Wind- en watermolens binnen de gemeente Venray attni Kerk mmtm peel en maas Donderdag 2 maart - Pagina 7 In een voorafgaand artikel werden de St. Petrusmolen (1856) en de molen "Nooit Gedacht" (1867) te Merselo beschreven. In dit artikel worden de Catharinamolen (1893) te Leunen, de St. Antoniusmolen (1898) tussen Venray en Oostrum én de St. josephmolen (1904) te Heide bespro ken. In het begin van deze eeuw waren binnen de gemeente Venray nog elf molens in bedrijf: acht windmolens en drie watermolen. Thans resteren nog alleen de St. Petrusmolen, de molen "Nooit Gedacht" en de Rosmolen. Molens zijn karakteristieke ele menten in het landschap, die gelden als een "Wahrzeichen" van een bepaalde plaats; ook vormen ze een blijvende herinnering aan het verle den. Denkend aan het gezegde "In het verleden ligt het heden, in het heden de toekomst" kunnen we stellen, dat het behoud van nog bestaande windmolens een belang rijke zaak is, vooral ook omdat in Noord-Limburg - als gevolg van het oorlogsgeweld in 1944/45 - maar weinig windmolens zijn overgebleven in vergelijking mét de aangrenzende gebieden van Noord-Brabant en het Duitse Nederrijnse gebied. DE ST. CATHARINAMOLEN TE LEUNEN In 1893 vroeg de uit Noord-Bra bant afkomstige Peter Koonings aan het gemeentebestuur van Venray toestemming om aan de zuidzijde van Leunen een windgraanmolen te mogen bouwen; in september 1893 werd de molen in gebruik genomen, zoals blijkt uit een advertentie in Peel en Maas van 2 september 1893: "Ondergetekende, Uw Dw. Dienaar P.J. Koonings, molenaar te Leunen, bericht het geachte publiek van Venray en Omstreken, dat hij zijn nieuwen molen gereed heeft en het malen begonnen is. Op verlangen worden bestellingen door hem aan huis of aan het station afgehaald en terug bezorgd. Maalloon: aan huis afgehaald en terug bezorgd l/20e; aan de molen gebracht l/25e" De nieuwe molen was een beltmo len en ontving - naar de patrones van Leunen - de naam St. Catharina molen. Om niet alleen van de windkracht afhankelijk te zijn, werd in 1902 een petroleummotor aange schaft, die in een later stadium werd vervangen door een zuiggasmotor. Op 23 juli 1915 kwam molenaar Koonings door een bedrijfsongeval in zijn molen om het leven, maar het molenbedrijf werd door de familie Koonings voortgezet. VERWOESTING ST. CATHARINAMOLEN Leunen werd op 19 oktober 1944 bevrijd, maar omdat de opmars van de geallieerde troepen stagneerde, bleef Leunen in de frontlinie liggen en werd de Leunse bevolking op last van de Engelse legerleiding ge- evacueerd. Vanuit de richting Cas- tenray vuurde Duits geschut de nodige granaten af en ook de molen kreeg verschillende voltreffers. De St. Catharinamolen droeg onder de kap het opschrift: "Oost-West-Thuis- Best"; toen de familie Koonings tegen de jaarwisseling 1944/45 in Leunen terugkeerde restte van de molen slechts een ruïne. Duitse patrouilles, die 's nachts vanuit Castenray het bevrijde gebied wisten binnen te dringen, hadden - in de eerste helft van november - de molen met explosieven opgeblazen" Windmolens in oorlogstijd als uitkijkpost om de bewegingen van de tegenpartij te kunnen waarnemen. Op kaarten uit de 17de eeuw - doorgaans niet erg betrouwbaar - staan ook windmolens afgebeeld, o.a. op een kaart uit 1662 een windmolen te Geysteren, waarschijnlijk de voorlo per van de huidige Geysterse watermolen. Kaarten uit de 17de en 18de eeuw hadden vaak ook een militair doel en windmolens fungeer den ook toen als uitkijkposten.... DE ST. ANTONIUSMOLEN In 1893 vestigde Hendricus van Aarssen zich met zijn gezin in Venray en aanvankelijk was hij pachter van de Leunse molen aan de Molenhof weg. In 1897 kreeg hij van het gemeentebestuur van Venray toe