder wijzer aan 'de Duytsche Schol' (Duytsch betekent hier volks, zoals dat in het Wilhelmus zo dikwijls verkeerd geïnterpreteerd wordt). Eens woonde in hel huis voor de kerk Jan van der Gaet ±1540). Veel later woonde er een koster Gerard Vermeulen (1826). Foto: Archief John v.d. Munkchof. ons geval van Kempenland, die net als de andere aartsdiakens in Luik resideerde rond de bisschop. Deze kon het goed- of afkeuren (dat laat ste gebeurde maar weinig). Later nam de bisschop van Roermond dit over (na herstel van de hiërarchie in 1553). Dit blijft zo tot aan de Franse tijd. Voor de benoeming van de koster in Venray gold een zelfde soort benoemingsrecht als voor de pas toor, alleen hier had de graaf van Gelre (later Hertog van Gelre) dit voor zichzelf gehouden. Let wel, dit gold alleen voor de Grote Kerk in Venray. In de latere kapellen, zoals Leunen, Merselo, Oostrum en Castenray, mocht de pastoor van de Grote Kerk dit zelf doen (weliswaar in goed overleg). Natuurlijk ging het niet overal, zoals in Venray. In 's Gravenvoeren werd bijvoorbeeld de koster demo cratisch gekozen. En in Mesch werd de koster gewoon door de pastoor aangesteld. (3). DE KOSTER IN VENRAY Op zoek naar de 'eerste' koster in Venray kwamen wij terecht bij de zogenaamde 'Pouillés van het hier voren genoemde Aartsdiaconaat Kempenland, waartoe de parochie Venray als onderdeel van het Dekenaat Cuyck indertijd behoorde (4) Onder de 'kop' Martricularia' (kostersambt) vonden wij in 1485 de 'eerste' koster vermeld, namelijk Petrus van der Grebben, clericus Van deze Colin zijn we aardig wat aan de weet gekomen. In 1533 wordt hij in de belastinglijsten van de Rekenkamer van het Hertogdom genoemd: Kaerlo, die keuster (5). In 1533 schrijft pastoor Mr. Henrick Winter in zijn prachtige reeckenboeck in de hoedanigheid van pastorale laatheer, ook wel wedemsheer genoemd (6): 'Lenardt, de Schoenmeeker ende Aleydis syne huysfrau hebben gewonnen (in bezit gekregen) den hofstatt, daer sy al in woenen, myt de schuyr ende coel- hoff en syn daarmee behand, gele gen tussen Colin's hofstat en Johan Borgers. Daar heft de rector van het St. Cruys altaer twee malder rogge van. In dit geval wonen zij allemaal in de tri angelHoenderstraat-Ei ndstraat- Bonte Koestraat. In 1533 komen wij de naam nog eens tegen, als Jenneke Verheyden (de vrouw van N. Verheyden en grootmoeder van de kinderen van het gezin van Carel Colin en Jenneke Verheyden, zoals wij later na de dood van Carel Colin zullen zien) sych hefft laten behan- den aen eyn hoefstatt, die toe plach te horen aen Sybert van Holtmeulen en Heylwich syn huysfrau. Dit is gebeurd in tegenwoordig heid van Leonardus Schoenmeeker en Gossewinus Wolters als Wemse laten. De hofstatt ys gelegen beneven Gerard Noelleken's hofstatt aen dye eyne syde en aen dye andere syde den kerchof. Daer heft der pastoer in 1/2 mal der roggen endehoeme ende.... Thyns groet (niet ingevuld). HET ONTSLAG VAN CAREL COLYN In 1536 benoemt hertog Karei van Gelre zijn secretaris Johan Langeny tot koster in Venray (7). Hij is als collator het recalcitrante en wispelt urige gedrag van de toenmalige Venray se koster meer dan zat. Waarom hij persoonlijk en niet de aartsdiaken van Kempenland ingrijpt is opmerkelijk. Blijkbaar komt ook in dit geval hem het recht van ontslag toe. Wie nu denkt, dat de nieuw aangestelde koster