Die Custerye in de Grote
Kerk (15e en 16e eeuw)
PEEL EN MAAS
donderdag 10 mei 2001 - Pagir EL
In vrijwel alle kerken was vroe
ger een koster een onmisbaar per
soon zonder welke de eredienst in
het algemeen niet mogelijk was.
Door Louis Rutten.
Het woord koster is afgeleid van
het Latijnse woord 'Custos', dat
bewaker betekent. In het kerklatijn
komen wij ook wel eens het woord
'sacrista' tegen.
De koster was in eerste instantie
belast met de zorg voor het kerkge
bouw en de inventaris daarvan.
Daarnaast was hij verantwoordelijk
yoor de voorbereidingen en het
ordelijk verloop van de kerkdienst.
In concreto was hij belast met de
aanmaak van kaarsen (bijenwas), de
levering van het 'brood' en de wijn,
het halen van de heilige olie bij de
landsdeken, het aflezen van de
namen uit het jaargetijdenboek op
de preekstoel, het samen met de pas
toor visiteren van sommige graven,
maar ook het verzamelen van leien,
die van het dak van de kerk waren
afgewaaid. Omdat wij vermoeden
dat de werkzaamheden van zulk een
belangrijk dienaar in de kerk ergens
geregeld waren, zijn wij op zoek
gegaan naar zijn taakomschrijving.
Tot onze grote verrassing vonden
wij een document uit de 16e eeuw,
waarin zeer gedetailleerd zijn taak
omschreven werd (1). Aanleiding
tot deze taakomschrijving was de
aanstelling van een nieuwe koster.
Het is niet uitgesloten dat er proble
men met de vorige koster waren
geweest. In 1568 komen dan de
geestelijke en wereldlijke vertegen
woordigers bij elkaar om dienaan
gaande hun gedachten op papier te
zetten. Deze bijeenkomst wordt
afgesloten met de benoeming van de
nieuwe koster. In verkorte en enigs
zins aangepaste vorm willen wij u
van de inhoud van dit document
kennis laten nemen.
DE TAAKOMSCHRIJVING
'Voirwaerden geordent ende
gemackt opten sesten dach des
maents february in den jairen vieft-
hienhondert achtendsestich door de
Pastoer, gemeyne schepenen en
kerckmeisters tot Venraedt, belan
gende en betreffende die custery. De
custer oder pachter sal sich hal
den by den pastoer oock mytten
naburen in aller formen, voegen,
manyren articulen ende punckten
als volgt:
De custer sal sich halden by den
pastoer in de Vigiliën en helpen bij
het singen, waar hy loen af krygt.
De custer sail oick die graften (gra
ven) helpen visiteren mytten pas
toer, dair de custer testamentswys
van erkant is en wierdt. Vorts het
luyen des somers 's morgens toe
vier uren ende nae allre Heyligen 's
morgens toe seste half uren, alle nae
gelegenheyt. Voor het sluyten en het
opendoen van de kerck, die sleute
len toe verwaeren, nach en dach, dat
daer geen versyum durch geschiet.
De custer sail vorts luyen t'allen
tyden, als sich dat eyget (voordoet),
behoert ende gebruyck is. 'De custer
sail in de kercke sorgen vur wyn
Opvallend is, dat in Venray de kos
ter geen les geeft aan de Duytsche
Schol, maar een van de kapelaans of
ook wel eens professoren van de
Latijnse School (na 1653), die er
nog wat bij wilden verdienen. Ook
gecontracteerde leken kwamen voor
(Adam Holthuysen aus Köln). Een
mooi voorbeeld van een clericus
conjugatus vonden wij in het archief
van de pastorie van Sevenum (2).
Dankwij onze genealogische
naspeuringen kwamen wij in con
tact met pater Raets die nog
familie is van de Raetsen uit Venray
(de Clockert). Ik ruik nu nog de
muffe geur in de geopende kluis van
de pastorie. Maar wat daar uit kwam
was een verrukkelijk document, niet
alleen voor de geneaoloog van toen,
maar ook voor de historicus van nu.
Wij willen u ook deze keer weer
mee laten genieten van de oorspron
kelijke en door Pater Raets (t)
getranscribeerde tekst:
'JHS. IN nomine Domini Amen.