stemming om een windmolen te bouwen aan de Stationsweg, halver wege tussen Venray en Oostrum. Evenals de andere na 1850 binnen de gemeente Venray gebouwde wind molens werd de nieuwe molen een beltmolen, bovenkruier; de molen kreeg de naam St. Antoniusmolen, omdat hij gelegen was op ruim 100 meter afstand van het St. Antonius- kapelletje. In 1908 werd een petrole ummotor aangeschaft die in 1927 vervangen werd door een elektro motor. Evenals de andere Venrayse wind molens bleef de St. Antoniusmolen in bedrijf tot in de tragische oktober maand van 1944; gedurende de ekonomisch krisis van de dertiger jaren ging het bepaalde molens niet voor de wind De molens bleven als windmolen in bedrijf, maar in het voorafgaande werd bij verschillende Venrayse windmolens reeds gesteld, dat - om te komen tot goede bedrijfsresultaten - vanaf circa 1900 een gas-, petroleum- of (in een later stadium) een elektro motor werd aangeschaft om niet uitsluitend van de windkracht afhan kelijk te zijn. Het is begrijpelijk, dat juist de overgang naar nieuwe energiebronnen sterk heeft bijgedra gen tot de achteruitgang van het aantal maalvaardige windmolens in ons land. De ondergang van de St. Antoni usmolen is door Leo van Aarssen in een dagboek beschreven (zie Peel en Maas van 10 december 1981). Op 16 oktober 1944 werd de St. Antonius molen met explosieven opgeblazen.... DE ST. JOSEPHMOLEN TE HEIDE Een bericht in Peel en Maas uit het begin van deze eeuw maakt melding van de plannen tot het bouwen van een coöperatieve windgraanmolen in de buurtschap Heide; een bericht in Peel en maas van 9 januari 1904 vermeldt o.a.: "Het gangwerk - assen en roeden - afkomstig van een molen te Tiel is bereids aangekocht en deze week al naar de aangewezen plaats aan de Heide vervoerd. De werk zaamheden zijn opgedragen aan de heren Jan Wijnhoven, molenmaker, en Gerard Poels, metselaar. Als men nagaat, dat hiermede het aantal graanmolens reeds stijgt tot 10, dan wordt duidelijk, dat de meeste voordelen van het molenaarsvak verkeken zijn. Met dit alles komen we tot de overtuiging, dat de coöperatie tegenwoordig ene schrikbarende macht is, welke op d'n duur de neringdoende middenstand met ver nietiging bedreigt" In februari 1904 werd door 19 inwoners van Heide een coöperatieve vereniging opgericht, onder de naam "Coöperatieve St. Joseph's Molen". In de statuten van de vereniging stond o.a. de bepaling, "dat het de leden op straffe en boete verboden was hun granen of vruchten elders te laten malen". Op 29 maart 1904 verleende het Venrayse gemeente bestuur toestemming tot de bouw van een molen te Heide, die reeds op 9 juli 1904 in gebruik werd genomen. De St. Josephmolen was een beltmolen met twee steenkoppels. Het maalwerk was afkomstig van een molen te Tiel, die aldaar op de Gasthuiswal stond en - na geruime tijd buiten gebruik te zijn geweest - in 1904/05 werd gesloopt. De wieken van de St. Josephmolen hadden een vlucht van 26 meter; de hoogte tot de kap (bovenkruier) was 14 meter en de hoogte van de belt bedroeg 3 meter. In 1933 maakte de molen nog uitsluitend gebruik van windkracht. SLOOP ST. JOSEPHMOLEN In 1935 werd de molen door de Coöperatie voor 5.000,-- verkocht aan de LLTB-afdeling Heide. In oktober 1944 bleef het lot, dat zo veel windmolens in Noord-Limburg trof - dat ze werden opgeblazen door terugtrekkende Duitse troepen of vernietigd door geallieerde artillerie beschietingen - de windmolen te Heide bespaard. Waarschijnlijk kon den Duitsers hun plannen om de molen met explosieven op te blazen, niet uitvoeren, doordat zij verrast werden door de snelheid van de opmars van de Engelse troepen. Een verslag van provinciale Water staat Limburg uit 1957 - 'n uitvoerige