Waar lag Venray's oude Bonte Koey? (1578 - heden) fLfcL. CIX 1V1MMO Donderdag 4 augustus 1994 - Pagina 13 DE OVERGANG VAN DE BONTE KOEY NAAR HET ARMENGILDE Omdat nergens in de archieven gegevens te vinden zijn, die zulk een overgang aantonen, moeten wij zuiver speculatief te werk gaan. Er gens tussen 1582 en 1625 moet de Bonte Koey uit de belastinglijsten verdwenen zijn. Daarvoor kunnen twee mogelijke oorzaken aange voerd worden. Eerstens: de Bonte Koey verliest om een of andere reden zijn grond en hoeft daarom geen belasting meer te betalen, en verdwijnt dus uit de belastinglijsten. Dit kan bij voorbeeld gebeurd zijn door ver koop. Maar dat zou betekenen dat de Bonte Koey alleen op zich zelf zou zijn blijven voortbestaan, wat weer niet zo logisch is, tenzij men aanneemt dat de Bonte Koey niet meer exploitabel was. Opvallend is evenwel, dat de an dere herbergen zoals de Strael. de Swaen en de Roos niet in deze be lastinglijsten voorkomen, terwijl d^t toch herbergen van importantie zijn. De enige verklaring die wij hiervoor hebben kunnen vinden is, dat de eerste twee herbergen, bin nen de Borggraaf en vlakbij de Gro te Kerk gelegen, over geen eigen grond in strikte zin beschikten. Zo had de herberg de Swaen-op de markt wel een hoppenhof in ge bruik, welke lag tussen de klooster muur van Jerusalem en het kerk hof (binnen de Borggraaf). Deze hof was echter eigendom van de pas toor en maakte deel uit van het complex 'de Laethof. Deze hof wordt later ook wel eens de 'Swaen- sehof genoemd, waardoor deze ge makkelijk verwisseld wordt met. de Swaensehof boerderij) onder Leunen. Deze boerdery was eigen dom van het Armengilde en ge kocht van de familie Swaen uit Venlo. Zo kan ongeveer het uithangbord van de 'Bonte Koey' er uit hebben gezien. Herberg de Strael, eveneens op de markt gelegen, verkeerde in dezelf de positie en had een klein tuintje (hortus parvulus) van de pastoor in gebruik. Deze herberg de Strael viel dus evenals de Swaen binnen de be perkte jurisdictie van de Laethof, dat wil zeggen dat de pastoor inzake verkoop en hypotheek onder ande re zijn fiat moest geven. Bovendien moest men elk jaar een bepaald be drag of hoeveelheid rogge aan de pastoor geven. Deze Laethof- 'konstruktie' moet heel oud zijn en ergens aan het begin van Venray's geschiedenis zijn oorsprong heb ben. Daar wijst zijn centrale en aan eengesloten ligging rondom de Grote Kerk op. Zulk een konstruk- tie zou beslist in een later stadium van Venray's geschiedenis niet meer hebben kunnen ontstaan. Ook de herberg de Roos, gelegen in de Hoenderstraat ongeveer gren zend aan de tegenwoordige kapsa lon 'Suzanne', behoorde gedeelte lik tot de pastorale Laethof. Men zou hem met de andere twee ge noemde herbergen 'allodiaal' kun nen noemen, dat wil zeggen vrij van belasting. De Roos echter is maar half allodiaal en komt dus wel in de belastinglijsten voor, maar niet vóór 1600. De Roos is trouwens een herberg met veel drama's ge weest, en menige bezitter heeft moeten leven met de nodige ar resten beslagleggingen). Maar keren wij terug naar de Bonte Koey. Een andere mogelijk heid van de overgang van de Bonte Koey naar het Armengilde kan ook geweest zijn, dat de Bonte Koey in de periode van 1582 tot 1625 in handen is gekomen van het Ar mengilde. Het Armengilde. als een van de rijkste en grootste grondbe zitters, werd kollektief aangeslagen voor z(jn grondbezit en niet afzon derlijk van elk perceel. Daardoor zou de Bonte Koey met name uit de belastinglijsten verdwenen kunnen zijn. Nu is het ook weer niet zo lo gisch, dat het Armengilde zulk een herberg door aankoop verworven heeft om ze daarna als armenhuys te gaan exploiteren, tenzij dat de Bonte Koey als herberg niet meer te gebruiken was. Mogelijk is, dat de Bonte Koey tussen 1582 en 1625 in verval is geraakt, wat