In het jaer ons Heren Cristi nae
Godts geboert duysent vyftienhon-
dert een en veertigh op onser Lieve
Vrouwen avent de geboert omtrynt
tussen tweeen en riryen uren nae
middaghe in tegenwoirdigheit des
weerden heiligen sacraments en de
Heren Jan Rutten, priester, in stalt
(in plaats) vande vicarius; Jan
Rutten, de coster der tyt (op dat
moment), Jan Scutten, 'Peter
Spijkermans, heeft Geryt Scutten
ende Alyt syne echte huysvrou
openbairlick hoen testament gema-
eckt, doen sy noch verstant hadden
ende hoers goets wael mechtig wae-
ren met hoeren eygenen bedacht,
wyl sy beiden syn gegaen op des
Herenstraet (openbare weg) Geryt
en Alyt selvige, aengemerckt hoer
krenckte (ziekte) ende hoer beyder
staet (enigszins ingekort en aange
past).
Uit andere bronnen, zoals de
zogenaamde Pouillés van het
Aartsdiakonaat Kempenland, weten
wij dat Jan Rutten een clericus con
jugatus was. Hij was dus getrouwd.
Uit deze Jan Rutten is later de fami
lienaam Custers in Sevenum ont
staan.
DE AANSTELLING VAN DE
KOSTER
De aanstelling van de koster was
niet overal dezelfde. Bij de directe
benoeming was meestal de pastoor
betrokken, al dan niet ondersteund
door de parochiegemeenschap. Bij
de indirecte benoeming, zoals in de
Grote Kerk het geval was, werd er
eerst van buiten de parochie een
voorstel gedaan.
Bij de benoeming van de pastoor
aan de Grote Kerk werd dit voorstel
gedaan door de Munsterabdij in
Roermond. Zij had dit voorrecht,
ook wel ius collatio genoemd,
gekregen van de Graaf van Gelre
(1224). In een tijd, waarin geestelij
ken ook wel eens in een harnas
rondliepen (Köln en Luik), was het
zaak dat men niet alleen met het
zwaard maar ook via het kruis
macht kon uitoefenen. Met dit voor
stel ging men naar de aartsdiaken, in
conjugatus. Blijkbaar was dit ambt
onderwerp van een proces of twist
geweest, want vlak achter het jaartal
staat: litigiosa, wat zoiets betekent
als omstreden of daar twist men nog
over. Deze Petrus van de Grebben is
daarbij ook nog vervanger van een
niet nader genoemde 'verpachter'.
25 Jaar later, in 1510 dus. wordt het
kostersambt waargenomen door
magister Conderberch. De afkorting
'abs' doet al het ergste vermoeden.
Hij is zelf afwezig en in dit geval
heeft hij het weer aan Petrus van
der Grebben overgegeven. Wat wij
hier zien gebeuren, is een zeer veel
voorkomen euvel uit die tijd inde
katholieke kerk. Degene, die er vol
gens de benoemingsbrief moet zijn,
is afwezig en het ambt wordt aan
een plaatsvervanger overgedaan
(verpacht). Terwijl de vergever
ergens ver weg een gemakkelijk
leventje leidt, zit de deservitor (de
eigenlijke bedienaar) aan het 'front'.
DE OPBRENGST
In 1485 bracht dit kostersambt,
naast andere onregelmatige inkom
sten, 30 malder rogge op. Dergelijke
inkomsten waren ook aan het bezit
van verschillende altaren in de kerk
verbonden. In de Grote Kerk waren
dat er op een gegeven moment wel
16. Dat moet toch wel een drukte
van belang zijn geweest, als aan die
altaren door verschillende geestelij
ken de verplichte mis wordt gedaan.
HET DERDE EN LAATSTE
JAARTAL IN DE POUILLES
(1566)
Achter het jaartal 1566 staat
geschreven, dat R. Joh. Langany het
ambt van koster bezit, maar dat hij
afwezig is en dat hij het overgedra
gen heeft aan Anthonius N., conju
gatus, dus geen clericus conjugatus,
een getrouwde leek dus.
Natuurlijk waren wij nieuwsgierig
wie achter de naam in Venray
schuilging. Omdat de drie in de
pouilee's genoemde jaartallen
(1485, 1510 en 1566) slechts
momentopnamen zijn geweest, heb
ben wij ook naarstig gezocht naar
tussenliggende kosters. Onze chro
nologische lijst komt er dan aldus
uit te zien:
DE CHRONOLOGISCHE LUST
VAN KOSTERS
I Petrus van de Grebben tussen
1485 en 1510(1513)
II Colyn Clinck tussen 1513-
1526. Wellicht met zijn zoon als
hulpkoster (veronderstelling)
III Carel Colynsz, ook wel Carel
Colyn genoemd, tussen 1526-1536.