in Venray komt werken heeft het mis, want bij de kerkelijke visitatie van 1566 blijktdat hij zich heeft laten vervangen door Anthonius N. (waarover later meer). Hoe kwam Hertog Karei tot dit onslag: HET BEWIJSMATERIAAL Een van de grootste aanreikers van het belastend bewijsmateriaal was wel pastoor Mr. Winter 1526- 1553), zoals uit een verklaring van hemzelf blijkt (8). Zo verklaart hij, dat hij ongeveer gelijktijdig met koster Carel Colyn in Venray begon nen is. Al na enkele jaren bleek dat er met hem geen land te bezeilen was. Zo was de wijn, die de koster weliswaar uit eigen zak moet beta len, gewoonweg niet te drinken. Op een gegeven moment had hij zelfs het wijnkanneke voor de voeten van de pastoor geworpen. Deze verkla ring was van 1535, toen hij al negen jaar in Venray was. Andere verkla ringen, die vermoedelijk in hetzelf de jaar zijn afgelegd door anderen, liegen er ook niet om. Zo wist Johan van der Gayt (1457-1545) te vertel len, dat de koster 'uytsinnich' was geworden, toen kapelaan Jan Schoenmakers de koster er op geat tendeerd had, dat hij op moest schie ten, omdat Thomas Rongen bediend moest worden. En Goosen Koppens wist te ver tellen, dat hij met Cairle (Carel) voor de rechtbank had gestaan in verband met een turfkwestie. Gaerten Minten was volgens zijn zeggen, met de koster op de vuist gegaan. Hij had hem zelts met een stoel uit het huis gejaagd, waarbij Karei een blauw oog had opgelopen. Deze verklaringen waren allemaal afgelegd voor de Venrayse ding- banck, misschien wel in het gebouw waar Paul Franssen nu een gezellig trefpunt maakt. Om een en ander nog meer gewicht te verlenen, komen Pauwels Gruyter, Mr. Jacob van der Gaet, Heer Hendrick van Veltum, Heer Johan Voss en Heer Lambert Driessen dit allemaal bevestigen. Ja, en dan kun je als koster wel beter inpakken! Rond 1541 moet hij gestorven zijn. GEVOLGEN VOOR HET GEZIN (1541) Als Carel Colin in 1541 overleden is, is de grootmoeder van moeders kant als voogd opgetreden voor de kinderen, getuige het volgende stuk (9): 'Op Dynsdach nae den heiligen Paesdach op den Wiemhoff (pasto rie), in thegenwoerdichheit van Lenardt Schoenmeckers ende Wilhelm Bystervelts, als laeten, heeft Jenneke Verheyden, zijn aide moer (grootmoeder) en momboir (belangenbehartiger), zoals sy sach- te, van seliger Carles Colyns kynde- ren ergeyd en bekant vur my, pas toer, woe dat Mychael Verheyden, oer soen, betaelt en verlacht (voor geschoten) heeft vur selige Carls Scholt eyne summe van hondert Hornsche gulden myn eenen (gul den), zoal sy sachte. Daer aen heft Jenneke, voorschreven, gevesticht en behandt Michael over soen in huys ende hoff, gelegen aen de ene syde beneven Lenard Schoemeckers hofstatt en aen dye andere syde dye gemeyne strate (openbare weg). En dat alles myt pastoers weten en wit ten, wandt ick aen dat vurstaend erf byn gevestigt ende behand in behoef der vurstaende kinderen. Ende dit ys geschiet om der vurstaende kynde- ren schaedt ende hynder toe verhuy- en, denn sy krygen die vorstaende scholt nyet betaelt, want die schuld eisers begosten mit recyht toe spreecken ende de kynderen schade toe doen. MICHAEL VERHEYEN (1543) Op saterdach altera Andree ys erschenen op den Wemhoff (pasto rie) Michael Verheyen, als een gekoren momboir ende bloetsver- want der kynderen seliger Caerle Colin, coester toe Ray geweest, ende