Donderdag 13 oktober 1994 - Pagina ij ten omlaag op de kerk, het klooster Je ruzalem, de omringende huizen van de Hofstraat. Dat was het einde. Plotse ling klonk in een der kelders een angstig schorre stem: brand. Verstik kende brandlucht drong door tot in de kelders, een verschrikkelijke paniek ontstond. DE BRAND OP ZATERDAGAVOND In een zeer korte tijd breidde de brand zich naar alle kanten uit, de ge hele Hofstraat leek een vlammenzee en achter de kerk laaiden metershoge vlammen op van het brandend klooster Jeruzalem. Fel rood stond de toren daar, hoog oprijzend tussen twee vuur zeeën in, onder het loeien der vlammen klonken de ontploffingen der steeds weer aanvliegende granaten. En in deze brandende hel bevonden zich die honderden evacués in de kel ders van Jerusalem. In radeloze angst werden zij door het verzengende vuur de straat opgedreven, het granaatvuur in. Overal vuur, overal uitspattende projectielen. Akelig loeide het vee, dat losgebroken in wilde angst tussen de vluchtende menigte holde. Moesten wij dan alles verliezen, moest dan eerst iedereen omkomen in deze bevrijdingshei? Machteloos stond de mens tegenover dit medogenloze vernielingswerk van vuur en ontploffend ijzer. En om deze orgie van razernij en angst volledig te maken stonden Duitse filmreporters deze tonelen te verfilmen om de mens heid gedocumenteerde bewijzen te le veren van de onmenselijke wreedheid der geallieerden. Want zij hadden immers de kerk ge bombardeerd, zij waren de aanstich ters geweest van deze vuurzee. Hadden de Amerikanenzo ook niet het klooster van Monte Cassino vernietigd? Het is een verschrikkelijk schouwspel geweest, die avond; aan weerszijden van de kerk laaiden de vu ren omhoog, klonk het gegil van de angstig vluchtende kinderen en vrou wen, donderden brandend gloeiende balken en steenbrokken omlaag, alles vernietigend in hun val. Was dit een godsoordeel over Ven- ray, zoals eens de steden Sodoma en Gomorra verwoest werden? Was deze totale vernietiging dan de prijs om het geluk van een herwonnen vrijheid te kunnen smaken. Daar kwamen zij aan de evacués, die gevlucht waren uit het brandende Jeru salem, 't weinige dat zij vroeger had den gered nu in vlammen verloren. Hoor hun angstige roepen, zie hen voortrennen in wilde paniek over stuk ken steen en brandende balken. Zie hoe zij neervallen voor dekking tegen de granaten; sommige lopen zelfs door, zij horen de slagen niet meer, zij voelen de brandwonden niet, zij ken nen slechts een doel: weg, weg uit deze hel. Zie hoe daar in Jeruzalem in de vlammen de opgebaarde lijken van hen die in de afgelopen dagen sneuvelden, verschroeien tot vormeloze zwarte massa's. Maar ook nu had God zijn hand van Venray niet afgewend, want ston den daar de broeders van St. Servaas niet klaar om de vluchtelingen op te nemen, waren daar weer niet de onver- schrokkenen, die vuur en vernieling trotseerden en kinderen uit de bran dende ruines wegdroegen. Heeft O.L. Heer onze mensen op die vlucht onder granaten door niet beschermd, en kwa men allen tenslotte niet behouden aan in de ruime kelders van St. Servaas? O zeker, er is bij zoveel rampspoed zo veel genade geweest, zoveel bescher ming van Hem die alles leidt. Nadat allen in veiligheid waren ge bracht in Servaas waar de normale be volking van 1000 mensen ruim verdub beld was en allen in de kelders moesten worden ondergebracht, kon men aan blussen gaan denken. Het granaatvuur stierf langzaam uit en kon men met emmers water de gebouwen die nog niet door het vuur waren aangetast, nat houden. Zo werd eindelijk na lang en afmattende arbeid de grote brand „De tweede brand van Rooy" over meesterd. Het klooster Jerusalem brandde to taal af terwijl een groot gedeelte van de Hofstraat nog slechts blakende resten puin was. Dat was de grote verliespost van deze derde dag, die alles in ver schrikking had overtroffen. Zouden de Tommys nu erin geslaagd zijn de toe gang tot Venray te forceren? Wij in Venray in de kelders wisten het niet,maar zaterdags 's avonds om ,,De brand van Rooy" en „de puinhopen van Jerusalem" waren geijkte uitdrukkin gen toen Venray eindelijk bevrijd was. Gezicht "over de muur van Jerusalem" naar de hoek van de Raadhuisstraat-Stati onsweg; de huidige Burggraaf. 