Overleden 1541.
ende broet, soals, dat van alts
'gewoenlich is. De custer sail altyt,
nae alden gebruyck, nae kerstmis of
nae Daerthiennis (is de dertiende
dag na kerstmis, dus Driekoningen)
in de kerspel en het dorp omvaeren
en mit sich brengen ein vaetgen,
waarvan er 22 in een malder gaan,
gelyck als ein alt gebruyck is en in
verleden jaeren geweest is. En als
men hem idt grote vat wil meten
ende geven, dan hebben schepenen
ende kerckmeisters het goet toe
liden (goed vinden).
Nadat de nieuwe coster kennis
heeft genomen van deze voorwaar
den wordt hem daags daarna het
kerckengereeck (gerei) overhandigd
(hierover later meer).
DE STATUS VAN DE KOSTER
In de hiërarchie van de bediena
ren in de kerk kwam de koster op de
laagste plaats. Vele jonge mannen,
die voor het priesterambt gingen
leren, bleven op de eerste treden van.
hun opleiding (lagere wijdingen)
hangen en gingen tot de lagere gees
telijken behoren zoals de clericus
conjugatus (gehuwd geestelijke),
clericus viduus (geestelijke als
weduwnaar) of clericus bigamus
(geestelijke voor de tweede keer
getrouwd). Zo hoorde de koster,
zeker in de eerste tijden, tot de lage
re wijdingen en mocht dus het
gewijde 'gereeck' aanraken. Later
zien wij ook leken in zijn plaats
optreden. Op kleine plaatsen, zoals
Leunen, Merselo, Oostrum en
Castenray was de koster ook onder
wijzer aan 'de Duytsche Schol'
(Duytsch betekent hier volks, zoals
dat in het Wilhelmus zo dikwijls
verkeerd geïnterpreteerd wordt).
Eens woonde in hel huis voor de kerk Jan van der Gaet ±1540). Veel later
woonde er een koster Gerard Vermeulen (1826). Foto: Archief John v.d.
Munkchof.
ons geval van Kempenland, die net
als de andere aartsdiakens in Luik
resideerde rond de bisschop. Deze
kon het goed- of afkeuren (dat laat
ste gebeurde maar weinig). Later
nam de bisschop van Roermond dit
over (na herstel van de hiërarchie in
1553). Dit blijft zo tot aan de Franse
tijd.
Voor de benoeming van de koster
in Venray gold een zelfde soort
benoemingsrecht als voor de pas
toor, alleen hier had de graaf van
Gelre (later Hertog van Gelre) dit
voor zichzelf gehouden. Let wel, dit
gold alleen voor de Grote Kerk in
Venray. In de latere kapellen, zoals
Leunen, Merselo, Oostrum en
Castenray, mocht de pastoor van de
Grote Kerk dit zelf doen (weliswaar
in goed overleg).
Natuurlijk ging het niet overal,
zoals in Venray. In 's Gravenvoeren
werd bijvoorbeeld de koster demo
cratisch gekozen. En in Mesch werd
de koster gewoon door de pastoor
aangesteld. (3).
DE KOSTER IN VENRAY
Op zoek naar de 'eerste' koster in
Venray kwamen wij terecht bij de
zogenaamde 'Pouillés van het hier
voren genoemde Aartsdiaconaat
Kempenland, waartoe de parochie
Venray als onderdeel van het
Dekenaat Cuyck indertijd behoorde
(4) Onder de 'kop' Martricularia'
(kostersambt) vonden wij in 1485 de
'eerste' koster vermeld, namelijk
Petrus van der Grebben, clericus
Van deze Colin zijn we aardig
wat aan de weet gekomen. In 1533
wordt hij in de belastinglijsten van
de Rekenkamer van het Hertogdom
genoemd: Kaerlo, die keuster (5).
In 1533 schrijft pastoor Mr.
Henrick Winter in zijn prachtige
reeckenboeck in de hoedanigheid
van pastorale laatheer, ook wel
wedemsheer genoemd (6): 'Lenardt,
de Schoenmeeker ende Aleydis syne
huysfrau hebben gewonnen (in bezit
gekregen) den hofstatt, daer sy al in
woenen, myt de schuyr ende coel-
hoff en syn daarmee behand, gele
gen tussen Colin's hofstat en Johan
Borgers.
Daar heft de rector van het St.
Cruys altaer twee malder rogge van.
In dit geval wonen zij allemaal in de
tri angelHoenderstraat-Ei ndstraat-
Bonte Koestraat. In 1533 komen wij
de naam nog eens tegen, als Jenneke
Verheyden (de vrouw van N.