inventarisatie en weergave van de toenmalige toestand van de molen in Limburg - stelt, dat "de St. Josephmolen te Heide sedert 1946 buiten gebruik is, maar nog volledig bedrijfsvaardig. De molen heeft drie steenkoppels; de staat van onderhoud is onvoldoende, maar de landschap pelijke betekenis is groot. De molen verkeert in een staat van verval en de belt is gedeeltelijk afgegraven".... Men was overgegaan op elektrische bemaling in een naast de molen gelegen loods. "Rust roest" zegt een spreekwoord en dit geldt zeer zeker voor de windmolens, die niet meer of niet regelmatig in bedrijf zijn. Eind april 1954 werd op een leden vergadering van de LLTB-Heide besloten de molen te slopen: "Met pijn in het hart stemden 45 leden voor de afbraak; slechts drie leden waren tegen. Men vond dat een bedrag van 7.500,-- aan reparatie kosten door een kleine gemeenschap als Heide niet was op te brengen.... EEN VOORTBESTAAN ELDERS Pogingen van o.a. Monumenten zorg, de vereniging "de Hollandsche Molen" en de gemeente Venray om de molen St. Joseph alsnog te behouden - o.a. vanwege de land schappelijke waarde - liepen op niets uit. In het voorjaar van 1958 werd de St. Josephmolen gesloopt.... en de wieken en het drijfwerk kregen een goede bestemming bij de herbouw van de in de oorlog verwoeste molen "Nooit Gedacht" te Afferden. Het verschijnsel, dat delen van een elders gesloopte molen, op een andere plaats weer werden gebruikt, komt men bij verschillende windmolens in Limburg tegen. Opvallend is ook, dat rond de eeuwwisseling komplete molens of het maalwerk ervan in Holland of Gelderland voor weinig geld konden worden overgenomen en dan werden gebruikt bij herstel of bouw van Limburgse windmolen. Ook plaatselijke verdwenen wind molens kan men thans in bedrijfs- vaardige staat nog elders aantreffen: zo fungeert de verdwenen windmolen aan de Molenstraat te Venlo sinds 1937 als de "Janzona-molen" te Budel; de windmolen van Haelen werd in 1845 overgeplaatst naar Baexem, waar ze thans als de "Aurora-molen" een van de weinige resterende standaardmolens is, even als de standaardmolen te Beegden, die in 1856 van Heel werd overge plaatst naar Beegden.... DE MOLEN "NOOIT GEDACHT" TE MERSELO "De jaren vijftig waren goede jaren voor het molenaarsbedrijf, maar daarna kwam er de klad in en de tijd vereiste een moderne bedrijfs voering. In 1964 werd het ouder raderwerk uit de molen verwijderd en de vrijgekomen ruimte verbouwd tot een graansilo. Hierdoor bleef de molen "Nooit Gedacht" behouden Bijgaand schetskaartje is een sterk vereenvoudigde weergave van een deel van een kaart van Johan Blaeu van het Overkwartier van Gelre - waartoe het Land van Kessel behoorde - opgenomen in de door hem in 1662 uitgegeven "Atlas Maior". Het schetskaartje geeft alleen het gedeelte westelijk van de Maas weer en de linkerzijde geeft de richting van het noorden aan. Op het schetskaartje zijn de op de originele kaart ingetekende beken - o.a. de Loobeek en de Grote Molenbeek ingetekend én de op het origineel aangegeven watermolens (bij Wanssum en kasteel Makken) en windmolens bij Horst, Blitterswijk, Geysteren, Sambeek (S) en Boxmeer. Het aantal wind- en watermolens rond 1650 in het Land van Kessel was natuurlijk veel groter als op de kaart van Blaeu aangegeven; kaarten uit de periode vóór 1800 dient men met de grootste voorzichtigheid te hanteren, zowel wat de cartografische weergave betreft als de afgebeelde zaken. Terwille van de duidelijkheid zijn slechts een bepaald aantal dorpen op het schetskaartje ingetekend en werden de op het origineel aangege ven kastelen en kloosters niet overgenomen. De Peel vormde eeuwenlang een natuurlijke grens tussen het Land van Kessel en