gezien de tijd somstandigheden heel reëel is. Tus sen 1572 en 1625 heeft het oorlogs geweld van de 80-jarige oorlog behoorlijk in Venray huisgehou den. Wij kunnen dat nalezen in een kroniek van het klooster Jerusalem uit die jaren. Meer dan eens waren plunderende troepen in het kloos ter en ook in Venray. Het toppunt van al deze gewelddaden was wel het jaar 1599. Volgens een rapport uit die tijd (nov. 1599) werden '53 ivoenhusen ende noch 167 schuren, schoppen en ander cleyn getimmer afgebrocken ende afgebrandt'. Het is niet uitgesloten, dat de Bonte Koey reeds in een vroeg sta dium van deze 80-jarige oorlog (1568-1648) aan deze plunderende en brandschattende soldaten ten offer is gevallen. Zulk een overna me is natuurlyk heel begrijpelijk, daar het armengilde juist in zulke benarde tijden te springen zat om woonruimte, gezien het groot aan tal armen, wezen en weduwen, die zulk een oorlog met zich mee brengt PLAGGEN OP DE BONTE KOEY Het is vanzelfsprekend, dat een huis zoals de Bonte Koey met een strooiendak het nodige onderhoud vergde. Alleen voorname gebou wen, zoals het raadhuis en de kerk hadden een leien dak. Zelfs de Duytsche Schol (lagere school), die op het kerkhof lag, had een dak van stro. Zo noteert de annenmeester in zijn rekenboeck: 'noch betaelt aan Jan Gerardts voer te decken op het gasthuys ende aen den oepper- man voer rossen te steecken en die op het gasthuys ende Bonte Koey la ten dragen'. Dat dit niet betekent: naar het gasthuys of de Bonte Koey brengen, maar op het dak dragen, blijkt wel uit een rekening van 1656, waar de penningmeester schrijft: 'Betaelt voor 3 carren vlaeggen (plaggen) om het gasthuys ende Bonte Coey meey toe voorsten'. Rossen oftewel plaggen hebben in deze streek altijd een belangrijke rol gespeeld. Enerzijds werden ze voor de bemesting gebruikt, ander zijds voor de bouw van plaggenhut ten en voor de versteviging van de borggraaf, zoals bleek bij de opgra vingen op het Wilhelminaplein (1993). Zo liet in 1571 Gerrit van Ni- megen, als rektor van het klooster Jerusalem, de borggraaf met rossen verstevigen, omdat de aangrenzen de bewoners, zoals Jan Rovers, de Schoolmeester, Jan Bemmelen, Jan Par en Jan Hermans de Sloetenma- ker. hun tuin vergrootten ten koste van de Borggraaf. In het midden van de borggraaf liet hij toen ste nen palen staan en werd door hem de afstand tot de kloostermuur op 7 voet gesteld. Detail van de 'kadasterkaart van 1727 met de markt en omgeving. Origineel Hauptstaatsarchiv Düs- seldorf. kaartno. 2829. Afm. 214x155cm. gekleurd. DE LAATSTE DAGEN VAN DE OUDE BONTE KOEY In 1867 stelt het algemeen Bur gerlijk Armenbestuur als opvolger van het Ellendige Gilde aan het ge meentebestuur voor. de Bonte Koey en enkele andere bezittingen te ver kopen, om met de opbrengst daar van de Armenhuizen (het Gasthuis) te kunnen renoveren en uitbrei den. De Bonte Koey wordt dan al dus beschreven: 'Een huls bestaande, uit twee iconingen. be kend bij het kadaster der gemeente Venray onder sectie C nr 2028 en 2029 groot tesamen 70-el met een tuin ook onder sectie C nr 852 giaot 8 roeden en 90-el, gewaardeerd, aan een verkoopwaarde van fL 650,-'. Jacob Nillis zat er in 1628 dan ook niet zover langs met zijn opga ve van 8Vz roei. Naast dit perceel wordt ook nog het armenhuis C 1140 met tuin C 2120 voor verkoop aangeboden (waarde fl. 300,-). Dit pand lag op de plaats, waar nu Rijwielhandel Jeu ken aan de Merseloseweg gelegen is. De eigenaar van dit pand wordt in 1869 Antoon van Aersen, schoenmaker en 'omroeper'. Van de Bonte Koey wordt de eer ste eigenaar Martinus Hubertus Jo- chems, van beroep machinist en woonachtig in de buurt van Valen ciennes (Noord-Frankrijk). Deze verkoopt het perceel in 1880 weer aan Peter van Aersen. Het Annen- bestuur ging overigens mede tot de ze verkoop over, omdat