Verheyden en grootmoeder van de
kinderen van het gezin van Carel
Colin en Jenneke Verheyden, zoals
wij later na de dood van Carel Colin
zullen zien) sych hefft laten behan-
den aen eyn hoefstatt, die toe plach
te horen aen Sybert van Holtmeulen
en Heylwich syn huysfrau.
Dit is gebeurd in tegenwoordig
heid van Leonardus Schoenmeeker
en Gossewinus Wolters als Wemse
laten.
De hofstatt ys gelegen beneven
Gerard Noelleken's hofstatt aen dye
eyne syde en aen dye andere syde
den kerchof.
Daer heft der pastoer in 1/2 mal
der roggen endehoeme ende....
Thyns groet (niet ingevuld).
HET ONTSLAG VAN CAREL
COLYN
In 1536 benoemt hertog Karei van
Gelre zijn secretaris Johan Langeny
tot koster in Venray (7). Hij is als
collator het recalcitrante en wispelt
urige gedrag van de toenmalige
Venray se koster meer dan zat.
Waarom hij persoonlijk en niet de
aartsdiaken van Kempenland
ingrijpt is opmerkelijk. Blijkbaar
komt ook in dit geval hem het recht
van ontslag toe. Wie nu denkt, dat
de nieuw aangestelde koster in
Venray komt werken heeft het mis,
want bij de kerkelijke visitatie van
1566 blijktdat hij zich heeft laten
vervangen door Anthonius N.
(waarover later meer). Hoe kwam
Hertog Karei tot dit onslag:
HET BEWIJSMATERIAAL
Een van de grootste aanreikers
van het belastend bewijsmateriaal
was wel pastoor Mr. Winter 1526-
1553), zoals uit een verklaring van
hemzelf blijkt (8). Zo verklaart hij,
dat hij ongeveer gelijktijdig met
koster Carel Colyn in Venray begon
nen is. Al na enkele jaren bleek dat
er met hem geen land te bezeilen
was. Zo was de wijn, die de koster
weliswaar uit eigen zak moet beta
len, gewoonweg niet te drinken. Op
een gegeven moment had hij zelfs
het wijnkanneke voor de voeten van
de pastoor geworpen. Deze verkla
ring was van 1535, toen hij al negen
jaar in Venray was. Andere verkla
ringen, die vermoedelijk in hetzelf
de jaar zijn afgelegd door anderen,
liegen er ook niet om. Zo wist Johan
van der Gayt (1457-1545) te vertel
len, dat de koster 'uytsinnich' was
geworden, toen kapelaan Jan
Schoenmakers de koster er op geat
tendeerd had, dat hij op moest schie
ten, omdat Thomas Rongen bediend
moest worden.
En Goosen Koppens wist te ver
tellen, dat hij met Cairle (Carel)
voor de rechtbank had gestaan in
verband met een turfkwestie.
Gaerten Minten was volgens zijn
zeggen, met de koster op de vuist
gegaan. Hij had hem zelts met een
stoel uit het huis gejaagd, waarbij
Karei een blauw oog had opgelopen.
Deze verklaringen waren allemaal
afgelegd voor de Venrayse ding-
banck, misschien wel in het gebouw
waar Paul Franssen nu een gezellig
trefpunt maakt.
Om een en ander nog meer
gewicht te verlenen, komen Pauwels
Gruyter, Mr. Jacob van der Gaet,
Heer Hendrick van Veltum, Heer
Johan Voss en Heer Lambert
Driessen dit allemaal bevestigen. Ja,
en dan kun je als koster wel beter
inpakken! Rond 1541 moet hij
gestorven zijn.