11.00 uur drongen Engelse Patrouilles door tot in de Grote straat zij vonden geen Duitsers in Venray. Op dat moment stond de hoofd macht tussen Overloon en Venray aan het riviertje, dat bij cafe Swinkels dwars over den weg loopt. Die middag was de beslissing om Venray gevallen, de Duitse Tigers waren verslagen, In de nacht van Zaterdag en zondag trokken de moffen met al hun zwaar pantser materiaal achter Venray (richting Oostrum-Wanssum) terug. DE DAG DER Z.G. BEVRIJDING Het was die zondag, alsof er een Godsvrede hing over het front, helder scheen de zon op de nog smeulende ruines, stilte, opvallende stilte heerste rondom. Geen Duitsers waren er meer te zien en ieder kreeg het gevoel eindelijk ver lost te zijn uit dit onmenselijk lijden. De vreugde werd algemeen toen de En gelse radio - er schenen toch mensen te zijn die de berichten konden horen - aankondigde, dat na uiterst hevige strijd Venray bevrijd was. Geen Duit ser en geen Engelsen, was dat nu de be vrijding. Inderdaad strategisch was Venray bevrijd, maar zij die dagenlang in deze hel geleefd hadden, snakten slechts naar de bevrijding. Het bericht van de BBC moet wel louter fantasie geweest zijn van een of andere oorlogscor respondent, die zijn collegas de loef wilde afsteken. Want plots vielen de granaten weer, en zij die een beetje moed gekregen hadden door het ver blijdende bericht, doken weer als ha zen de kelder in. Dus radio Oranje loog ook, ze had den ons ook voor de gek gehouden met hun bevrijding. Het scheelde niet veel of je had door grotere lef nog juist een granaat op je kop kunnen krijgen, dat alles te danken aan de BBC. Toch bleef het die zondag opmerkelijk kalm, af en toe granaten. Hoog in de heldere octo- berhemel cirkelden de Engelse verken ners boven St. Anna en het gebied rond de Grote Kerk. Wat was de be doeling zouden de typhoons weer ko men? Het bleek niet meer nodig, geen typhoon zou nog een raketbom op de kerk gooien? Het was mogelijk de bereikte „resul taten" van de vorige dag nog eens te bekijken: de Hofstraat uitgebrand, Eindstraat uitgebrand of vernietigd, Jeruzalem zwart geblakerde muren en verwrongen ijzer, De Grote Kerk, zwa re littekens, grote gaten in het toren- masief, een zijtoren weggeschoten, het orgel verpletterd door een raketbom, de gewelven boven het hoofdaltaar eveneens door een bom. In een der zijbeuken een groot gat waardoor een raketbom in de kerk was geschoten en daar een enorme ver woesting had aangericht. En over het gehele dorp daken zonder pannen, stukgeschoten gevels, straten bezaaid met puin. Onvermoeid werkte men door om de nog onder het puin bedolven slachtof fers te verlossen, hoop op leven bestond niet meer, maar het was de eerbied voor de dode vriend of buur. Op het Henseniusplein nog 5 mensen bedolven; in de Patersstraat nog 13. Twee huisgezinnen met evacues uit Overloon bij het bombardement van donderdag omgekomen. Eindelijk was men zover op zondagmiddag dat de kelder in de Patersstraat vrij was. Een voor een werden de slachtoffers, gestikt onder het puin, uitgegraven. Nooit zal ik die middag vergeten, er- waren twee brancards om de doden naar het kerkhof van het