de te verkopen woningen gebrekkig en bouwvallig waren en voortdurend gerepareerd moesten worden. Bo vendien wilde men met de op brengst ervan de renovatie en uitbreiding van het Gasthuys finan cieren. WAAR HEEFT NU DE BONTE KOEY GELEGEN Vergelijkt men de eerste gegevens van het kadaster met die welke men tegen komt in perceelsbe schrijvingen van vóór 1800 dan valt direkt op, dat het kadaster veel exacter is en met perceelnummers werkt. Zou men de Bonte Koey rond 1700 moeten beschrijven, dan lag zy 'voorhoofds aen de gemeyne straet, enerzijds langs Geurt van Cuyck, anderzijds langs het land van de capelanie en achterwaerts uitschietende op 't land van Gisberl Rutten Een in het gemeentearchief van Venray zich bevindende kopie van een kaart uit 1727, welke in het Hauptstaatsarchiv in Düssel- dorf bewaard wordt, was bij het zoe ken naar de juiste lokatie van de oude Bonte Koey, eerder een belem mering dan een steun. Omdat het niet de opdracht was van de maker van deze kaart om het centrum van het dorp Venray nauwkeurig te te kenen. kloppen de onderlinge af standen van de verschillende percelen geenszins. Op grond van deze kaart zou men zelfs tot de kon- klusie kunnen komen, dat de Bon te Koey aan de Hoenderstraat gelegen was. Hetzelfde geldt ook voor de situatie rondom de Grote Kerk. Het kadaster echter omschrijft de Bonte Koey als het huis C 853 en de tuin C 852. Doordat het mogelijk is een link te leggen tussen deze twee geheel verschillende systemen van perceelsbeschrijvingen, kan men met behulp van onder andere het bevolkingsregister van 1812 (La Maison des Pauvres: de Bonte Koey). de gegevens van het kadaster en het archief van het algemeen burgelyk armenbestuur een lijn doortrekken naar 1994. Helaas, niets herinnerde meer aan de Bonte Koey: de Winkel van Sin kei had haar plaats ingenomen en was de laatste in de rij van eige naren. vanaf het Ellendige Gilde, Bureau do Bicnl'aiscance, de RK Ar men, Martien Jochims (de machi nist), Peter van Aersen. Jan van Aersen, Jolian Kusters (alle drie kleermakers) tot aan Martien Vol- lenberg (meubelmaker). Alhoewel de oude Bonte Koey er niet meer ligt. hangt er op de plaats waar zy vreoger gestaan heeft nog iets van de oude geest van hulpvaar digheid en dienstbaarheid. L.M. Rutten De nieuwe Bonte Koe in de Hoen derstraatmaar wel met een ande re sociale funktie. (foto-, Arthur Rutten) ln 1786 behoort de Bonte Koey, met de school in Oostrum, Leunen en Casten ray tot de 40 'slechte huy- se ofte hutte' van de 514 woningen die Venray toen telde. Rond 1822 moeten er pannen op de Bonte Koey liggen, want J. Ver beek dient een rekening in, by de armenmeester voor het 'poppen' van de pannen. Aan het 'stroydack' hebben vvy de mooie uitdrukking: 'den neuzen- druup' te danken. Eigenlijk moet dit zijn den 'ösendruup', zoals dat nog voorkomt in een aannemers- overeenkomst tussen Jan Pits en Gerard Brouwers en Hendric Pee- len in 1753, waarin de "buytenmuy- ren' zo ook onder 'de özen' moeten worden aangestopt. Het is boven dien een oud gebruik om de nage boorte tussen de buitenmuur en den özen te begraven. DE MUREN VAN DE BONTE KOEY De muren van de Bonte Koey moeten lange tyd van 'tuynvverk' geweest zyn: recht opstaande stok ken, die met tenen en twygen door vlochten waren en met. leem, al dan niet met koemest vermengd, be streken. In 1650 schrijft de armen meester in zyn rekenboek: 'Aen Jacob Vergeit betaeld van 3000 bleecke steen en 300 gebrande steen, die aen 't Gasthuys en de Bonte Coy gemetselt. syn tesamen 12 gld. en 18 stv.' De niet goed doorbakken steen heette blee(c)ker(t), bleek of bleik, naar de fletse kleur, 't Lijkt erop. dat het tuynwerk dan zyn langste tijd heeft gehad en door stenen wordt vervangen. Op de plaats van de oude Bonte Koe ligt nu de Winkel van Sinkel in de Bontekoestmat. (foto-, Arthur