GEVOLGEN VOOR HET
GEZIN (1541)
Als Carel Colin in 1541 overleden
is, is de grootmoeder van moeders
kant als voogd opgetreden voor de
kinderen, getuige het volgende stuk
(9):
'Op Dynsdach nae den heiligen
Paesdach op den Wiemhoff (pasto
rie), in thegenwoerdichheit van
Lenardt Schoenmeckers ende
Wilhelm Bystervelts, als laeten,
heeft Jenneke Verheyden, zijn aide
moer (grootmoeder) en momboir
(belangenbehartiger), zoals sy sach-
te, van seliger Carles Colyns kynde-
ren ergeyd en bekant vur my, pas
toer, woe dat Mychael Verheyden,
oer soen, betaelt en verlacht (voor
geschoten) heeft vur selige Carls
Scholt eyne summe van hondert
Hornsche gulden myn eenen (gul
den), zoal sy sachte. Daer aen heft
Jenneke, voorschreven, gevesticht
en behandt Michael over soen in
huys ende hoff, gelegen aen de ene
syde beneven Lenard Schoemeckers
hofstatt en aen dye andere syde dye
gemeyne strate (openbare weg). En
dat alles myt pastoers weten en wit
ten, wandt ick aen dat vurstaend erf
byn gevestigt ende behand in behoef
der vurstaende kinderen. Ende dit ys
geschiet om der vurstaende kynde-
ren schaedt ende hynder toe verhuy-
en, denn sy krygen die vorstaende
scholt nyet betaelt, want die schuld
eisers begosten mit recyht toe
spreecken ende de kynderen schade
toe doen.
MICHAEL VERHEYEN (1543)
Op saterdach altera Andree ys
erschenen op den Wemhoff (pasto
rie) Michael Verheyen, als een
gekoren momboir ende bloetsver-
want der kynderen seliger Caerle
Colin, coester toe Ray geweest,
ende Jenneke eheluden, des vursta
ende Michaels suster ende oeck
mede Jenneken Verheyden,
Michaels moeder ende Elsken
Verheyden syn suster ende oeck
Colin ende Peterken, der vurstaende
Carle en Jennekens kynderen, in bij-
wesen van Willem Bystervelts ende
Jacob Brouwers, als Wemsche laten,
heft Michael vurstaende bekant,
woe dat hij als een momber (voogd)
der vurstaende Carle seliger ende
Jennekens kynderen verkocht heeft
aan Elsken Verheyen, syner suster
myt consent en witten kennis)
van Jenneken Verheyden, oer moe
der, vurstaende hofstatt van seliger
Carle en Jenneke, gelegen beneven
Lenardt Schoenmeckers hofstatt aen
dy ene syde en dy andere syde voor-
hoefs schietende aen dye gemeyne
straet. So heft Michael vurstaende
als een momboir op dye hofstatt
vurstaende der beyer vurstaende
kynderen met handt halm en mondt
als recht ys verthegen (van de hand
gedaan) ende Carls vurstaende kyn
deren dair aff onterft ende Elsken
syn syuster vurstaende daer aen
geerft en oeck heft Michael vursta
ende myt dye vurstaende mundige
kynderen geloeft om dye andere
selige Carles onmundige kynderen,
als sy tot oeren jaren syndt geko
men. dat sy alsdan dal oeck bewilli
gen sullen ende bekennen ende vert
hegen als recht ys.
Hierna heeft Elsken vurstaende
bekent., dat sy schuldich ys van den
vurstaende koep Carls selige vursta
ende kynderen vyf en sestich
Gelrische ryders, daer sy aff geloeft
heft den vurstaende Carles kynderen
af te geven dye baete (rente) alle
jaers naevenand der vurstaende gul
den, gelick dat hyr to Roy eyn
gewonte ys. Ende sy heft de vurs-
tande kynderen daervur toe onder-
pandt gesat, dye hondert ende 35
Hornsche guldens, dye sye heft lig
gen in Holtmoelens huys ende hof
statt by den kerkhof gelegen aen dy
ene syde ende dye andere syde
Peeter Jassen en ook aan Heer
Lambert Driessens hofstatt (10).
NOCHMAALS MICHAEL
VERHEYDEN (1545)
OP Gunsdach post Andreee heft
Elsken Verheyden in thegenwor-
dichheit van Rem van Wel, Willem
Bystervelts ende Jacob Lauwers als
Wemsche laten quit gescholden aan
Michael Verheyden, oeren broeder,
van die geloeffenis van die hondert
en 25 Hornsche guldens, des heft
Michael vurstaende Elsken, syne
suster, weder toe onderpandt geset
twee erfmalder rogge, die hij gel
dende (tegoed) heeft uyt Greitken
Honts' huys ende hoff, die hy
gekochtt heft van Johan van dye
Gaet, als hy sachte, endevorts heft
Michael bekant, dat hem Peter
Baetkens betaelt heeft dye honderd
ende 25 Hornse guldens,naer ryder
gelt gerekent, dye toe onderpandt
stonden als vurstaend staet, daer
Elsken vurstaende, dat vurstaende
huys en hoff mit naderhand betaelt
heft, als sy sachte (11).