Paters- klooster te brengen; er werd daar een groot massagraf gegraven. Granaten begonnen weer te vallen, maar strompelend en struikelend over steenbrokken droegen vrijwilligers uit de buurt, hun droeve last naar het kerkhof. Wat bezielde deze dapperen, waarom waagden zij hun leven voor deze doden? Het was de genade, het was de eer bied voor de gevallen evenmens die hen bracht tot die ware edele grootheid, die een mens kan bereiken, die met de kracht van zijn geloof afgerekend heeft met de dood, die met hem om gaat als een kameraad. Ziet hoe zij af en toe, afgemat stil staan met hun zware last; omdat door deze mensen reeds veel van hun krachten gevergd is; maar dan gaat de droeve stoet weer voort, de gevallenen zullen een vredige rustplaats krijgen. Langzaam betrekt de lucht en een miezerige motregen dreinst uit een grauwe nevelmassa om laag. Daar aan het graf met de vele dier baren staan naast de priester, die het Requiescat in Pace uitspreekt drie mannen wezenloos,' de koude regen stroomt hen langs het gezicht. Zij voe len het niet, zij zien het niet, zij voelen niet de doorweekte grond als zij met de priester bij het graf van hun gevallen .moeder, vrouw kind of zusjes neer knielend de vijf onze Vaders en Wees gegroeten bidden. Ook zij die op de achtergrond staan, de vervuilde mannen die dagenlang groeven met hun zwarte baarden hun vermagerde gezichten, zij horen niet dat de granaten over hen heen vliegen of in de nabijheid ontploffen. De regen giet in stromen neer, langs hun kleren drijft het water, zij zijn verpletterd door dit gebeuren. En als de priester zegenend zijn handen uitstrekt over het graf, valt er een traan uit hun ogen, die toch reeds zo gewend waren aan het zien van de dood. Vroeg valt de duisternis in; de blijde stemming van de heldere morgen is verdwenen, met de somberheid van de regenmiddag is ook weer teruggekeerd het vuur naar de Engelsen trok, is het te danken dat de Engelsen hun vuur staakten. Tegen de avond was het St. Anna-gesticht in Engelse handen met de daaraan liggende gedeelten van de Overloonseweg. Intussen hadden de moffen zich in Venray ziende dat hun strijd verloren was ahn de laatste, meest onmenselijke schanddaad vergrepen: de totale ver nietiging van de eeuwenoude St. Petrus Banden kerk. Zes eeuwen lang beheerste deze mo numentale toren het wijde land in de vlakke Peel, zes eeuwen lang was hij het middelpunt geweest in het Lim burgse Peelland en met een donderen de slag veroorzaakt, door honderden kilo's dynamiet stortte dit cultuurmo nument ineen, werk van eeuwen her schapen in massale puinbrokken. Wij begrijpen het niet, staan nog perplex, wat zijn die Duitsers geweest? Waren zij nog mensen als wij? Wat heeft hen bezield. Een lasterlijke haat tegen de kerk? Woede over een verlo ren strijd, sadistische wraaklust? Wij weten het niet, het is voor ons een mysterie. Het schijnt dat de sa disten tot midden in de Grote straat de electrische ontstekingsleiding hadden gelegd en van daaruit omstreeks elf uur in de morgen hun oorlogsmisdaad ten uitvoer brachten. Geen burger wist van hun plannen en weer heeft God Venray beschermd doordat geen der omwo nende burgers onder het neerstortende puin van de kerk verpletterd werd. Het St. Annagesticht bevrijd, maar op het uiteinde van de oprijlaan ver schansten de Duitsers zich achter heg gen in tuinen en huizen op de Maashe- seweg. Zij zouden tot de laatste man standhouden. Ondertussen lag de ge hele dag het centrum onder granaat vuur; de avond kwam voor een deel onzer mensen met het gelukkige gevoel der vrijheid, in sommige kelders hing de geur van een Engelse sigaret, snoep ten kinderen van heerlijke chocolades, sliepen bevrijders naast