Jenneke eheluden, des vursta ende Michaels suster ende oeck mede Jenneken Verheyden, Michaels moeder ende Elsken Verheyden syn suster ende oeck Colin ende Peterken, der vurstaende Carle en Jennekens kynderen, in bij- wesen van Willem Bystervelts ende Jacob Brouwers, als Wemsche laten, heft Michael vurstaende bekant, woe dat hij als een momber (voogd) der vurstaende Carle seliger ende Jennekens kynderen verkocht heeft aan Elsken Verheyen, syner suster myt consent en witten kennis) van Jenneken Verheyden, oer moe der, vurstaende hofstatt van seliger Carle en Jenneke, gelegen beneven Lenardt Schoenmeckers hofstatt aen dy ene syde en dy andere syde voor- hoefs schietende aen dye gemeyne straet. So heft Michael vurstaende als een momboir op dye hofstatt vurstaende der beyer vurstaende kynderen met handt halm en mondt als recht ys verthegen (van de hand gedaan) ende Carls vurstaende kyn deren dair aff onterft ende Elsken syn syuster vurstaende daer aen geerft en oeck heft Michael vursta ende myt dye vurstaende mundige kynderen geloeft om dye andere selige Carles onmundige kynderen, als sy tot oeren jaren syndt geko men. dat sy alsdan dal oeck bewilli gen sullen ende bekennen ende vert hegen als recht ys. Hierna heeft Elsken vurstaende bekent., dat sy schuldich ys van den vurstaende koep Carls selige vursta ende kynderen vyf en sestich Gelrische ryders, daer sy aff geloeft heft den vurstaende Carles kynderen af te geven dye baete (rente) alle jaers naevenand der vurstaende gul den, gelick dat hyr to Roy eyn gewonte ys. Ende sy heft de vurs- tande kynderen daervur toe onder- pandt gesat, dye hondert ende 35 Hornsche guldens, dye sye heft lig gen in Holtmoelens huys ende hof statt by den kerkhof gelegen aen dy ene syde ende dye andere syde Peeter Jassen en ook aan Heer Lambert Driessens hofstatt (10). NOCHMAALS MICHAEL VERHEYDEN (1545) OP Gunsdach post Andreee heft Elsken Verheyden in thegenwor- dichheit van Rem van Wel, Willem Bystervelts ende Jacob Lauwers als Wemsche laten quit gescholden aan Michael Verheyden, oeren broeder, van die geloeffenis van die hondert en 25 Hornsche guldens, des heft Michael vurstaende Elsken, syne suster, weder toe onderpandt geset twee erfmalder rogge, die hij gel dende (tegoed) heeft uyt Greitken Honts' huys ende hoff, die hy gekochtt heft van Johan van dye Gaet, als hy sachte, endevorts heft Michael bekant, dat hem Peter Baetkens betaelt heeft dye honderd ende 25 Hornse guldens,naer ryder gelt gerekent, dye toe onderpandt stonden als vurstaend staet, daer Elsken vurstaende, dat vurstaende huys en hoff mit naderhand betaelt heft, als sy sachte (11). GOSWINUS COLIN, EEN ANDERE ZOON VAN CAREL COLIN Anno 1547, die veneris post festum Sancti Huberti Episcopus, is erschenen op dem Wemshoff Goeswinus Colin, filius quondam Caroli Colin, custodis, in presenti- bus van Peterus Baetkens en Johannes Bemmelen als Laten et recunciavit (deed afstand) mana, calamo et ore sub domum et hortum quem inhabitat Elsken Verheyden et Venditione als Michael Verheyden avunculum (oom) approbabit (goed keurde) ratificavit (bekrachtigde) in presentibus van vurstaende perso nen (17). ELSKEN VERHEYDEN 1552 Anno quingentesiemo secundo (1552) die Vero Sabbate 22 mensis septembris, constitutuata upgen Wemhof, Elsgina (Elsken) Verheyden, in presentia van Wilhelmus Bystervelts