GOSWINUS COLIN, EEN
ANDERE ZOON VAN CAREL
COLIN
Anno 1547, die veneris post
festum Sancti Huberti Episcopus, is
erschenen op dem Wemshoff
Goeswinus Colin, filius quondam
Caroli Colin, custodis, in presenti-
bus van Peterus Baetkens en
Johannes Bemmelen als Laten et
recunciavit (deed afstand) mana,
calamo et ore sub domum et hortum
quem inhabitat Elsken Verheyden et
Venditione als Michael Verheyden
avunculum (oom) approbabit (goed
keurde) ratificavit (bekrachtigde) in
presentibus van vurstaende perso
nen (17).
ELSKEN VERHEYDEN 1552
Anno quingentesiemo secundo
(1552) die Vero Sabbate 22 mensis
septembris, constitutuata upgen
Wemhof, Elsgina (Elsken)
Verheyden, in presentia van
Wilhelmus Bystervelts en Nicolaus
Lauwerts, Laten, en heft verthegen
ende uytgegeven myt hand, halm en
mond oer huys, daer sy in woenet
ende den coelhof, gelick.woe dat bij
den anderen gelegen in behoef van
Frederich van Dael en Ietken van
Dael oer kynderen in beheltenis, dat
sy oer kynderen affleggen mach myt
een kan \Vyns in presentibus van
Theodorus Ploenis en Henricus
Francisci de kempis, clericus colo-
niensis ende Otto Henrius Ghelen
(13).
ELSKEN VERHEYEN (1569)
In ipso die laurentii heft Elsken
Verheyden ende hoir soen Frederich
upgedraegen ende overgegeven voor
gerichtsluyden, soals Six van
Vlodorp, Jan Engels en Herman
Remmen, scepenen toe Venray, hair
hofstatt ende huys, dair Elsken nu in
woont aen horen dochter Itken mil
Mathys Verheyen, behelte-
lyck dat Elsken haar leven lanek
woontocht heeft en heft Elsken dit
bewyslick voor Wemsche laeten,
Willem Bysterveld, Antonius
Kremers en Peter Nabben ende
Mathys Verheyden gewonnen.
Actum dusert vyfhonder negen en
sestich, die vurstaende (14).
GOOSEN CARLES TEGEN
ELSKEN VERHEYDEN 1569
Goswinus Carles (Clink) beweert
in een rechtszaak tegen Elsken
Verheyden, dat zij als voogd hem
Engelse hosen ende wamborst ende
ein paar hemden zou geven. Elsken
ontkent dit. Jan Engels en Peter
Omen als schepenen komen voor de
rechtbank vertellen, dat David Par
gehoord heeft, dat Goswinus mit
Frederick, Elsken Verheyden's zoon
en Itgen hoer dochter overeengeko
men is, dat zij aan Goosen hosen,
wambors ende ein hembl geven zou
den ende dat Elsken betaelen zou.
Geertgen Bemmelen komt getuigen
dat zij Elsken heeft horen zeggen,
dat sy Frederick en Itgen so liefheb
ben, dat sy dat Goosen geven solde.
Sitz, de bekende richterbode,
komt ook getuigen dat Elsken hem
dikwijls gevraagd heeft of hij tegen
Goossen zou willen zeggen, dat hij
haar met rust moet laten. Vonnis:
Goosen krijgt vóór Paeschen een
'nhie hembt en nog 1 ell flaechs
duecks' (15). In 1609 komen wij
nog een Lybeken Carles tegen als zij
optreedt als getuige in en proces
(16).
IV JACOB N.N. (1543-1560)
Door een twist tussen de kerk
meester enerzijds en de koster
anderzijds in 1544 kwam de naam
van de vierde koster tevoorschijn,
waarvan wij echter alleen de voor
naam zullen vernemen (17).
Wat is er aan de hand? De pastoor
en de koster zouden elk van het jaar
getijde van Geryt van dye Gheer en
zijn huysvrouw, van Smysken en
zijn huysvrouw en van Beelken, de
huysvrouw van Van Dyck, geld ont
vangen. Zo stond het opgeschreven
in het kerkeboek, in hel register en
in het missaal op het hoge altaar.
Daarin stond dat zij beiden in een
verhouding van 2 op 1 vijf
Hornische guldens zouden krijgen.
Maar zij hadden liever Arnemsche
guldens, omdat deze beter waren
dan de Hornsche.
Conflict over een reep
In 1570 had Tonis Kremet m
een conflict over de vergoedin
een touw voor de grote klok
Liesbeth Langeny, opvolgsu
rechtmatige vergeefster van
Venrayse Custery, die in Nijm
woont.