Rutten). Als Jan Buys, de stroydecker, in 1625 het oude stroydak, dat van de Bonté Koe was afgevallen, moest gaan ophalen, is hij beslist niet met zijn kar vóór de huidige Bonte Koe in de Hoenderstraat gestopt. En ook zal hem, als hy op het juiste adres is aangekomen, geen gezellige cafébaas begroet hebben, maar 'Peerken uyt de Bonte Koe', die daar vanwege het 'Ellendige Gil de' Armenzorg) ondergebracht was. Hoewel de naam 'Bonte Koe' niet verdwenen is, is de plaats en de be tekenis van dit gebouw jammerge- noeg in de vergetelheid geraakt. Ondanks het feit. dat er nog een 'Bonte Koe-straat' is, weet niemand meer waar het gebouw precies gele gen heeft. De meeste mensen den ken in dit verband aan bijvoorbeeld de witte huizen, die op de hoek van de Hoenderstraat en de Bontekoe straat gelegen zijn. Deze keuze is echter meer een kwestie van gevoel en wordt ook enigermate beïnvloed door de ouderdom van deze gebouwen. Voor ons was een en ander een reden om eens op onderzoek te gaan naar de juiste ligging en betekenis van de oude Bonte Koe (vroeger ook wel Bonte Koey genoemd en ge schreven). HET ELLENDIGE GILDE Armenzorg) Bij ons onderzoek naar de oor sprong van de Bonte Koey stelden wij al gauw vast, dat de Bonte Koe rond 1625 geen herberg was, zoals de 'Roos', de 'Strael' en de 'Swaen'. Integendeel, de Bonte Koe was een van de vele armenhuizen, die het 'Ellendige Gilde' (later ook wel Ar mengilde genoemd) onder haar hoede had. In zulke armenhuizen, die prak tisch in elke stad of dorp voorkwa men, werden armen, weduwen met kinderen, alleenstaanden en ook mensen met een besmettelyke ziekte ondergebracht. Ze werden daar door het armengilde onder houden, van eten en drinken voor zien en als het moest ook van brandstof (turl). Zelfs was er plaats voor passanten, zoals de arme Ierse pelgrims, die toevallig door Venray* trokken. Al deze armenhuizen zijn met na me bekend en als zodanig de ge schiedenis in gegaan: 'De Bonte Koey', 't Gasthuys (een verzameling van armenhuizen) 'en 't Blaeten- huys (ook wel Melaetsenhuys, Laza- rushuys of Blaetenkleppen ge noemd'). Het laatste was bedoeld voor mensen met een besmettelyke ziekte. In het begin van de 18de eeuw wordt het huis de Portang (in de buurt van de Hofstraat) ook even als annenhuis gebruik. Het Ellendige Gilde was van ouds her een kerkelijke instelling met een bijbelse opdracht: wees goed voor de armen, de weduwen en de wezen. In de loop der tijden kreeg het steeds meer een kerkelijk - we reldlijk karakter. De lopende zaken werden door drie armenmeesters (ook provisoren genoemd) waarge nomen, waarvan er in principe om de driejaar één aftrad. Aan het eind van het boekjaar werden de reke ningen in tegenwoordigheid van de pastoor van de parochie en een af vaardiging van de schepenbank 'af gehoord'. DE NAAM 'BONTE KOEY' Zo op het eerste gezicht is de naam 'De Bonte Koey' een vreemde benaming voor een armenhuis. Het zou dan ook beter bij een herberg gepast hebben, zoals dat vandaag de dag nog gebruikelijk is (Maastricht). Zou de Venrayse 'Bonte Koey' dan toch van oorsprong een herberg zijn geweest, die rond 1600 of later als armenhuis in het bezit is geko men van het Armengilde. Als gebouw bestond het al in 1625, want toen had het al een oud 'Stroydack'. Vóór 1625 komt de naam de Bonte Koey ook voor in de belastinglijsten van-1578 en 1582. 