en Nicolaus Lauwerts, Laten, en heft verthegen ende uytgegeven myt hand, halm en mond oer huys, daer sy in woenet ende den coelhof, gelick.woe dat bij den anderen gelegen in behoef van Frederich van Dael en Ietken van Dael oer kynderen in beheltenis, dat sy oer kynderen affleggen mach myt een kan \Vyns in presentibus van Theodorus Ploenis en Henricus Francisci de kempis, clericus colo- niensis ende Otto Henrius Ghelen (13). ELSKEN VERHEYEN (1569) In ipso die laurentii heft Elsken Verheyden ende hoir soen Frederich upgedraegen ende overgegeven voor gerichtsluyden, soals Six van Vlodorp, Jan Engels en Herman Remmen, scepenen toe Venray, hair hofstatt ende huys, dair Elsken nu in woont aen horen dochter Itken mil Mathys Verheyen, behelte- lyck dat Elsken haar leven lanek woontocht heeft en heft Elsken dit bewyslick voor Wemsche laeten, Willem Bysterveld, Antonius Kremers en Peter Nabben ende Mathys Verheyden gewonnen. Actum dusert vyfhonder negen en sestich, die vurstaende (14). GOOSEN CARLES TEGEN ELSKEN VERHEYDEN 1569 Goswinus Carles (Clink) beweert in een rechtszaak tegen Elsken Verheyden, dat zij als voogd hem Engelse hosen ende wamborst ende ein paar hemden zou geven. Elsken ontkent dit. Jan Engels en Peter Omen als schepenen komen voor de rechtbank vertellen, dat David Par gehoord heeft, dat Goswinus mit Frederick, Elsken Verheyden's zoon en Itgen hoer dochter overeengeko men is, dat zij aan Goosen hosen, wambors ende ein hembl geven zou den ende dat Elsken betaelen zou. Geertgen Bemmelen komt getuigen dat zij Elsken heeft horen zeggen, dat sy Frederick en Itgen so liefheb ben, dat sy dat Goosen geven solde. Sitz, de bekende richterbode, komt ook getuigen dat Elsken hem dikwijls gevraagd heeft of hij tegen Goossen zou willen zeggen, dat hij haar met rust moet laten. Vonnis: Goosen krijgt vóór Paeschen een 'nhie hembt en nog 1 ell flaechs duecks' (15). In 1609 komen wij nog een Lybeken Carles tegen als zij optreedt als getuige in en proces (16). IV JACOB N.N. (1543-1560) Door een twist tussen de kerk meester enerzijds en de koster anderzijds in 1544 kwam de naam van de vierde koster tevoorschijn, waarvan wij echter alleen de voor naam zullen vernemen (17). Wat is er aan de hand? De pastoor en de koster zouden elk van het jaar getijde van Geryt van dye Gheer en zijn huysvrouw, van Smysken en zijn huysvrouw en van Beelken, de huysvrouw van Van Dyck, geld ont vangen. Zo stond het opgeschreven in het kerkeboek, in hel register en in het missaal op het hoge altaar. Daarin stond dat zij beiden in een verhouding van 2 op 1 vijf Hornische guldens zouden krijgen. Maar zij hadden liever Arnemsche guldens, omdat deze beter waren dan de Hornsche. Conflict over een reep In 1570 had Tonis Kremet m een conflict over de vergoedin een touw voor de grote klok Liesbeth Langeny, opvolgsu rechtmatige vergeefster van Venrayse Custery, die in Nijm woont. Het schijnt dat daar indi afspraken over zijn gemaakt ei een nieuw touw gedeeltelijk do familie Langany vergoed word kwestie dateert waarschijnlijk uit zijn kosterperiode (25). Jan de Boer heeft in deze at ook nog getuigd, maar of het ti die twee altijd geboterd heeft a de vraag, gezien het proces uit waarin Tonis Kremers Jan de uitdaagt om nog eens vooi gerecht te beweren, dat Tonis kerch durch sinen ontrouwen in die schaiden gecomen sy'.