Het schijnt dat daar indi
afspraken over zijn gemaakt ei
een nieuw touw gedeeltelijk do
familie Langany vergoed word
kwestie dateert waarschijnlijk
uit zijn kosterperiode (25).
Jan de Boer heeft in deze at
ook nog getuigd, maar of het ti
die twee altijd geboterd heeft a
de vraag, gezien het proces uit
waarin Tonis Kremers Jan de
uitdaagt om nog eens vooi
gerecht te beweren, dat Tonis
kerch durch sinen ontrouwen
in die schaiden gecomen sy'.-
'sulchen upspraick wolde hij
liden en dulden voir twee dut
gold gulden' (26). Nou, dat is
akelig hoog bedrag.
Veel van het interieur uit de Grote Kerk moeten de kosters uit het ai
ook gekend hebben. Een uitzondering misschien voor de eerste koster
oude Romaanse kerk nog gekend kan hebben. Foto: Archief John
Munckhof.
Als oplossing werd gevonden, dat
Jacob N.N. 1/3 deel daarvan betaald
krijgt en Heer Henrich Winter van
Gelre 2/3 deel daarvan in golden
inckel Koerfosteren gulden.
De schepenen Dybel Bants, Jan
opgen Beeck en Jan Rijn als
kerkmeester hebben deze oplossing
ondertekend.
Uit het zogenaamde 'maenboeck'
van de kerk weten wij, dat Jacob
dye koster van 1543-1560 geld
geleend heeft van dye kerk: 'Jacob
dye koster 11 Hornse guldens (18).
Maar wie is Gaertgen dy koester die
van 1551 t/m 1555 ook genoemd
wordt bij het armengilde? Een
onderkoster (19) of van een
Venrayse kapel?
V THOENIS CREMERS
(1560-1566-1569)
'Gerekent mit Thoenis dye koester
anno LX op Sint Jans Baptist van
alle dingen', vermeldt het
Reekenboeck (A2) van de kerk (20).
Aanvankelijk moeten wij ons tevre
den stellen met de voornaam van
deze koster. Maar uit een proces van
1566 weten wij dat Thonis Kremers,
als koster, een aanklacht indient
tegen Jennis Verbeten overeen ver
schuldigd summer rogge (21). Deze
Kremers-familie is geen onbekende
in het Venrayse want generaties lang
exploiteren zij herberg de Roos in
de Hoenderstraat, ook wel
Meulenstraat genoemd omdat deze
straat eigenlijk naar de Bossche
molen liep. Ook deze koster moet de
custery van de familie Langany
gepacht hebben. In dit geval is het
Lisbeth Langany, de dochter van
Johannes Langany, zoals wij hierna
nog zullen zien (22).
In 1569 is er een kwestie over het
planten van wilgenbomen tussen de
koster Thoenis Cremers en Peter
van Loen. Peter van Loen beweert,
dat deze wilgenbomen tegen zijn
schuur staan en dat die daar weg
moeten. Thoenis Cremers denkt er
niet aan en zegt, dat ze daar vroeger
ook gestaan hebben. Peter van Loen
zegt dat hij een schuur mag zetten
op de Borggraaf Blijkbaar is de
Borggraaf op deze plek helemaal
dichtgevallen, want This Fyen merkt
in dezen op dat 'die Borgchgraef'
doen mail wider was dan sy nu is'
(23).
VI KOSTER JOHAN VAN DER
BOEYR (1569-15781)
Van hem hebben wij al een aan
stellingsmodel gezien van 1568 (zie
taakomschrijving). Deze taakom
schrijving wordt op 23-6-1569
gevolgd door de overdracht van het
kerkgereeck (gerei) 'Des andere
daechs op Sinte Johannes Dach heb
ben die kerck mei ster, hier naegespe-
cificiert, den Custer Johan van de
Boeyr, des mergens voer dye hoech-
missen inde gerwcamer (sacristie)
geleveit alssuck kerkengereeck, cle-
nodien der kerck toebehorend en
mil navolgende Borgen bevesticht:
'in den iersten, vieff guede kelcken
myt patenen, noch een coeperen
kelk mit pateen, noch ein voet van
een kelck mit pateen. TWee missae-
len, twee paar pullen, ein lavoir, ein
ketel, ein wieroecksvat, ein groet
wywatersvat, ein cleyn wywalerva-
etken, ein vigilieboek, noch enen
sil veren kelck voir St. Annen. Drie
handdoeken, noch ein ordinarium
ende ein postilla vastgemackt, noch
twee cymbalen met een stock, noch
twee caselen (kazuifels) van Heer
Henrich Winter (pastoor), die eine
myt een golde cruys, die ander myt
ein roet cruys (soms een schenking
van Herman van den Boshuysen?).