bevrijden, en in een andere kelder bad men weer tot Maria voor 'n uiteindelijke verlossing, waaraan sommigen zelfs begonnen te wanhopen. Ja de gevoelens jegens onze bevrij ders - kon men nog spreken van bevrij ders - waren zo bitter geworden; wij hadden ons die bevrijding zogeheel an ders voorgesteld. Waarom hield dat vuren maar niet op; de Duitsers waren toch al lang weg. Was het soms opzet om ook de be vrijde landen totaal te vernietigen? Ze zijn zo natuurlijk en vergeeflijk, deze gedachten. In onze angst, dachten wij niet aan hen, onze dappere bondge noten, aan die jonge kerels, die in het open veld in hevig mortiervuur, voort moesten. Wij zagen niet hoe zij plotse ling uiteengereten werden door een Zelfs maanden later boden de puinhopen en de provisorisch gedichte daken en huizen een troosteloze aanblik. die angstige sfeer van moedeloosheid. Zal er dan nooit een einde komen, dit leven is niet meer te harden, het is een langzaam uitsterven van angst en ze- nuwbrekende gevaren. In de late avond hervatte de nevel werper zijn doordringende geloei en smakten Engelse granaten met een bit se knal neer. Venray lag weer in het front! HET NOORDELIJK DEEL BEVRIJD Waarschijnlijk is de betrekkelijke rust van de afgelopen zondag voor beide partijen noodzakelijk geweest om na de drie dagen van bloedige gevechten op adem te komen en de geleden verlie zen aan te vullen. Maar dan zal er vandaag maandag 16 October met nog grotere verbeten heid gevochten worden, want de direc te aanval der Engelsen op Venray zal vandaag plaats hebben. Het eerste grote object aan de noor delijk toegang van Venray is het ter rein van het St. Anna-gesticht. Ver moedelijk zullen de Jerrys die daar vandaan hun 88ers op de aanstormen de Tommys afschoten, daar een uitge breid net van verdediging bezitten in de tuinen en de gebouwen. De artillerie zal dus zo goed moge lijk de weg voorbereiden en om 6 uur in de morgen vallen de eerste 18 pon ders, van de 15.000 in drie uren op St. Anna en omgeving neer. Het is vreemd, maar Duitsers waren er prac- tisch geen meer op deze hoogte en aan de onverschrokken moed van een werkman van St. Anna, die met een brief van de Overste 's middags door shrapnell of een verradelijke mijn;. Wij zagen niet hoe zij voort moesten krui pen door de natte landen om zo zich te beschutten tegen het vijandelijk M.G. vuur. Wij zagen niet hoe hun handen van kou zich ineenwrongen en hoe dat gezicht van dier getroffen sol daat vaalgeel werd en tenslotte over ging in een wezenloos staren. Waarom trapten die kerels uit Engeland op een mijn voor ons, waarom lag daar die Australische boerenzoon met een opengereten buik in een sloot. Waarom kwam hij hier naar Venray om zijn leven te geven? Welk een verpletterende schuldige ereplicht hebben wij niet tegen al die gealieerde soldaten die allen in die da gen hun leven lieten voor ons. Ja wij voelden ons beschaamd over die bittere gevoelens, maar onze bevrijders, zij kenden reeds vanaf Normandië het vreselijke lot van de burgerbevolking in deze medogeloze strijd. Ja, ze zou den wel komen, mischien morgen al of overmorgen.... en de vreugde zou zo machtig, zo ontroerend zijn! De laatste dag voor de bevrijding brak aan, er was iets vreemds die mor gen, geen duikende Typhoons, geen granaten, maar wel het korte nijdige getak van mitrailleurs, het zwiepende fluiten van geweerkogels; het was op vallend rustig, vergeleken bij het ge dender der vorige dagen. Toch woedde de strijd op de Maas- hezerweg in alle felheid. Er werd ge vochten met handgranaten en blanke bajonet. Maar de Moffen weken slechts heel langzaam terug; tegen de middag vie len in het centrum tussen de Grote- en de Paterskerk weer granaten; de