het Land van Cuyck enerzijds en Brabant anderzijds: "Een weeke moerassige streek lands, daar nauwelijks een mensch over gaan kan". Op kaarten van vóór 1800 staan tal van plaatsen als "Stad" Oppida) aangegeven, maar opvallend is, dat tussen Weert en Maaseik in het zuiden én Grave in het noorden in het gebied tussen de Peel (die zich in grote lijnen uitstrekte van Weert tot Oss) en de Maas geen enkele stad lag. Gedurende de achttiende eeuw stond een groot deel van Noord-Limburg met een aan grenzend deel van het Duitse gebied onder Pruisisch bestuur; binnen dit gebied golden Geldem, Straelen en Wachtendonk als steden, maar dorpen als Venray en Horst hadden toe aanmerkelijk meer inwoners dan genoemde steden!. ra r) ft/e e j/cctrj a/a. O Water no/e»J' h w/#t iyo/cy s ctor/>er, /ae<. Stevig in het zadel van zijn paard Rossinante gezeten, streed de dolende ridder Don Quichotte, samen met zijn knecht Sancho Pancha, in het verre La Mancha in Spanje tegen windmolens.... waarvan bijgaand een moderne versie. Men kan de vraag stellen of de pogingen, die bepaalde stichtingen en personen doen om bestaande windmolens maalvaardig te houden of weer bedrijfsvaardig te maken, ook niet vaak een strijd tegen windmolens is ran eep /aar/ ra rt At/ Crcr /~-ar t,cr ra^Jja/re raf /a/art Ar/aru. At/as /fa,er S/tcf/r Cep AyatrA/ aa^ /a/ c/oryoy omrytfOfy. a/s ytc/t. «4ryiptétAycóc Ae/ea, w>faS- ep tSa/erpa/rpS ^yree/e /cey.^ttaay/ cSt o* rre/c/e a/f*cret//'S. a/ree t*a/ e/c. e/or/e wee/_ soo ra rf Cty/cAra /ftssc/rc yeortySt a/s ra» cSrj? ^3.ra/a, tref Aof/.'r/aa/ a/ eft A a ar ,trye/<A tstSSem A Aae /f«, Aatrtm. AeAtf 'Aar/te/ tyaAAtf j-'Sam/te/ m 7""*/'*aarofat*r f en werden de zakelijke belangen van de molenaar veilig gesteld. Eind 1975 raakte - tijdens een storm - de rem van de vang van de molen los, waardoor de molenwieken op drift raakten en de as van de molen in brand vloog. Dit leidde tot de nodige beschadigingen en de molen raakte steeds verder in verval. Er werden plannen gemaakt om de molen voor een volledige ondergang te behoeden en om ze weer maalvaardig te maken. Ecn vrijwilligers ging aan de slag met de uitvoering van gemaakte plannen: de bijgebouwen van de molen werden gesloopt, waardoor het gehele mo lencomplex een fraaier aanzien heeft gekregen. In een volgende fase zal dan de molenkap en het kruiwerk worden vernieuwd, maar dat is een zaak van vaklieden. In de laatste fase zal het nieuwe maalwerk moeten worden aangebracht, waardoor de molen weer zal kunnen draaien. Als het ooit zo ver komt (maar het zal echt nog wel even duren) zou de molen zijn naam "NOOIT GE DACHT" alle eer aan doen".... aldus besluit W. Willemsen een artikel over de molen "Nooit Gedacht" in Peel en Maas van 8 juni 1984. (Naar gegevens van Ben Kruysen.) Reeds enkele weken besteden wij op deze plaats aandacht aan de schatten van de Grote Kerk. Hiermee beogen wij een tweeledig doel: a. bij de inwoners van Venray interesse kweken voor de Grote Kerk ;n b. bekendheid geven aan nog niet eerder gepubliceerde, onbekende ge gevens, die Ben Kruysen heeft verzameld. Vandaag en volgende week bedie nen we ons evenwel van gegevens, welke Ben Kruysen in het Jaarboek 1989 (VIII) van de Geschied- en Oudheidkundige Kring Venray en omgeving heeft gepubliceerd over de verdwenen grafkelder in de Grote Kerk. Vóór het, in het vorige artikel beschreven, hoofdaltaar bevond zich onder het priesterkoor een grafkel der. Hoewel niet direkt een schat van de Grote Kerk, menen wij toch hieraan niet te moeten voorbijgaan. Het priesterkoor is in de kerk nl. een belangrijke centrale plaats. Gijsbert van der Gaet, de bouwheer van de kerk, wilde vóór het hoofdaltaar in het priesterkoor begraven