'DE BONTE KOEY' VROEGER EEN HERBERG? In de Venrayse archieven zijn tot nog toe geen vermeldingen door ons gevonden, waaruit direkt ge- konkludeerd kan worden, dat de Bonte Koey, voordat ze Armenhuis- je werd, een herberg is geweest. Toch zijn er enkele aanwijzingen, die een voorzichtige konklusie in die richting rechtvaardigen. Van de vele, in onze streek voor komende boerderijnamen, zoals de Stooter, de Ulft, de Mom, om er maar eens enkele te noemen, kan met met enig toponymisch inzicht nog wel een logische verklaring voor de naamgeving ervan vinden. Bij de naam de Bonte Koey kunnen wij ons echter moeilijk voorstellen, dat een boer uit die tijd zijn boerde rij zo genoemd zou hebben. Dat er een link moet zijn met het boerenleven is zonder meer duide lijk, maar welke? In het. niet meer zo moderne boek: 'Uithangteekens in verband met geschiedenis en volksleven be schouwd' van meester J. van Len- nep en J. ter Gouw wordt ook het uithangbord van de Bonte Koey be schreven. Zij beweren dat de Bonte Koey, op een houten bord geschil derd, dikwijls bij melkslijters hing. Op een uithangbord van 1723 is dan ook duidelijk te lezen: 'Komt vrij in, neemt hier de loop, hier is room en melk te koop' (zie af beelding). In zidk een herberg kon het niet- agrarisch gedeelte van de bevolking zijn melk en room betrekken. Mogelijk is ook, dat er naast deze melkhandel alcoholische dranken, zoals bier. foesel en gebrand water gesleten werden. Deze veronderstel ling is niet zo vreemd, als men be denkt. dat vlakbij deze herberg het huis 'de Brouwer' lag. Brouwerij en herberg hoorden vroegen altijd on afscheidelijk bij elkaar, zoals dat ook het geval was bij de herbergen de Swaen, de Roos en de Strael. Mathys Alaerts, die als eenvoudi ge Venrayse jongen opklom, tot het zeer gerespekteerde ambt van land- schryver, heeft hier waarschijnlijk tot aan zijn. dood jarenlang ge woond. De Bonte Koey zelf was toen al in handen van het Armengilde. DU BEL AS TIN G LI J STEN VAN 1574 EN 1582 Wie de eerdergenoemde be lastinglij sten ,-ook wel schatcedulen genoemd, van 1578 en 1582 aan dachtig bestudeert, zal al gauw vast stellen. dat ~*de Bonte Koey in vergelijking met andere belasting betalers maar weinig hoeft te beta len. Men zou zo daardoor geneigd zijn te veronderstellen, dat de Bon te Koey niet veel voorstelde. Men moet echter niet vergeten, dat deze belastinglijsten een soort grondbe lasting vermeldden en, daar de Bonte Koey slechts enkele roeyen bezat, kon de aanslag dan ook niet hoog zyn. Deze zogenaamde hof tuin) aan de Bonte Koey komt veelvuldig voor in de jaarrekenin gen van het Armengilde, hoewel hy niet tot haar bezit behoori. DE HOF AAN DE BONTE KOEY Aanvankelijk behoorde deze hof bij het perceel de Bonte Koey, zoals uit de belastinglijsten van 1578 en 1582 blykt. Rond 1625 is hy echter in handen van particulieren, want in 1628 geeft Jacob Nillis aan de landmeter op, dat hy 8V2 roei aan de Bonte Koey heeft liggen. Enkele jaren later is dat Peter Aerts. Hoe deze hof later in handen is gekomen van het St. Jacobsgilde weten wy niet. Jarenlang verhuurt het Gilde deze hof voor drie gulden en tien stuivers. Rond 1680 echter neemt het El lendige Gilde het innen van deze huur over en rekent dan later met het St. Jacobsgilde af. Zo schryft de penningmeester in zijn rekenboek: 'Marie Driessens moet jaarlijks ge ven 4 gulden en 10 stuivers wegens den hoff in de Bonte Koey, waarvan zij geniet eenen gulden voor medi cijnen voor de armen, facit 3 gul den en 10 stuivers'. Maar iets verderop schryft dezelf de penningmeester van het armen gilde: 'Ilum betaelt aan 't St Jacobsgilde wegens den hoff van de Bonte Koey. facit 3 gulden en 10 stuivers'. Marie Driessen heeft jarenlang deze hof van het armengilde gehuurd. Uit: Archief Museum Venray. Een mooie sfeertekening van Giel Kusters (t 1979). links de Bonte koestmat. Het perceel moet dan ongeveer vier stuivers belasting betalen, wat in vergelijking met andere percelen, zoals de boerderijen de Ulft en de Wüst heel weinig is. Deze mooie oude gevel (1743) mar keert nu de zuidelijke ingang van de Bontekoestmat. In 1682 woonde hier Herman de Wever, die van de 'schop' van Gerit de Br-uyn een huis had laten maken, (foto: Paul Fmnssen)

Peel en Maas | 1994 | | pagina 13