- 'sulchen upspraick wolde hij liden en dulden voir twee dut gold gulden' (26). Nou, dat is akelig hoog bedrag. Veel van het interieur uit de Grote Kerk moeten de kosters uit het ai ook gekend hebben. Een uitzondering misschien voor de eerste koster oude Romaanse kerk nog gekend kan hebben. Foto: Archief John Munckhof. Als oplossing werd gevonden, dat Jacob N.N. 1/3 deel daarvan betaald krijgt en Heer Henrich Winter van Gelre 2/3 deel daarvan in golden inckel Koerfosteren gulden. De schepenen Dybel Bants, Jan opgen Beeck en Jan Rijn als kerkmeester hebben deze oplossing ondertekend. Uit het zogenaamde 'maenboeck' van de kerk weten wij, dat Jacob dye koster van 1543-1560 geld geleend heeft van dye kerk: 'Jacob dye koster 11 Hornse guldens (18). Maar wie is Gaertgen dy koester die van 1551 t/m 1555 ook genoemd wordt bij het armengilde? Een onderkoster (19) of van een Venrayse kapel? V THOENIS CREMERS (1560-1566-1569) 'Gerekent mit Thoenis dye koester anno LX op Sint Jans Baptist van alle dingen', vermeldt het Reekenboeck (A2) van de kerk (20). Aanvankelijk moeten wij ons tevre den stellen met de voornaam van deze koster. Maar uit een proces van 1566 weten wij dat Thonis Kremers, als koster, een aanklacht indient tegen Jennis Verbeten overeen ver schuldigd summer rogge (21). Deze Kremers-familie is geen onbekende in het Venrayse want generaties lang exploiteren zij herberg de Roos in de Hoenderstraat, ook wel Meulenstraat genoemd omdat deze straat eigenlijk naar de Bossche molen liep. Ook deze koster moet de custery van de familie Langany gepacht hebben. In dit geval is het Lisbeth Langany, de dochter van Johannes Langany, zoals wij hierna nog zullen zien (22). In 1569 is er een kwestie over het planten van wilgenbomen tussen de koster Thoenis Cremers en Peter van Loen. Peter van Loen beweert, dat deze wilgenbomen tegen zijn schuur staan en dat die daar weg moeten. Thoenis Cremers denkt er niet aan en zegt, dat ze daar vroeger ook gestaan hebben. Peter van Loen zegt dat hij een schuur mag zetten op de Borggraaf Blijkbaar is de Borggraaf op deze plek helemaal dichtgevallen, want This Fyen merkt in dezen op dat 'die Borgchgraef' doen mail wider was dan sy nu is' (23). VI KOSTER JOHAN VAN DER BOEYR (1569-15781) Van hem hebben wij al een aan stellingsmodel gezien van 1568 (zie taakomschrijving). Deze taakom schrijving wordt op 23-6-1569 gevolgd door de overdracht van het kerkgereeck (gerei) 'Des andere daechs op Sinte Johannes Dach heb ben die kerck mei ster, hier naegespe- cificiert, den Custer Johan van de Boeyr, des mergens voer dye hoech- missen inde gerwcamer (sacristie) geleveit alssuck kerkengereeck, cle- nodien der kerck toebehorend en mil navolgende Borgen bevesticht: 'in den iersten, vieff guede kelcken myt patenen, noch een coeperen kelk mit pateen, noch ein voet van een kelck mit pateen. TWee missae- len, twee paar pullen, ein lavoir, ein ketel, ein wieroecksvat, ein groet wywatersvat, ein cleyn wywalerva- etken, ein vigilieboek, noch enen sil veren kelck voir St. Annen. Drie handdoeken, noch ein ordinarium ende ein postilla vastgemackt, noch twee cymbalen met een stock, noch twee caselen (kazuifels) van Heer Henrich Winter (pastoor), die eine myt een golde cruys, die ander myt ein roet cruys (soms een schenking van Herman van den Boshuysen?). Ein ongebilde (zonder