Engel sen slaagden er echter niet in zover door te dringen. Toen de avond viel, hadden zij de Stationsweg bereikt en stelden zij hun mijnenruimende tanks op om vroeg in de morgen de laatste aanval in te zet ten! Want zelfs dat vergaten de Moffen niet, toen zij dinsdag 's avonds in het donker het centrum van het dorp ont ruimden, enkel scherpschutters- snipers achterlatend; overal legden zij de verradelijke mijnen en booby-traps neer. Het was een vreemd gezicht; in het schemerdonker zagen wij de Duitsers geheimzinnig lopen met lange gele do- zen. Voorzichtig werden ze neer gelegd in de straatgoot, wat puin er overheen en de verradelijke val was klaar. Mijnen! Dus zij trokken terug de Moffen en onze bevrijders zouden nu spoedig ko men! Nagegaan werd waar de mijnen ge legd waren zodat direct de Tommys bij hun komst gewaarschuwd konden worden. Achteraf bleek dat praktisch overbodig was geweest want de Mof fen hadden ze in hun haast zo stom zichtbaar neergelegd dat ze weinig ge vaar opleverden. DE BEVRIJDING 18 OKTOBER 1944 Zeer vroeg in de morgen, tegen drie uur, zette, de Engelse artillerie, on dersteund met mortier en tankgeschut een laatste, maar verschrikkelijk vuur in, op het centrum van Venray. Uren lang duurde deze nachtelijke beschieting, zo dicht bij stonden de stukken geschut, dat slechts een kleine pauze lag tussen het schot en de inslag. Meter voor meter werd de strook tus sen Grote Kerk en eind Langstraat af gemaaid! Wiskundig zuiver, met onfeilbare re gelmaat, kwamen de voltreffers terug, om daarna weer even verder in te slaan! Het was de meest angstige nacht van den strijd, deze laatste uren vergden het uiterste! Boem! Weer een voltreffer, krakend hoorde je balken boven je omlaag stor ten, puinstof drong door in de duister nis van den kelder. Ineens een donderende slag, een he vige steekvlam, puin stort naar binnen, sterke, prikkelende kruitdamp dringt tot ons door. Een granaat sloeg in op het keldergat, maar gelukkig vingen de pakken geperst stro, die als dekking dienden, de slag op! Hoe lang moest dit nog duren? Waarom toch deze zinneloze vernie ling? Plots tegen zes uur, na vier uur van aanhoudend concentrisch vuur, hield het gedonder op, er viel een merkwaar dige stilte. In de kelders hoorde men stappen op straat, het was alsof langzaam mensen langs de muur slopen! Natuurlijk te rugtrekkende Moffen, die de laatste dagen altijd zich tegen de muur druk ken voor dekking. Er klonken gedempte stemmen van buiten, was het Duits? In de verte kwam een tank de straat afgerateld, de keldermuren schokken ervan. Steeds meer voetstappen klak ken over de straat, maar dat konden geen Moffen zijn. Naar buiten, dat zijn de Tommys!!! Daar trokken zij, de kerels met hun platte, komische helmen, met hun bruin uniform, hun zwarte, kleine stenguns, heel voorzichting sluipend langs de muur. Zij schenken geen aandacht aan ons, hun hele wezen was geconcentreerd op de onzichtbare vijand in die straat ver der, zij waren voorbereid op het schot van den verradelijke sniper. Op het Henseniusplein lag een En gelse mitrailleurpost, die de Henseni- usstraat en Patersstraat onder vuur hield. Wij liepen de straat over, onbe wust van het gevaar, want ze waren er! En daar kwamen zij aan, de kerels van Lancashire, van de Norfolks en de Suffolks, zij die ons bevrijd hadden. Met tranen in de ogen, diep ontroerd, drukken wij hem de hand, die eerste Tommy, de Rode Kruissoldaat Dick Stewart uit Newcastle. Alle spanning viel van je af en onder het roken van die eerste Engelse siga ret, voelde je je hopeloos moe. Daar zat hij nou tegenover je, jouw bevrijder, die eenvoudige, glimlachen de kerel, met zijn met groen versierde helm op, die je vroeg of „the battle bad" was geweest, die je vroeg naar de vrouwen en kinderen, of zij de ver schrikkingen goed doorstaan hadden; Op de Gasstraat slopen de eerste Engelse soldaten van huis tot buis om via de|/( Maasheseweg het centrum binnen komen. 