worden. De adellijk familie van het kasteel Macken bij Vierlingsbeek, had het voorrecht in de grafkelder van de Grote Kerk van Venray te worden, bijgezet. Van deze grafkelder was vrijwel niets bekend, maar dankzij zijn speurzin, is het Ben Kruysen toch gelukt om het een en ander te achter halen, om in deze rubriek vast te leggen voor nu en later. "De adellijke familie Van Macken had haren grafkelder in de parochie kerk, en wel vóór het koor, middellijk voor het hooge altaar; in den selven zijn verscheidene Heeren en Freules begraven en bij gelegen heid der lijkdiensten alleen, werden de wapens of schilden ten tijde van 30 of 60 dagen opgehangen". Aldus schreef in 1867 de Venrayse pastoor H.W.H. van Haeff in zijn "Ge schiedkundige Aanteekeningen". Het is echter belangrijk, dat men een onderscheid maakt tussen de begrippen "crypte" en "grafkelder". DE CRYPTE Het ontstaan van de crypte hangt samen met de heiligenverering. Toen in Rome de gebeenten van martelaren vanuit de catacomben werden over gebracht naar kerken binnen de stadsmuren, bouwde men onder het koor van die kerken kleine ruimten. Trappen en gangen gaven toegang, zodat min of meer een situatie Het priesterkoor van de Grote Kerk met het hoofdaltaar dat in 1895 werd ingewijd en verwoest inl944. Onder dit priesterkoor bevond zich de grafkelder van de bewoners van het kasteel Makken. De ingang was in het midden van de trappen (tussen de twee op de foto zichtbare roosters). ontstond, die te vergelijken is met die van de catacomben. Toen de heiligencultus zich verder ontwikkelde, was er meer plaats nodig. Er ontstonden onderaardse kapellen, ieder met hun eigen altaar. Deze crypten, ook wel "krochten" genoemd, zijn veel te vinden waar de Lombardische invloed zich heeft laten gelden. Vandaar ook de rijkdom aan crypten in het Maas gebied, zoals b.v. de centrale ruimte onder de Sint Servaaskerk in Maastricht. Op deze plek werd in 384 na Christus Servatius bijgezet. Ook de voormalige abdijkerk van Rolduc bezit een crypte, die zonder twijfel tot een van de mooiste van het gehele Maasdal behoort. Deze crypte vormt het oudste gedeelte van de kerk en werd in 1108 ingezegend. De kapitelen zijn van beeldhouwwerk voorzien. In het midden van de ruimte staat de graftombe van de stichter van Rolduc, Ailbertus uit Antoing bij Doornik. Ook in de voormalige abdijkerk van Thorn is een crypte, die qua stijl verwant is aan die van de O.L. Vrouwekerk in Maastricht. De crypte bevat het graf van de H. Hilsondis en waarschijnlijk ook van de eerste abdis, haar dochter Benedicta. De crypte van Susteren in de voormalige abdijkerk - toegewijd aan St. Salvator - is vermaard door zijn half bovengrondse bouw, een zg. pseudo- crypte, die buiten de muren van de kerk is gebouwd (zie foto). GRAFKELDER In de middeleeuwen kwam steeds meer het gebruik in zwang de doden in de veelal ruime kerkgebouwen bij te zetten. Zo werd de kerk - uitzonderingen daargelaten - een Crypte van de St. Salvatorkerk te Susteren. algemene begraafplaats. Dit leidde tot bepaalde gebruiken betreffende de indeling. Mensen van adel en geestelijken werden bijgezet op het priesterkoor, al dan niet in een grafkelder. De notabelen werdén begraven in de midden- en zijbeuken, terwijl de "smalle gemeente" niet in de kerk, maar op een plaats builen de kerk werd begraven. Vrij vroeg werden de kerken van plaveisel voorzien, oorspronkelijk in de vorm van kleine stenen (tegels) later in stukken steen van groter formaat. Op dit plaveisel lieten de eigenaren van het graf dé naam van de overledene, zijn huismerk of een wapen aanbrengen. Zo groeiden in later eeuwen grafzerken uit tot echte monumenten. (wordt vervolgd)

Peel en Maas | 1989 | | pagina 7