afbeelding) fluwelen casell mit ein golde cruys etc. etc. Als Borgen heeft de koster gesteld: Péter Maes, Peter Ploenis en Jacob Thoenis. Hierbij waren Sitz van Vlodorp, richterbode, Jan Engels, Herman Remmen (schepe nen) en Peter Engels, Willemken Kuppen en Willemken Deckers (kerekmeesters) (24). VII TWEE KOST TEGEl r 1. Hendrik Petersz, coster, Venroy (1584-1601). Als Het Peelers, costre, voor het Veiu gerecht in 1601 verschijnt, ben I hij, dat hij 'die costerye omtra I jaren bedient heft'. Dat zoue I neerkomen dat hij in 1584 bega I is (27). Achter deze Heni Peeters gaat Henrick, Peter Na! 't Alius, custos schuil, zoals hijii DTB-boek bij de geboorte van dochter genoemd wordt. In volksmond wordt hij dus Heni Peeters genoemd (1588). 2. Goossen Artsz, de la (1585). 'Up huyden maendach S. Pauwli anno tachtentig vijffl ben die kerekmeesters nemptG van Kynderen, Henrick Goesi Thonis Versieyen, gerekenl by wesen van de pastoer Mr. Hen jè van Dael en Heer Reyner Scha pastoer tot Wanssum en HeerP Jassen, Capellaen en Goesseni Cuester etc. (28). In 1601 wori ook gesproken van Goossen cuester als de kerk hem betaalti Vermoedelijk is een van de t onderkoster geweest. Twee kos lijkt mij wel wat veel van het g AANVULLING 1. In het proces van Ti Kremers tegen Lysbeth Lang (1570, zie hiervoor) komt ook zekere Styn Verheyen opdraven beweert dat haar man Dei Verheyden die custerie Langanie had aangenomen en Thonis Kremers na afsterven haar man daarna over deze bew reep heeft geproduceerd. Haart had indertijd de reep van A Wynen gekocht. Deze Alert Wsi getuigt verderop, dat hij indertiji g het afsterven van de vader van echtgenote (Derick Verheyden) custery van Langany gepacht! Toen hij de custeryen verlaten! heeft hij de reep weer verkocht, zijn dus nog meer kosters en ono kosters geweest (30). 2. Sybert van Hoelum: In verklaart Sybert van Hoelum syne hooghen ouderdom', dat 'ondercuster' is geweest van custer Jan van de Boer, ten tijde Heer Vershueren (t), pastoor Venray, welke de vierde past is geweest vóór deze tegenwoon pastoor (Peter Verberckt). Alsn bij de zieken geroepen werd (bult dorps) dan werd men met paaii kar gehaald (31). De pastoor! geen eigen paard en kar, aldus 80-jarige. Wij hebben het even» hem nagecheckt. Als hij inderd 80 jaar is en Jan van de Boer it 1578 overleden, dan moet hij als jarige de koster al geholpen hebh Het is niet onmogelijk als men» dat ook de zonen van de scho meesters al op jeugdige leeftijd! vader in de klas hielpen (ond meester). De volgende keer komen wijt een mooi artikel over het testa® van Neesken Schoenmaeckers, dochter van Jan Schoenmaeckers Willemken N. uit 1554. Het te ment houdt tot ongeveer 1632 gemoederen in Venray bezig. Ook zullen wij een volgende op verzoek van enkele lezers,! overzicht publiceren van alle arti len en stukken, die de auteur in loop der tijden geschreven en ge bliceerd heeft. Als wij goed tel zitten wij zo ongeveer rond de publicaties. Nog een mooi Vent gezegde: Den zuukt de profiett enne hondsnaest'. Het geze wordt gebruikt als men iets repareren, dat het niet meer waai (d.w.z. dat de reparatie meer dan de waarde van het artikel). Opgedragen aan Lonneke Frans De voetnoten liggen bij de auteui (c)Louis Rutten 2001 Met dank aan Trudi en Anti (opmaak) en John van de Munck (foto's).

Peel en Maas | 2001 | | pagina 22