Ein ongebilde (zonder afbeelding)
fluwelen casell mit ein golde cruys
etc. etc. Als Borgen heeft de koster
gesteld: Péter Maes, Peter Ploenis
en Jacob Thoenis. Hierbij waren
Sitz van Vlodorp, richterbode, Jan
Engels, Herman Remmen (schepe
nen) en Peter Engels, Willemken
Kuppen en Willemken Deckers
(kerekmeesters) (24).
VII TWEE KOST
TEGEl r
1. Hendrik Petersz, coster,
Venroy (1584-1601). Als Het
Peelers, costre, voor het Veiu
gerecht in 1601 verschijnt, ben I
hij, dat hij 'die costerye omtra I
jaren bedient heft'. Dat zoue I
neerkomen dat hij in 1584 bega I
is (27). Achter deze Heni
Peeters gaat Henrick, Peter Na! 't
Alius, custos schuil, zoals hijii
DTB-boek bij de geboorte van
dochter genoemd wordt. In
volksmond wordt hij dus Heni
Peeters genoemd (1588).
2. Goossen Artsz, de la
(1585). 'Up huyden maendach
S. Pauwli anno tachtentig vijffl
ben die kerekmeesters nemptG
van Kynderen, Henrick Goesi
Thonis Versieyen, gerekenl
by wesen van de pastoer Mr. Hen jè
van Dael en Heer Reyner Scha
pastoer tot Wanssum en HeerP
Jassen, Capellaen en Goesseni
Cuester etc. (28). In 1601 wori
ook gesproken van Goossen
cuester als de kerk hem betaalti
Vermoedelijk is een van de t
onderkoster geweest. Twee kos
lijkt mij wel wat veel van het g
AANVULLING
1. In het proces van Ti
Kremers tegen Lysbeth Lang
(1570, zie hiervoor) komt ook
zekere Styn Verheyen opdraven
beweert dat haar man Dei
Verheyden die custerie
Langanie had aangenomen en
Thonis Kremers na afsterven
haar man daarna over deze bew
reep heeft geproduceerd. Haart
had indertijd de reep van A
Wynen gekocht. Deze Alert Wsi
getuigt verderop, dat hij indertiji g
het afsterven van de vader van
echtgenote (Derick Verheyden)
custery van Langany gepacht!
Toen hij de custeryen verlaten!
heeft hij de reep weer verkocht,
zijn dus nog meer kosters en ono
kosters geweest (30).
2. Sybert van Hoelum: In
verklaart Sybert van Hoelum
syne hooghen ouderdom', dat
'ondercuster' is geweest van
custer Jan van de Boer, ten tijde
Heer Vershueren (t), pastoor
Venray, welke de vierde past
is geweest vóór deze tegenwoon
pastoor (Peter Verberckt). Alsn
bij de zieken geroepen werd (bult
dorps) dan werd men met paaii
kar gehaald (31). De pastoor!
geen eigen paard en kar, aldus
80-jarige. Wij hebben het even»
hem nagecheckt. Als hij inderd
80 jaar is en Jan van de Boer it
1578 overleden, dan moet hij als
jarige de koster al geholpen hebh
Het is niet onmogelijk als men»
dat ook de zonen van de scho
meesters al op jeugdige leeftijd!
vader in de klas hielpen (ond
meester).
De volgende keer komen wijt
een mooi artikel over het testa®
van Neesken Schoenmaeckers,
dochter van Jan Schoenmaeckers
Willemken N. uit 1554. Het te
ment houdt tot ongeveer 1632
gemoederen in Venray bezig.
Ook zullen wij een volgende
op verzoek van enkele lezers,!
overzicht publiceren van alle arti
len en stukken, die de auteur in
loop der tijden geschreven en ge
bliceerd heeft. Als wij goed tel
zitten wij zo ongeveer rond de
publicaties. Nog een mooi Vent
gezegde: Den zuukt de profiett
enne hondsnaest'. Het geze
wordt gebruikt als men iets
repareren, dat het niet meer waai
(d.w.z. dat de reparatie meer
dan de waarde van het artikel).
Opgedragen aan Lonneke Frans
De voetnoten liggen bij de auteui
(c)Louis Rutten 2001
Met dank aan Trudi en Anti
(opmaak) en John van de Munck
(foto's).