1 i this teribbl er )i ot 'q fs De Dij „I am sorry for you, destruction". Waren dat die kerels, die ons dagen lang beschoten hadden, waren dez gulle, belangstellende Tommys dezelf den als de duivels, die de Atlantisch muur bij Normandië doorbroken had ei den? En zo na die eerste ogenblikken vai uitbundige vreugde, word je stil vai puur geluk en blijdschap. Alles is voor bij, wij zijn weer vrij! Is deze prijs te duur gekocht weest, doen de vernielingen je no pijn? Vind je het verlies van zoveel beken den, opwegen tegen het grote geluk, dat nu onze mensen deelachtig zijn ge worden? Zal nu een nieuwe toekomst voo ons beginnen, nu van ons afgevallen de druk van deze ongelukkige vier ja ren? Zullen wij nu in vrijheid weer allei samen, met dezelfde eenheid en liefd&,a voor elkaar, kunnen gaan bouwen aarpc de uiteindelijke herrijzenis, van wal hier als prijs van ons gekocht geluk tei ;e offer viel aan deze verschrikkelijke be vrijdingsstrijd? Zullen wij nu de handen in elkaai, slaan, om de gevolgen van dit samen- gedragen leed en van dit in ons allei harten geschreven lijden ook samen tewe ondergaan; zullen wij klaar blijvenslo staan wanneer de ander in nood is, wanneer zijn woning totaal kapot is er de onze niet? Zullen wij bereid blijken te zijn d< consequenties van deze strijd te drager doordat wij jaren hard zullen werker om uit deze puinen een nieuwe plaats te doen herrijzen? Maar boven alles zullei wij dat gevoel van saamho< righeid, dat begrip voor dc nood van den ander, dal wij in de afgelopen dager zo voor elkaar getoond hebben, met ons dragen, zullen wij dat in ons vast houden, nu dit geluk van vandaag een nieuwe toe-- komst opent? Zullen wij nu, na zoveel verloren te hebben, niet ontzaggelijke rijkdom men kunnen winnen? En hoe zal hel i zijn, als eenmaal deze volkerenstrijd ten einde is, als heel ons vaderland! v weer vrij is? j De opwindende ogenblikken der' i eerste ontmoeting met je bevrijders; blijven je bij voor heel je leven. Je d staat eenvoudig verpletterend door hetj zo gewoon aanvaarden van het telkens! terugkerende doodsgevaar. Want daar' komen zij weer de granaten, nu niet; 1 meer van onze vrienden, maar van de woedende Mof, die Venray onder vuur houdt. Rustig staan zij daar die Tommys, binnen schijnen ze niet veel angst te kennen. Valt een zware 88 mm granaat erg dicht bijdan trekken zij zich terug op de keldertrap. I Venray is omstreeks acht uur op en kele snipers na, geheel in Engelse han- den. Maar de zuidelijke en oostelijke, toegangswegen blijven onder Duits mi- t trailleurvuur liggen. e Steeds heviger wordt nu het zware; granaatvuur, reeds spoedig worden Engelse gewonden de huizen binnenge- j dragen. Ik weet het nog zo goed, Dick Ste- wart was bij ons, hij bracht een gewon de binnen, het gehele dijbeen door 'n zware scherf opengescheurd. Vaal-wit a lag hij daar, die Tommy, zachtjes hij- gend van pijn. De sigaret en de borrel wijn, die wij hem gaven deden hem merkbaar goed. Even de broek losge- P nipt, een snelverband op de wonde, de n brancard op de jeep geklemd, vijf uren v later lag deze zwaar gewonde onder ri zuivere lakens in een Engels hospitaal. 0 Hoe zorgden de Tommys niet voor rj onze gewonde burgers, hun eerste q vraag waar zij kwamen: wounded civi- lians? Hoe hebben zij niet gezorgd1 n voor die Rode Kruisjongen, die bij het helpen van een Engelse gewonde, door 1 granaatscherven getroffen werd? I

Peel en Maas | 1994 | | pagina 16